I. Het begin
‘Als je oprichter bent, blijft het je kindje’, zegt Ben van Noort, een van stichters van Algemene Leidse Studentenvereniging Quintus, in 1979. ‘Ik zat bij Augustinus, een schizofrene vereniging op dat moment. Er waren twee kampen: een groepje dat chocomelk dronk, op geitenwollen sokken rondliep en lang haar had – dat had ik overigens ook – en een groepje dat een studentenvereniging wilde handhaven.’
Een brand in het pand bij Augustinus in januari 1978 gaf het extra zetje. ‘Er gingen stemmen op van: dit wordt nooit meer wat. Bestuurders van de Plaatselijke Kamer van Verenigingen (PKVV) zeiden: “De verenigingen zitten vol.” Maar in augustus had ik genoeg mensen bij elkaar: er kwamen in de El Cid 250 leden bij. Dat was wel even schrikken, dat een nieuwe vereniging gelijk zoveel nieuwe leden kon trekken hadden we niet verwacht.
‘Augustinus was destijds los zand, met clubjes die snel uit elkaar vielen. Mijn dispuut bij Quintus, Olympus, bestaat al 45 jaar, daar heb ik vrienden voor het leven. Het bestuur en de vereniging wisselen ieder jaar. Stabiliteit moet komen door structuren die langer blijven zitten. Denk aan besturen voor het gebouw, reünisten, goede doelen. Continuïteit krijg je niet met studenten. Daarvoor, maar ook voor toezicht, moet je een goede geleding hebben van oudere mensen, jongere mensen en studenten.’
Ieder jaar komen de nieuwe besturen bij Van Noort langs in zijn huis in Ermelo, voor kennismaking, ‘een beetje snuffelen’, en het doorspreken van het beleid.
Ook voorzitters uit latere jaren voelen de verbinding met de vereniging nog steeds. ‘Met mijn bestuur gaan we nog steeds elk jaar samen een weekend weg’, vertelt Nienke de Wit, voorzitter in 1990-’91. ‘Ik heb in onze groepsapp gevraagd waar ik het in dit interview over moet hebben.’
Marcelle Breemans, voorzitter in 2004-’05, deed precies hetzelfde. ‘We spreken elkaar nog regelmatig, het voelt als gisteren maar het is al twintig jaar geleden. Toen ik begon met studeren was de gulden er nog. Er waren nog geen sociale media. Het adres en vaste telefoonnummer van je huis stonden in de almanak, echt andere tijden.’
II. De ontgroening
‘Je moet goed evalueren hoe dingen gaan en van je fouten leren’, zegt Van Noort doelend op het afschaffen van de verenigingsbrede ontgroening in 2001 die werd vervangen door een mildere kennismakingstijd (KMT). Daarmee was Quintus een koploper onder studentenverenigingen. ‘De interactie tussen commissie en leden: dat moet een spel zijn. Het mag best af en toe zuur zijn, maar het moet een spel blijven. Dat gaat fout bij verenigingen, als mensen niet meer weten dat er een spel gespeeld moet worden. Wij dachten, dit is fout: studenten hebben dat niet door.’
De Wit: ‘Je merkte dat er maatschappelijke weerstand kwam. Het is goed dat het een andere vorm heeft gekregen. Ik heb prima herinneringen aan de ontgroeningsperiode met een week werken in de bollenvelden. Ja, het was fysiek zwaar: je slaapt weinig, bent moe, vies en stinkt. Maar er zat heel veel humor in de periode. Het idee zelf vind ik een heel prima insteek. Het gaat om grenzen en om jezelf leren kennen: wie ben ik? Wat doe ik in een groep? Het heeft echt een functie. Maar ik denk dat het gaandeweg harder en fysieker werd. Dat is het moment geweest om te reflecteren: wat is ook alweer de bedoeling van ontgroening?’
Breemans: ‘Ik werd lid in 2001, het eerste jaar na die omslag. Je wil voorkomen dat iedereen alleen maar in zijn dispuut dingen onderneemt. Daar is die KMT voor: kennismaken met de hele vereniging. Disputen hebben ook een KMT, als vereniging draag je daar ook de verantwoordelijkheid voor. Als bestuur voerden we gesprekken met disputen en lieten ze convenanten ondertekenen: weet dat je dit onder de vlag van Quintus doet.’
Stijn van den Wijngaard, voorzitter in 2012-’13: ‘Er is een jaarlijkse bijeenkomst waarin wordt gepraat over wat er kan als je zo’n initiatieritueel organiseert als dispuut. Ik was daar een paar jaar geleden, en dan zie je toch dat daar op een veel volwassener en veel opener manier over wordt gepraat dan in mijn tijd. De vereniging heeft echt een zelfreinigend vermogen.’
III. De mores
Dat Quintus relatief jong is vergeleken met de andere vier grote studentenverenigingen voorkomt verstarring, vermoedt De Wit. ‘Historie heeft veel te bieden, maar het kan je ook beperken. Wendbaarheid zit in het Quintus-DNA. Er waren geen mores die dingen in de weg stonden. Geen paradigma’s die belemmeringen opwierpen. Het gevaar bij 45 jaar oud is dat dat wel komt, maar dat gevoel heb ik niet.’
De Wit was in 1991 de derde vrouwelijke voorzitter van de vereniging. ‘Binnen Quintus was het niet zo’n ding, maar extern werd er gek tegenaan gekeken. Ik heb zelfs een weddenschap afgesloten met de voorzitter van Laurentius Rotterdam, over wanneer zij de eerste vrouwelijke voorzitter zouden krijgen: ik zei voor 2006 en hij daarna. Het werd uiteindelijk 2010.’
Inmiddels telt de vereniging 31 disputen en zo’n 1700 leden. De Wit: ‘Je komt als jongerejaars in een dispuut met ouderejaars die je meevoeren. Niet met het idee: ik ben ouder, dus ik heb gelijk. Je zit niet in de sfeer dat je naar beneden gaat “trappen”. Elk dispuut heeft een eigen identiteit, gewoontes, rituelen, kleding. Het zorgt voor kleurrijke borrelavonden: grijs jasje met oranje mouw, rode broek, gele broek, zwart jasje, blauw jasje. Pluriformiteit is belangrijk.’
Huidig voorzitter (2023-'24) Jornt Kroes: ‘Er is echt een identiteit waaraan je je verbindt. Maar die komen toch minstens een keer per week samen om zich als één vereniging te uiten.’
De Wit: ‘Het feit dat het doorgaat, dat vind ik fantastisch. Mijn dispuut heeft echt een eigen DNA. Ik zie daar dezelfde meisjes als 35 jaar geleden.’
Breemans: ‘De sfeer was heel ongedwongen en gezellig. Er waren zeker wel mores. In de KMT werd mij bijgebracht: niet met je rug naar de bar staan, want dan krijg je water in je nek; zoenen in de sociëteit doe je ook niet.’
IV. De feesten
Van den Wijngaard: ‘Donderdag om acht uur of om half negen sta je met, in mijn geval, veertig gasten bij elkaar met een biertje om het eens even goed met elkaar te hebben over hoe de zaak ervoor staat: hoe de week er ook uitziet, of ik mijn tentamen heb gehaald of niet. Op donderdagavond word ik daar verwacht en dan is daar dat warme bad waar ik zoveel lol uit haal. Als ik nu terugkijk op die tijd is dat het mooiste wat er overblijft.’
Breemans: ‘Je moest wel je punten halen, maar kon ook best tot zes uur op de borrel staan. Roken op de sociëteit kon nog, dat deden we dan ook overvloedig.’
De Wit: ‘Ik heb weinig feesten gemist. Tussen twee en vier uur ’s nachts: dat waren de gouden uren. De meesten gingen rond tweeën naar huis, degenen die het echt gezellig vonden bleven. Na vier uur had je alleen nog maar kansloze gesprekken.’
Kroes: ‘Dat de kern hetzelfde blijft, moeten we echt koesteren. Daar mogen we trots op zijn. En natuurlijk zijn er dingen veranderd: iedereen heeft een telefoon op zak, mensen studeren korter. Vroeger was het eerder regel dan uitzondering om zeven jaar over je studie te doen.
‘Vroeger waren er meerdere commissies waarin je maanden enkel bezig was met het organiseren van een evenement. Als vereniging moet je daar ook niet blind voor zijn. Dan moet je ook meegaan met de tijd. Als het betekent dat mensen hun studie eerder afronden, dat je evenementen op een andere manier gaat organiseren, zodat dat naast elkaar kan bestaan.’
Van den Wijngaard: ‘Zoals binnen de vereniging de geschiedenis zich herhaalt, gebeurt dat ook in de politiek. Die langstudeerboete die in het hoofdlijnenakkoord staat, is in mijn tijd ook al eens ingevoerd. Toen dachten we allemaal: dit wordt het einde van de vereniging. Maar je ziet dat de kern toch blijft bestaan, en dat het studentenleven zich vormt naar wat er wel kan.’
Het lustrum van Quintus wordt gevierd van 13 tot 24 juli. Kroes: ‘Ik ben eigenlijk heel trots om te zeggen dat het gelukt is om het alleen met leden te organiseren. Dat is best uniek ten opzichte van andere verenigingen die meer uitbesteden aan bedrijven.’ De lustrumcommissie werkt sinds een half jaar fulltime aan de organisatie van het evenement, en dat betekent voor de meesten een tussenjaar.’
Wiesje Jaeger, pr-coördinator: ‘Het lustrumterrein bevindt zich op de voetbalvelden bij Dokos. Het is helemaal ingericht naar wat wij leuk vinden. Een hoofdpodium en een wat kleiner podium. Er zijn food stands en bars met lekkere drankjes. Wij hebben een dispuutsplek, waar disputen een eigen manifestatie kunnen organiseren, zoals een watergevecht in een doolhof.’ Er is ook een huizendag, voor huisgenoten van leden, een VVV-dag, voor vrienden van vroeger, en een competitiedag: daar nemen de disputen het tegen elkaar op.
’s Avonds verplaatsen de festiviteiten zich naar het binnenterrein in de 3 Octoberhal, waar gefeest wordt bij twee andere podia.
Zelf kijkt Jaeger het meest uit naar de familiedag: ‘Ik kom uit een groot gezin en kan ze dan laten zien wat ik heb neergezet. Op de cultuurdag op 20 juli openen we het lustrum voor Leidenaren. Tussen 13.00 en 20.00 zijn er onder andere workshops en een battle of the bands.’ Kaartjes voor de cultuurdag zijn te koop via lustrumquintus.nl