‘Hier reden we op olifanten over het Rapenburg, en later ook nog in de sociëteit’, zegt Hans Rasker. ‘Dat kun je je nu onmogelijk nog voorstellen.’
In de brasserie van de Faculty Club geeft de jaarpreses van lichting 1957 van het Leidsch Studenten Corps (LSC) een presentatie met oude foto’s die het verenigingsleven in volle glorie tonen: kaalgeschoren feuten die hun hoofd op tafel leggen en worden overgoten, in iemands armen een haas die aan een glaasje jenever snuffelt.
Dertig mannen van boven de tachtig, allemaal keurig in driedelig pak en das, vieren vandaag het 65-jarige lustrum met een luxe lunch, lezingen en een afsluitende borrel bij de sociëteit waarin het LSC en Vereeniging van Vrouwelijke Studenten te Leiden in 1972 zouden samensmelten: Minerva.
Organisator Fokke Dijkema deelt naambordjes uit en verwelkomt zijn oud-jaargenoten. ‘Er is ieder jaar een reünie van Minerva, maar wij horen ondertussen bij de oudsten. Elke vijf jaar organiseren we een lustrum met onze lichting, maar de groep wordt helaas steeds kleiner.’
Kaal en dankbaar
Zijn geheugen is niet meer zo best, zegt hij, maar als hij zijn clubgenoot Naud Ingen Housz – ‘praeses collegii van 1961-1962’ – weer ziet, komen de herinneringen al snel naar boven. ‘Toen de groentijd afgelopen was, hebben de groenen ons als bestuur en het college van bijstand (ontgroeningscommissie, red.) op tafels gehesen en vanaf de Kaiserstraat gedragen naar Sociëteit Minerva’, zegt Ingen Housz. ‘Uit een soort dankbaarheid.’

Rasker herinnert zich de groentijd maar al te goed. ‘We waren trots op onze kale hoofden en hadden écht plezier met elkaar: ook de groenen met het bestuur, omdat je drie weken met elkaar opgescheept zit.’ Dat spreekt voor die tijd, vindt Ingen Housz. ‘Het bewijst hoe goed het ging, het was allemaal acceptabel.’
Dat lag niet alleen aan de tijdgeest, weten Dijkema en Ingen Housz. ‘Je moet naar déze man kijken en zijn kornuiten van toen, het was een ex-cep-tio-neel bestuur.’ Ingen Housz wenkt Otto de Witt Wijnen, de eregast van vandaag. ‘Je probeert als bestuur je best te doen om een zo goed mogelijk jaar te vormen, en dat is kennelijk gelukt’, verklaart hij. ‘Veel beter dan mijn eigen jaar, 1953, dat merkten we meteen al.’
Gemengd corps
‘Het was misschien ook wel het begin van het eind’, vermoedt Ingen Housz. ‘Wij hebben nog ervaren hoe het corps op zijn oude manier werkt. We probeerden overeind te houden wat in de oorlog kapot werd gemaakt. Dat was het idee, maar het naoorlogse corps is enorm veranderd in de jaren zestig, zoals alles. Du moment dat je vrouwen ziet binnenkomen, wordt de hele verhouding anders. Maar je moet ook openstaan voor alle veranderingen die komen. Je gaat met je tijd mee. Het is heel goed dat het corps gemengd werd.’

Clubgenoten Erik Bree en Theo Goud merken op dat de dynamiek tussen man en vrouw überhaupt anders was in 1957. ‘We waren zelf ook heel erg bleu’, zegt Goud. Hij herinnert zich nog hoe Bree, die door zijn clubgenoten was benoemd tot commissaris seksuele voorlichting, eens een condoom meenam en liet rondgaan terwijl ze in de tram zaten vanaf Leiden naar Katwijk. ‘Niemand had zoiets ooit eerder gezien.’
Vlammen
De tramlijn was vaste kost voor de jaarclub, weet Bree nog. ‘Soms stond de tram een uur voor de sociëteit te wachten tot iedereen was ingestapt. Of we gooiden benzine op de tramrails, zodat de Breestraat in vlammen stond als de tram langs reed.’
Goud knikt: ‘We stonden heel ver van de maatschappij af en leefden als studenten in onze eigen wereld. Als er wat fout ging werd het bedekt met de mantel der liefde.’ In die zin is het goed dat die verhoudingen nu verschoven zijn, vindt hij. ‘Er wordt nu ook naar studenten gekeken met een burgermoraal. Dat lijkt mij een mooie ontwikkeling.’
Je kwam niet naar Leiden om echt te studeren, herinneren de twee zich, al zijn bepaalde verschillen van nu hetzelfde als toen. ‘Jij was er niet vaak bij, vanwege je medicijnenstudie’, zegt Bree, die rechten studeerde, tegen Goud. De Witt Wijnen, die later zelf ging doceren op de universiteit, was helemaal niet zo zeker van zijn zaak toen hij de rechtenfaculteit net verliet.
‘Toen ik was afgestudeerd wist ik niks’, zegt hij. ‘Het was een drama omdat in 1954 een aantal leidende figuren wegvielen. Eduard Meijers, de grote jurist, overleed, Cleveringa ging met pensioen en Julius van Oven werd minister van Justitie. Dat gaf een enorme dreun aan de opleiding.’ Desalniettemin was er weinig afstand tussen studenten en docenten, ervaarde hij. ‘Hoogleraren waren heel benaderbaar, en hielpen je uitstekend.’
Wandelstok
Sven Warnaar haalde in zijn eerste drie jaar één tentamen, maar studeerde uiteindelijk toch nog af in zeven jaar, terwijl er acht voor zijn studie stond. ‘Ik was sterk afhankelijk van de sociëteit, want mijn ouders woonden in het buitenland. Dus ik was fulltime aanwezig, als ik het zo mag zeggen.’ Hij komt nog altijd een keer per maand samen met zijn clubgenoten, en maakt elk jaar een kleine reis. ‘Vroeger ging die naar Rusland of Turkije, maar vorig jaar gingen we naar Maastricht en dit jaar naar Den Bosch, gezien de leeftijd.’
Zodra er wordt omgeroepen om aan te schuiven, slaat De Witt Wijnen hard op een van de tafels met zijn wandelstok, om daarna het uiteinde om de nek van Ingen Housz te schuiven en hem mee te trekken naar zijn plaats. ‘Net zoals vroeger’, grapt hij. Iedereen lacht.

Als het voorgerecht wordt geserveerd, salade caprese, notenbrood en een bijpassende Elysée Viognier uit de Languedoc, maakt Rasker van de gelegenheid gebruik om zijn lichtingsgenoten op serieuzere toon toe te spreken. ‘Ik wil een moment nemen om de jaargenoten te memoreren die afscheid van ons hebben genomen.’
Iedereen gaat staan. Nadat Rasker de lijst namen heeft opgelezen volgt een eerbiedige minuut stilte. Daarna grijpt iedereen een A4’tje uit zijn binnenzak en zingt mee met het jaarlied.
‘Bijstand hoe hanteer ik de versnelling?
Bijstand want ik krijg hem er niet in.
En maak me niet het rijden tot een kwelling
maak liever met de rijles een begin’
Na afloop klinkt een luidkeels ‘BRAVO!’
Tijdens het hoofdgerecht, kwartel met saffraanrisotto en paddenstoelen, is het aan De Witt Wijnen om lichting 1957 toe te spreken. ‘Ik wil graag mijn dank uitspreken naar Paul Snoep, de enige die de moeite heeft genomen zijn kop kaal te scheren.’ De zaal grinnikt.
Harde koppen
De wandelstok die hij vandaag meebracht is hetzelfde exemplaar dat hij gebruikte tijdens de groentijd in 1957. Er is alleen niet veel meer van over, aldus De Witt Wijnen terwijl hij met de stok in het rond zwaait. ‘Omdat jullie zulke verrekt harde koppen hadden. Maar zonder grappen, jullie waren een uitzonderlijk goed jaar.’
Rasker benadrukt dat er geen hiërarchie was binnen de lichting. ‘In tegenstelling tot andere jaren was er bij ons geen club 1 of iets dergelijks. In de belangrijkste commissies zaten soms dertien clubs.’ De groentijd heeft daar ook een grote rol in gespeeld. ‘Het hangt af van de manier waarop de commissie van bijstand het doet’, volgens Ingen Housz.
‘Het collegium is de autoriteit, maar in de bijstand zaten zeer talentvolle mensen.’ Dat het nu anders gaat, zij zo: ‘Iedere tijd heeft zijn eigen mores en op een gegeven moment veranderen de dingen. Je moet er altijd het beste van maken.’

Opvallend in het gezelschap corpsveteranen is een jongere vrouwelijke student, Charlotte van der Voort. Zij heeft met haar scriptie een geldbedrag van 3000 euro gewonnen, een prijs die sinds jaar en dag wordt gesponsord door de reünisten van lichting 1957. ‘Wat ik er precies mee ga doen weet ik niet, maar ik ben wel langs de boekenwinkel gegaan met het idee: ik kan nu alle boeken kopen die ik wil.’
Na de aftrap van oud-rector Carel Stolker spreekt Van der Voort de groep reünisten toe over het zogeheten dilemmatisch argument binnen de retorica, ‘waarbij je twee contradictoire alternatieven presenteert, waarvan er maar eentje waar is, maar toch beiden tot dezelfde conclusie leiden’.
Warnaar, die zelf hoogleraar imuuntechnologie was in Leiden, sluit het blok af met een lezing over zijn goede vriend Rob Schilperoort, ook uit jaar ’57 van LSC, die een hoofdrol heeft gespeeld in de ontwikkeling van het Leiden Bio Science Park.