I. Het eerste jaar
‘In de zomer van 2018 vertrok ik vanuit mijn ouderlijk huis in Maastricht naar Leiden. Ik wilde op kamers in een kleine stad. In Leiden is alles op fietsafstand en de stad heeft een echte studentencultuur. Dat wilde ik heel graag meemaken. Ik werd niet meteen lid van een vereniging, omdat ik eerst wilde aankijken hoe het met de studie zou gaan. Ik ben best laks en weet van mezelf dat ik alles uitstel tot het laatste moment.
‘Ik had geluk dat ik een vaste werkgroep had bij geschiedenis. Ik voelde me er veilig. Doordat we zo hecht waren, was ook het geven van een presentatie een stuk minder spannend. Twee studentmentors herinnerden iedereen eraan zich in te schrijven voor vakken en tentamens. Ze hielpen ook bij het maken van werkstukken, met hoe je voetnoten moet plaatsen, bijvoorbeeld. Daar heb ik veel aan gehad.
‘Met studiegenoten dronk ik niet alleen biertjes in het café, maar studeerde ik ook in de UB. Er was veel structuur. Het eerste jaar ging best goed, ik haalde vijftig van de zestig punten. De studie vond ik fantastisch, daar lag het niet aan.’
II. Bang voor domme vragen
‘De hulp die we in het eerste jaar kregen, viel daarna volledig weg. Er waren geen studentmentors meer, je moest zelf naar de UB om onderzoek te doen en de docenten vroegen veel meer zelfstandigheid. Dat vond ik heel lastig.
‘Ook de werkgroepen veranderden, omdat iedereen een andere richting koos. Daardoor verloor ik het veiligheidsgevoel in de groep. In plaats van heel actief mee te doen, durfde ik niets meer te zeggen. Ik was bang om simpele vragen te stellen. Ik had het gevoel dat ik het antwoord moest weten, omdat het eerder aan bod was gekomen.’
‘Ook aan studiegenoten durfde ik niets te vragen, uit angst dat ze me dom vonden. En omdat ik andere docenten had, merkten ze het verschil in mijn gedrag niet.
‘Vlak voor de start van het tweede jaar had ik me ingeschreven bij SSR. Al snel bleek dat ik een werkgroep had van 17 tot 19 uur die tegelijk viel met mijn verenigingsavond. Daar ging ik veel liever naartoe. Van het een kwam het ander. Ik dacht: als ik niet naar het werkcollege ga, hoef ik het hoorcollege ook niet meer te doen.
‘Het waren drukke eerste weken op SSR. Ik sloot me aan bij het dispuut Zoutkorrel en liep de ontgroening. Ik genoot te veel van het studentenleven en volgde steeds minder vakken. Na kerst dacht ik: dat tweede half jaar heeft ook geen zin meer. Binnen een half jaar deed ik niets meer.’
III. Glashard liegen
‘Ik vertelde het niemand: mijn dispuutsgenoten niet, mijn huisgenoten en familie ook niet. In het begin dacht ik: het is een leugentje om bestwil. Dat rechtvaardigde ik voor mezelf door te denken dat ik mijn omgeving anders alleen maar ongerust zou maken. Mijn plan was om de studie na de zomer van 2020 weer op te pakken. In de studiegids zocht ik op welke vakken er waren, zodat ik die kon opnoemen als iemand vroeg waar ik mee bezig was. Dat maakte het geloofwaardig.
‘In het begin gaf het heel veel stress. Ik heb nachten wakker gelegen. Dan dacht ik: Mike, je bent glashard aan het liegen. Ik zat constant in mijn hoofd. Welk cijfer heb ik gehaald, welk tentamen heb ik zogenaamd? Dat kostte enorm veel energie. Ik was de hele tijd ontzettend moe.
‘Maar op een of andere manier kon ik dat gevoel ook moeiteloos wegstoppen. Na een paar maanden zat het liegen zo in mijn systeem dat het normaal werd. Ik begon te accepteren dat dit de situatie was en ging het liegen perfectioneren. Het ging me steeds makkelijker af en ik vond het ook niet eens erg meer. Als ik vertelde dat ik een tentamen had terwijl dat op een zaterdag bleek te zijn, bedacht ik er moeiteloos bij dat er in coronatijd ook online tentamens in het weekend waren.’
‘Op een gegeven moment geloofde ik in mijn eigen leugen. Als ik tegen mijn moeder zei dat ik een vak had gehaald, dacht ik dat dat ook echt zo was. Het was heel raar om te merken hoe je eigen brein je zo voor de gek kan houden. Doordat ik er zelf in ging geloven, zag ik het ook niet meer als liegen.’
IV. Door de stad zwerven
‘Om de tijd te doden, ging ik veel wandelen en lezen. Als ik een hele dag moest vullen, ging ik naar Utrecht: wat rondwandelen, ergens wat eten en lezen in een park. Ergens eind van de middag was ik weer terug in Leiden. Dat heb ik een half jaar volgehouden.
‘In de wintermaanden ging ik in mijn eentje naar de UB. Daar ging ik wat dingen lezen op mijn laptop. Ik ging niet meer met anderen naar de bieb, want dan zouden ze vragen waar ik mee bezig ben en zou mijn kaartenhuis in elkaar zakken.
‘Toen corona uitbrak werd al het onderwijs online. Dat heeft de leugen veel makkelijker gemaakt, want toen kon ik gewoon op mijn kamer blijven zitten. Daar heb ik ongeveer heel Netflix uitgekeken.’
V. Hoge verwachtingen
‘Ik ben opgegroeid in een heel hechte gemeenschap in Maastricht, tussen echte arbeiders. Ze werken in de fabrieken of bij de gemeente als vuilnisman, afvalprikker of putjesschepper - baantjes die eigenlijk niemand wil hebben. Dat was voor mij een extra motivatie om te gaan studeren. Ik wilde niet veertig uur in de week putjesscheppen of vuilnis ophalen voor een minimumloon. Ik was de enige uit de gemeenschap en mijn familie die überhaupt school had afgemaakt en dus ook de eerste die ging studeren. Iedereen was trots, maar er waren dus ook veel verwachtingen.’

‘Mijn oom en tante hebben me geadopteerd toen ik zeven was, omdat mijn biologische ouders me verwaarloosden. Sindsdien noem ik mijn oom en tante mijn vader en moeder. Zij hebben me een tweede kans gegeven. Als ik hen niet had gehad, was ik niet eens gaan studeren. Daarom was ik zo bang om op te biechten dat het me niet lukte. Ze zouden zich voor me schamen. Ik dacht hen te beschermen tegen mijn eigen falen.’
VI. De onthulling
‘Ik dacht er nooit over na of ik mijn geheim ooit zou onthullen. Dat gebeurde pas toen een dispuutsgenoot van mij doorhad dat ik niet studeerde. Hij biechtte op zelf spookstudent te zijn geweest en herkende dingen aan mij. Ik zei bijvoorbeeld niet altijd hetzelfde, of vertelde dat ik een college had op een tijdstip dat er helemaal geen hoorcolleges zijn. Hij vertelde dat hij was benaderd voor de documentaire Pretend Student, en vroeg of ik daar ook aan wilde meedoen.
‘Ik dacht dat het voor een afstudeerproject was, dus ik stemde in. Pas toen de cameraploeg over de vloer kwam, werd me duidelijk dat het voor nationale televisie was. Toen dacht ik: doe het, dit is je kans om uit deze situatie te komen. Straks weet iedereen het.
‘Mijn plan was om de documentaire samen met mijn ouders in Maastricht kijken, maar ik was ziek. Toen besloot ik ze de avond voordat het werd uitgezonden te bellen. “Ik moet jullie iets vertellen”, zei ik. “Ik kom morgen op tv, dus ik wil dat jullie het van mij horen en niet van de buren.” Toen vertelde ik wat er aan de hand was.
‘Hun eerste reactie was onbegrip. Daarna waren ze boos. Mijn moeder zei meteen: “Je komt terug naar Maastricht en gaat veertig uur werken, als je niet wil studeren.” Dat is die werkersmentaliteit die bij die gemeenschap hoort. Mijn vader zei: “Jij kan het. Jij kan een beter leven krijgen dan de mensen hier, die veertig uur voor een hongerloontje moeten werken. Doe het niet voor ons, maar doe het voor jezelf.”
‘Ze gingen ermee akkoord dat ik de studie zou proberen op te pakken, op voorwaarde dat ze me konden controleren. Ze wilden mijn inloggegevens, zodat ze mijn cijfers konden zien. Het telefoontje duurde maar een kwartier. Toen ik ophing was ik enorm opgelucht. Ik dacht: heb ik hier zo lang op gewacht?
‘Mijn huisgenoten had ik het al verteld toen ze hier kwamen filmen. Niemand zei zich bedrogen te hebben gevoeld, ik kreeg alleen maar begripvolle reacties. Ze zeiden dat ik voortaan naar ze toe kan gaan als er iets is.’
VII. Gered
‘Ik heb twee jaar verkloot, maar ben dit collegejaar met een schone lei begonnen. Ik voel me weer vrij omdat ik niet meer hoef te liegen en ben veel opgewekter en blijer. Ik stel weer alle vragen die ik wil. Laatst vroeg ik een docent bijvoorbeeld wat “thematisch” betekende. Het boeit me niet meer als iemand mijn vraag dom vindt.
‘Elke maand spreek ik met de studentendecaan en mijn studiecoördinator. Die stokken achter de deur heb ik echt nodig. Als je hulp nodig hebt: ga daarheen. De eerste stap zetten is moeilijk, je wil niet worden gezien als een slechte student. Maar zij zijn er voor je.
‘Ik heb de liefde voor geschiedenis hervonden en heb er vertrouwen in dat het nu gaat lukken. De documentaire heeft me uiteindelijk gered: als ik daar niet aan had meegedaan, was ik nu nog steeds niet aan het studeren. Dat weet ik zeker.’
Lees ook: Hoe spookstudenten verstrikt raken in hun eigen leugens
Hoeveel spookstudenten - ook wel pretend studenten genoemd - de Universiteit Leiden telt, is niet bekend. Vaak blijven deze jongeren onder de radar, omdat ze geen contact meer hebben met de opleiding en studiegenoten.
Dat de problematiek onder studenten speelt, is wel duidelijk. In de media is er de laatste jaren steeds meer aandacht gekomen voor het fenomeen. De documentaire Pretend Student - uitgezonden op 30 augustus op NPO 3 - is daar het meest recente voorbeeld van. Ook Mike Rossell vertelt daarin zijn verhaal.
Waar kun je terecht voor hulp als je sluipenderwijs met je studie bent gestopt, terwijl je de draad juist weer wil oppakken? De eerste stap is om contact op te nemen met je studiecoördinator of -adviseur. Daarnaast kun je contact opnemen met studentendecaan Romke Biagioni. Ook studentenpsychologen kunnen ondersteuning bieden.