Zesenhalf jaar lang leefde Job van Ballegoijen de Jong (1985) in een ‘zelfgebouwde gevangenis’ van leugens. Van Ballegoijen de Jong was een pretend-student. Zijn eerste niet gehaalde tentamen waarvan hij vertelde dat het ‘wel goed’ was gegaan groeide uit tot een façade van een succesvolle student die bijna twee masters had afgerond. In werkelijkheid was hij al drie studies gestart en had van nog geen één het eerste jaar gehaald.
In het boek Morgen vertel ik alles reflecteert Van Ballegoijen de Jong op zijn jeugd, de ziekte van zijn vader, zijn tijd als homoseksuele man bij één van de op dat moment meest conservatieve studentenverenigingen van Leiden en probeert hij te verklaren waarom het zover kon komen. En hoe hij uiteindelijk toch zijn plek vond bij een advocatenkantoor op de Zuidas.
‘Liegen was een lifehack’, schrijft Van Ballegoijen de Jong in zijn boek. ‘Het was een aantrekkelijke manier om iedereen tevreden te houden.’ In 2003 begon hij, net als zijn opa en vader, aan de studie geneeskunde in Leiden en werd lid van studentenvereniging Minerva. Hij deed er alles aan om erbij te horen. Maar door de ziekte van zijn vader, die aan MS leed, de financiële obstakels die daarbij kwamen kijken en de interne worsteling met zijn geaardheid, voelde Van Ballegoijen de Jong zich vanaf de middelbare school al anders.
‘Ik heb vroeger nooit over emoties leren praten. Het is een heel heftig iets als je vader opeens op zo’n manier ziek wordt. We zeiden de hele tijd tegen elkaar dat het “eigenlijk best wel goed” ging. Gevoelens van verdriet of frustratie werden niet benoemd.’
Onvoldoende
Op de middelbare school had hij nooit moeite met leren. ‘Maar de hoeveelheid en complexiteit van de leerstof op de universiteit is te groot om het vlak voor het tentamen nog even snel door te nemen en een goed cijfer te halen.’
Voor zijn eerste tentamen haalde hij een drie. Maar aan zijn omgeving vertelde hij dat hij een achtenhalf had gehaald. Die leugen bracht zijn familie en hem rust en vreugde. Hij overtuigde zichzelf dat het bij de herkansing ‘allemaal wel weer goed zou komen’.
Maar dat gebeurde niet. Keer op keer vond hij een uitweg voor zijn bedrog: een pleidooi bij de examencommissie om hem toch nog een jaar te laten studeren, het starten van een nieuwe studie omdat geneeskunde ‘toch niet zo goed bij hem paste’ en de studie rechten die hij ‘erbij’ was gaan doen. De studies haalde hij niet, bij de herkansingen kwam hij niet opdagen.
‘Liegen is veel makkelijker dan je denkt’, zegt de auteur. ‘Geen enkele schijnstudent begint met het idee dat het zo groot gaat worden. Maar op een gegeven moment realiseerde ik me: ik kan nu niet meer terug.’
Badjas in de huiskamer
‘In die tijd waren er op de vereniging veel langstudeerders en daar werd altijd schamper over gesproken: “Oh god, daar heb je die negendejaars weer.” Zo iemand wilde ik niet worden. Daardoor dacht ik nóg meer dat ik moest doen alsof mijn studie wel goed ging. Maar achteraf was het makkelijker geweest als ik alleen langstudeerder was geweest: die doen dan wel een paar jaar over hun scriptie maar ronden ‘m tenminste af.’
Dat hij, ook toen hij allang bij de universiteit was uitgeschreven, de schijn bleef ophouden, was in dit tijd – rond 2005 – ook relatief eenvoudig, zegt hij. ‘Toen was het helemaal niet zo gek als je de hele dag door brak in je badjas in de huiskamer van je studentenhuis lag. Ik stond elke avond op de sociëteit en ik hoorde erbij. Voor mijn gevoel was dat destijds niet nep. Als ik erop terugkijk was de jongen die daar stond niet de Job die ik echt ben. Niemand dwong mij ooit om naar de sociëteit te gaan, maar er is wel echt een sterke cultuur van hoe je moet zijn, wat je leuk moet vinden en met welk soort mensen je moet omgaan. Daar hoort veel alcohol en weinig studeren bij. Samen met mijn gevoeligheid om geaccepteerd te worden was dat een giftige combinatie.’
In de heteronormatieve wereld van Minerva van die tijd hield hij zijn homoseksualiteit geheim. Hij wilde de acceptatie waar hij net zo hard voor had gewerkt, niet plots verliezen. ‘Nu heb ik de wetenschap dat als ik mezelf ben ik daar anderen niet mee verlies, maar juist mensen dichterbij mij krijg. Het allerverdrietigste is dat ik de echte Job in die periode eigenlijk volledig kwijt was. Op de middelbare school speelde ik toneel en las ik veel. Ik had populaire en niet-populaire vrienden. Daar paste ik mij ook al een beetje aan, maar ik was vooral aan het genieten van de dingen die mij vreugde en plezier brachten.’
Morgen vertel ik alles, de titel van zijn boek, klonk destijds voortdurend in zijn hoofd. ‘Het is als iemand die met oud en nieuw bedenkt te gaan stoppen met roken en twee dagen later toch weer een sigaret opsteekt. Het liegen heeft hetzelfde vluchtgevoel als een verslaving. Met een leugen kan je even doen alsof de hele wereld perfect is, dan hoef je het allemaal niet te voelen.’
Op 31 januari 2010 vertelde hij het echt. Zijn moeder had zijn bewijs van inschrijving nodig en dat zou hij meenemen. Tot aan het moment dat zijn hand het lege vak van zijn tas in reikte, hield hij het vol. ‘Op dat moment kon ik niet meer dieper zakken. Het was dat of het allerzwartste einde. Die gedachte kwam niet vanuit een depressie of een gedachte “ik wil niet meer leven”. Het was een soort rationele optie die eigenlijk op den duur de meest voor de hand liggende werd. Voor mijn omgeving maakte ik de keuze het te vertellen. De andere optie zou voor hen zwaar zijn. Met de waarheid deed ik ze minder pijn.’
Zuidas
Het roer ging om. De pretend-student verruilde Leiden voor Amsterdam en na een paar jaar dook hij weer de studieboeken in. Dit keer met succes.
‘Misschien is de UvA gewoon makkelijker dan de Universiteit Leiden’, grapt hij. ‘Een docent zegt vaak in het eerste college: “Voor dit vak staat achttien uur studie per week.” Dan zie je elke student al denken dat ze wel wat beters te doen hebben. Ik dacht op dat moment: “Wat zou er gebeuren als ik dat advies gewoon opvolg?” Toen bleek studeren eigenlijk best haalbaar te zijn.’
Inmiddels werkt hij op een advocatenkantoor op de Zuidas. En ook dat was anders dan hij zich had voorgesteld.
‘Van tevoren dacht ik dat de advocatuur echt het allerverschrikkelijkste was om terecht te komen. Dat hier alleen maar mensen rondlopen die hun corporale veren niet van zich hebben kunnen afschudden. Het grappige is dat het echt het tegenovergestelde was. Het was een organisatie waar de corporale blaaskaak, de stille nerd én de creatieve vrijdenker hun plek vinden. Daar kan ik helemaal mijzelf zijn.’
Job van Ballegoijen de Jong, Morgen vertel ik alles. Hoe ik mijn studie bij elkaar loog. Atlas contact, 240 pgs, € 22,99