Studentenleven
Lelijk kan ook mooi zijn
In de 200 pagina’s dikke gids Wandelen naar de campus stippelde Paul Kurstjens wandelroutes uit over alle Nederlandse universiteitsterreinen. Mare liep met hem de Leidse route.
donderdag 31 mei 2018

Het begon allemaal met Google Earth en de ov-fiets, legt stedenbouwkundige Paul Kurstjens (64) uit. Via de zoekmachine oriënteerde hij zich globaal op de studentensteden, waarna hij er een aantal keer doorheen fietste. Vervolgens stippelde hij te voet een wandeling uit langs de bibliotheken, universiteitstuinen en andere opzienbarende studentenplekken, die hij in het boek Wandelen naar de campus heeft aangekleed met informatie over het ontstaan, de geschiedenis en andere wetenswaardigheden.

De acht kilometer lange wandeling voert vanaf Leiden Centraal naar het Museum Volkenkunde, waar van 1873 tot begin twintigste eeuw het academisch ziekenhuis zat. Daarin zit ‘m de reden dat hij de gids heeft geschreven.

‘Als stedenbouwkundige kijk ik naar hoe de openbare ruimte wordt ingedeeld. Omdat alle universiteiten vanaf na de Tweede Wereldoorlog tot op heden flink uitbreiden, vroeg ik me af: hoe dan?’

De academische ziekenhuizen en laboratoria hebben daar een doorslaggevende rol in gespeeld, vertelt Kurstjens. ‘Vroeger zaten de laboratoria bijvoorbeeld nog in de binnenstad, maar door het toenemende verkeer werden die naar de buitenkant van de stad verdreven.’ Ook in het centrum van Leiden kregen de laboratoria te veel last van trillingen, waardoor het te gevaarlijk werd er nog met de uitdijende apparatuur en chemische stoffen te werken. Bovendien nam de arbeidsinspectie er geen genoegen mee.

Grand old lady

Gevolg: de bètafaculteiten verdwenen naar de andere kant van de singels. Er ontstond een scheiding tussen de binnenstad, ‘Grand old lady’, en het modernere LUMC en Bio Science Park: ‘Twee totaal verschillende werelden.’

Maar toch was het meer dan alleen stedenbouwkundige interesse. ‘De universiteit is een prettige omgeving. Het heeft vitaliteit dankzij de vele studenten. Ik vind het fijn om me tussen jonge mensen te bewegen. Voor mij nog geen geraniums.’

‘Heet de universiteitsbieb nog steeds de LUL?’ vraagt Kurstjens als hij voor de UB staat. ‘In Tilburg had je de KUT, de Katholieke Universiteit Tilburg. Ik vind het wel komisch.’ Voor het Lipsius aan de overkant heeft hij weinig waardering. ‘Een lelijk gebouw, net als dit complex (UB en Eyckhof, red.). Maar goed, ’t is een kind van de tijd.’

Terwijl hij de Paterbrug oversteekt zwakt hij zijn mening iets af. ‘Ik hou ook wel van lelijke dingen. Ze hebben iets eigens, iets ongemakkelijks.’ 

In zijn ontdekkingstocht door Leiden viel het hem op dat het studentenleven zo sterk geïntegreerd is in de binnenstad. ‘Net als in Groningen, al zijn de studenten daar nog dominanter aanwezig. Hier zijn de studenten en de lokale bevolking iets meer gemengd. Dat vind ik mooi; als stedenbouwkundige houd ik niet van plekken die apart voor een bepaalde groep zijn. Bedelaars en armoedzaaiers moeten er net zo goed kunnen rondlopen.’ Hij wijst naar studenten die voor de UB van de zon zitten te genieten. ‘Kijk, daar zitten ze.’

Deprimerend

Wat opvalt is dat het grootste gedeelte van de wandeling door de ‘Grand old lady’ voert. ‘Dat komt omdat de proefwandelaars het stuk bij het Bio Science Park deprimerend vonden, dus dat gedeelte heb ik een stuk korter gemaakt. Ze vonden het Gorlaeus ook een afschuwelijk gebouw. Nou ja, de weg ernaartoe is inderdaad geen feest, maar het gebouw met die halfronde collegezalen vind ik fascinerend.’

Om de studentensfeer goed te proeven, bezocht Kurstjens verschillende mensa’s. ‘Tegenwoordig noemen ze dat restaurants. Ik heb bijvoorbeeld in het Kamerlingh Onnes gegeten. Gewoon tussen de studenten, dat kan allemaal.’ 

De studentenverenigingen heeft hij echter overgeslagen. ‘Ik mocht wel bij Augustinus langskomen, maar toen ik erachter kwam dat die beperkte openingstijden heeft, ben ik niet meer gegaan. Want daar heb ik niks aan, het is vervelend voor de wandelaars als ze er niet in kunnen.’

Tijdens zijn eigen Tilburgse studententijd had hij overigens weinig op met het verenigingsleven. ‘In mijn tijd was het in om links te zijn. Daar hoorde het corps niet bij. Bovendien ben ik een einzelgänger, al dat geouwehoer aan de borreltafel is niks voor mij.’

Sfeer

De sfeer tussen de verschillende steden verschilt niet zoveel, vindt Kurstjens. ‘Het is voor iedereen de tijd waarin je het meest uitprobeert en je je soms diepongelukkig en eenzaam voelt. Liefdes die mislukken en zo. Het hoort er allemaal bij.’

Wel merkte hij in Leiden dat studenten er niet van gediend waren als hij ze op de foto wilde zetten. ‘Hier heerst een ander sfeertje dan bijvoorbeeld in Utrecht. Daar vonden ze het geweldig.’ Daar stopte hij dus ook snel mee. ‘Ik vind het leuk om me te mengen, maar ik wil geen indringer zijn.’

Kurstjens verwacht dat zijn vakgenoten niet zo op zijn gids zitten te wachten, maar de echte wandelliefhebbers des te meer. ‘Ik zit in een beetje arrogante vakgroep. Op mijn vorige gids over vinexwijken kreeg ik van architecten en stedenbouwkundigen ook weinig reacties. Ik denk dat vooral de klassieke wandelgroep van vijftigplussers geïnteresseerd is, en dan voornamelijk vrouwen, en natuurlijk de alumni van de universiteiten.’

Door Sebastiaan van Loosbroek

Paul Kurstjens

€14,95