Huis: Haarlemmerstraat
Kamer: 15 m2
Huur: €346,82
Huisgenoten: 12
Oei, een blauw oog!
‘Ik speel rugby en wilde iemand tackelen. In plaats van dat hij recht op me afliep deed hij een stapje naar rechts, en toen kwam er een knie in mijn oog. Ik ben wel vaker een beetje beurs, dat vind ik niet erg.
‘Je hebt grote, sterke gasten en kleine, snelle gasten. Zolang je mentaal hard bent, is er voor iedereen een plek. Het is ook heel tactisch overigens, niet alleen maar op elkaar inbeuken.’
Wat is jouw positie?
‘Met het ingooien van de bal word ik opgetild en kan ik heel hoog komen. Ik heb als enige een cap op, want ik sta in de scrum tussen de benen van twee gasten in. Anders kun je een bloemkooloor krijgen. Dit ding is een American football. Mijn moeder dacht dat het een rugbybal was dus had ’m heel enthousiast voor me meegenomen.’
Is het vervelend om zo lang te zijn?
‘Is het vervelend om een normale lengte te hebben? Ik ben 2,08 meter en eraan gewend. Ik heb veel geroeid en daarbij was het voordelig. Waar ik tegenaan loop? Deurposten. Vooral als ik moe ben, dan let ik minder op. Ik heb dit stuk van de vide er zelf aangebouwd met mijn vader, zodat mijn bed paste. Dat bed is twee meter bij één meter tachtig. Ik kon geen langer tweepersoonsbed vinden, en pas er alleen in als ik diagonaal lig.’
Pas je in een collegebank?
‘Meestal niet, nee. Ik ga heel wijdbeens zitten zodat mijn knie net past. Ik hoop altijd geen twee plekken in te nemen maar mensen naast me vinden het nooit erg.’
Wat is dat blauwe jasje?
‘Dat is een wedstrijdjasje van Njord. Als je wedstrijdroeit of coacht mag je die dragen, en als je stopt geef je ’m door. Het mijne is nieuw dus ik mag daar zelf een traditie voor starten. Iets met veel eten ofzo, dat lijkt me mooi. Ik heb het Njord-record van zo snel mogelijk een kilo biefstuk eten op mijn naam staan.’
Op die mok staat Sjoerd Eisende Hulp.
‘Die heb ik als bedankje gekregen van de roeisters die ik coachte. Ik ging over de blessures en noemde mezelf de SEH, de Sjoerd Eisende Hulp. Daar kon ik mijn geneeskundige kennis toepassen.’
Hoe is het om in de drukste winkelstraat van Leiden te wonen?
‘Het is fijn centraal, maar ’s nachts hoor ik veel mensen op de fiets praten en elke zaterdagochtend staat hier een draaiorgel. Nee, die heb ik nooit geld gegeven. Als ‘ie dan weg zou gaan misschien wel.’
Wat wil je worden als je later ‘groot’ bent?
‘Kinderarts, want ik vind kinderen leuk om mee te werken, ze zijn heel oprecht. Maar chirurgie vind ik ook heel interessant. Het klinkt een beetje luguber, maar op de snijzaal kijken hoe het lichaam er van binnen uit ziet, vind ik heel gaaf.’