‘De misselijkheid komt op, maar de zak is nog niet leeg. Ik voel tranen opkomen, maar ik mag nog altijd niet stoppen van mezelf. Het moet op. Alles moet op.’
(Fragment uit het boek Uit beeld van Amber Brantsen)
‘Mijn eetstoornis kwam niet door grote of traumatische gebeurtenissen. Ik studeerde in eerst in Amsterdam. Door woningtekort kon ik geen kamer vinden en woonde in Duivendrecht, niet bepaald het meest sprankelende plekje van Nederland. Ik voelde me ontheemd. De studie viel tegen.
‘Met vriendinnen en studiegenoten was het gezellig, maar toch voelde het alsof ik alleen was. Alsof niemand zag dat ik iets nodig had. Die eenzaamheid werd een depressie, en die probeerde ik te verdrijven met eetbuien. Ik kwam heel veel aan, en na een vakantie dacht ik: frisse start, en ik ga sporten, gezond eten – het was de bedoeling weer in balans te komen.’
‘Niemand kiest voor een eetstoornis, maar bepaalde eigenschappen zie je vaak terug bij anorexiapatiënten: perfectionisme, hoge eisen stellen en hard zijn voor jezelf. Ik had het als kind al, bijna obsessief. Ik was een studiebol en moest hoge cijfers halen. Een zeven was niet genoeg.
‘Dat perfectionisme sloeg door. Ik dacht niet: “Nu ga ik extreem afvallen”, maar eerder: “Als ik extra sport, voel ik me nog beter.” Ik vond mezelf niet dik en wilde ook niet heel dun worden. Ik droeg juist wijde kleding omdat ik me schaamde, want ik zag ook wel dat ik veel te mager was.
‘Het is een vooroordeel dat mensen met anorexia dun willen zijn, of model willen worden. Het is een symptoom van een depressie, iets waar je controle over hebt, want op een ander vlak heb je dat niet.’
‘Ik vind het prima dat mijn lichaam de vetcellen opvreet, en zelfs de spieren meeneemt, maar ik heb inmiddels ook sterk het vermoeden dat mijn brein eraan gaat.’
(Uit: Uit beeld)
‘Opeens ging het snel. Ik moest stoppen met mijn studie, zegde mijn bijbaantjes op en keerde terug naar mijn moeder. Dat heb ik in een dag geregeld. Ik was helemaal op en kon nauwelijks op mijn benen staan.’
‘Bij het behandelcentrum zagen ze dat het misging, dus stuurden ze me naar een kliniek, vijf dagen per week. Ik was toen zo moe. “Doe maar met me wat je wilt”, dacht ik. “Als het maar helpt.”’
‘Ik zie hoe twee meiden meteen voor de kleinste aardappelen uit de bak gaan, hoe ze de doperwten per ongeluk een beetje van hun lepel laten vallen voor die hun bord bereikt.’
‘In het begin wilde ik alles goed doen in de kliniek. We zaten daar met twintig meiden, allemaal ziek. Het idee is dat je steun hebt aan elkaar, maar ik leerde alleen maar eetgestoorde trucs. Wilde ik goede leerling zijn, of goede anorexiapatiënt? Dat verwarde mij zo, dat ik er in paniek van raakte.
‘Ik was altijd heel outgoing en gezellig, maar in de kliniek werd ik een hoopje ellende, schuilend onder een dekentje. Toen ik een training sociale vaardigheden moest doen, omdat ik “zo teruggetrokken was”, werd ik heel boos. “Jullie zijn toch de experts? Jullie moeten toch zien wat er aan de hand is?”’
‘En?’ vraag mama. Haar ogen zijn groot. Ze kijkt naar mijn ribbenkast en dan kijkt ze weg. ‘Amber!’ roept ze.
‘Ouders hebben het misschien wel zwaarder dan de patiënten. Je zal maar aan de zijlijn staan. Ik zag de wanhoop bij mijn ouders, en wist: ik veroorzaak dit, maar ik kan er niets aan doen.
‘Mijn moeder en ik hadden een goede band. We wilden voor elkaar zorgen. Zij wilde dat ik meer ging eten, en ik zag haar zorgen en verdriet en wilde niet dat zij zich zo voelde, dus deed ik alsof het juist goed ging. Zo houd je elkaar in een houdgreep.’
‘Na acht weken was ik nog niet gewend. Ik werd alleen maar zieker en wilde weg. Dat moest op gegeven moment ook, omdat ik mijn gewichtseis niet haalde.
‘De psycholoog bij wie ik daarna terechtkwam, vroeg: “Waarom wil je beter worden? Je hebt toch dromen, ambities? Je wil toch weer studeren?” Hij heeft me wakker geschud.’

‘Tijger eet wanneer ze wil. Er is geen stem in haar kop die zegt dat ze dat niet mag. Ze eet als ze trek heeft en stopt als ze genoeg heeft. Wat een magisch mechanisme.’
‘Ik begon met bestuurskunde in Leiden. Ik kocht een kat op Marktplaats, tegen de eenzaamheid. Daar was ik heel erg bang voor. Dat was gezellig, maar Tijger heeft me ook echt geholpen met het eten. Ik zocht naar een manier om die stoornis klem te zetten. Ik wilde regels.
‘Een daarvan werd: als de kat eet, eet ik ook, maakt niet uit of ik honger heb. Een andere was: als ik een eetgestoorde gedachte heb, ga ik naar de keuken om te eten. In het eerste jaar in Leiden heb ik me daar heel erg aan vastgehouden. Ik wist dat ik het nodig had om aan te sterken en aan te komen.’
‘Er is nooit een arts geweest die me genezen heeft verklaard. Er was geen goednieuwsgesprek, geen eindfeest. Er kwam gewoon steeds meer leven, steeds minder ziekte, heel langzaam, heel geleidelijk.’
‘Het boek stopt aan het begin van mijn Leidse studietijd. Dat proces van vers uit de kliniek naar genezing is grillig, maar niet zo spannend. Er was geen grote uitdaging of een grote terugval. De ene dag gaat het goed, maar dan vragen je studiegenoten je mee om pizza te eten, en is het de dag erna weer stressen. Dat proces heeft mijn hele bachelor geduurd.
‘In Leiden wist niemand van mijn ziekte. Dat vond ik zo fijn. Iedereen zag mij gewoon als Amber. Dat was zo’n bevrijding: weer proeven aan het normale leven.
‘Mijn perfectionisme is nog steeds een valkuil, maar ik ken mijn grenzen nu veel beter. Mijn werk is leuk, maar ook zwaar. Ik heb wisselende diensten en ben kwetsbaar op televisie. In het begin dacht ik bij iedere verspreking dat ik zou worden ontslagen. Alsof je geen mens mag zijn. Dat is natuurlijk onzin.
‘Ik krijg veel reacties op mijn boek, dat het dapper en stoer is. Heel lief, maar ik hoop dat het op gegeven moment niet dapper of stoer is om hierover te praten.
‘Omdat ik jong en gezond was, dacht ik dat ik mijn lichaam alles kon laten doen en kwam erachter dat dat niet kan. Dat zijn waardevolle lessen, ook voor jongeren die niet te maken hebben met een eetstoornis maar toch denken dat ze alles moeten meemaken en de hoogste cijfers, meeste vrienden en het leukste bijbaantje moeten hebben. Bij mij uitte zich dat in een eetstoornis, bij een ander kan het een burn-out zijn.’
Amber Brantsen, Uit beeld. Een persoonlijk verhaal over de (on)maakbaarheid van het leven. Prometheus, 304 pgs, € 20,99
