I. Binnenwereld
‘Al vijf jaar ben ik zwaar depressief. Hoe dat voelt, wisselt heel erg. Het begon met een periode waarin ik niet doorhad dat het misging. Ik liet steeds meer taken vallen, steeds minder ging goed. Ik deed mijn boodschappen niet meer op tijd, daarna deed ik het überhaupt niet meer. Dan wordt het moeilijker om te koken, mis je afspraken, weet je niet wat je moet doen voor je studie.
‘Het sloop er heel langzaam in, in ongeveer anderhalf jaar gleed ik af. Uiteindelijk zat ik alleen nog maar thuis en is het flink misgegaan. Ik heb in één week twee suïcidepogingen gedaan, anderen hebben de huisartsenpost moeten bellen. Gelukkig werd daar adequaat op gereageerd en zat ik direct vijf dagen per week bij de GGZ. Ik sliep thuis, maar ik werd er elke ochtend verwacht.
‘Sindsdien ben ik al drie jaar aan het opbouwen. Dat gaat wisselend. Ik ben sneller vermoeid dan iemand anders, dingen kosten meer energie. Er zijn dagen dat ik denk dat er niet echt een toekomst is. Heel veel kleine dingen zijn dan ineens niet meer relevant. Alles gaat gewoon langzamer, trager, minder.
‘Ik studeer zoveel mogelijk. In de periode dat ik niet eens voor mezelf kon zorgen, zat ik alleen maar met die studie in mijn hoofd, maar daar kwam natuurlijk niks van terecht. Vorig jaar heb ik voor het eerst weer dertig studiepunten gehaald. Dit jaar weet ik nog niet of ik dat ga halen, want het eerste semester heb ik eruit gelegen.'
‘Ook in het herstel gaat het soms minder, maar dat is heel normaal. Terugval hoort erbij. Soms is het lastig om te zien dat het beter gaat, maar ik weet dat het zo is. Ik signaleer zelf sneller wanneer het minder goed gaat, en als dat gebeurt, lukt het ook beter om dingen weer op te pakken.
‘Daarom wandel ik bijvoorbeeld met een huisgenoot. We hebben allebei moeite met uit bed komen, dus spreken we ’s ochtends af op dagen dat we geen verplichtingen hebben. Dat is heel gezellig, en we worden er allebei beter van. Voor mij maakt dat het verschil. Ik heb heel veel van dat soort afspraken, het maakt dat ik functioneer.’
II. Buitenwereld
‘Psychische klachten zijn voor iedereen anders. Afhankelijk van hoeveel ervaring je ermee hebt, is het makkelijker of moeilijker om begrip op te brengen voor een ander. Gelukkig hebben veel mensen het niet meegemaakt, maar daardoor vinden ze het vaak lastiger om er zonder oordeel op te reageren.
‘Mensen die er doorheen zitten, hebben over zichzelf al een negatief oordeel. Het is namelijk veel makkelijker om jezelf lui te noemen dan om toe te geven dat het slecht gaat. Als buitenstaanders ook nog oordelen, wordt het heel zwaar. Je zit echt niet voor je lol de hele dag in je kamer.
‘Gelukkig is er steeds meer ruimte om erover te praten. In de studentenwereld neemt het begrip toe, maar veel ouders zijn vaak een stuk kritischer. Toch heb ik in mijn studentenhuis ook nare ervaringen gehad met huisgenoten die het niet begrepen.'
‘Het is heel moeilijk om samen te wonen met iemand die zwaar depressief is, maar ik kon bijvoorbeeld niet meedoen aan het schoonmaakrooster als het heel slecht ging, en daar was weinig begrip voor. De communicatie mislukte, uiteindelijk ben ik verhuisd. Ik weet dat het voor hen ook heel zwaar is geweest: zij moesten soms voor mij zorgen, en dat is ook een verantwoordelijkheid waarvoor zij nooit getekend hadden. Het was klote voor iedereen.
‘Helemaal open zijn over alles vind ik soms moeilijk, omdat sommige dingen confronterend kunnen zijn. Zeggen dat ik zwaar depressief ben, is makkelijk, maar niet iedereen kan het aan om over suïcidepogingen of self harm te horen. Dan zie je vaak een afweerreactie. Mensen kunnen en willen zich er niks bij voorstellen.
‘Dat maakt het lastig om erover te praten: je bent altijd aan het aftasten wat je wel of niet kunt zeggen. Bij de GGZ geldt de regel dat je nergens over oordeelt, wat iemand ook vertelt. Dat zou wat mij betreft overal mogen gelden.
‘Ondanks alles wil ik hier wél over kunnen praten. Mijn hele leven draait erom, en het is gek om de schijn op te houden van studeren, terwijl het er eigenlijk niet van komt. Het is vreselijk om je voor te stellen dat andere mensen hier ook doorheen moeten. Daarom wil ik er heel graag iets aan doen, het makkelijker maken voor anderen.’
III. Het moet anders
‘De universiteit zelf organiseert een aantal dingen, zoals de Student Wellbeing Week. Wat me daaraan tegenstaat is dat het heel erg uit hun eigen filosofie komt, hun eigen kijk op wat studenten nodig zouden hebben. Terwijl ze er heel ver vanaf staan.'
‘Ik denk dat ik de doelgroep ben van zo’n week, en ik weet dat het mij totaal niet aanspreekt: ik zag bijvoorbeeld een TikTok met een recept voor pasta. What the hell.
‘De directe aanleiding voor RECONNECT is heel heftig: eind december ben ik een vriend van me verloren aan zelfmoord. Hij studeerde in Delft. Ik had al langer een idee voor een project in mijn hoofd, en zijn dood was voor mij de druppel. Ik hoor van te veel mensen dat het niet goed gaat en er is te weinig laagdrempelige houvast. Omdat de wachtlijsten bij de GGZ zo lang zijn, moet het al heel slecht met je gaan voor je erop wordt gezet of voor je überhaupt de stap durft te zetten. Maar waar kun je nou terecht vóórdat het fout gaat?
‘Door mijn eigen groepstherapie kwam ik met andere studenten in aanraking die ook bij de GGZ liepen. In het begin werkte de therapie helemaal niet. Ik kreeg elke keer huiswerk, en het lukte mij niet om dat te maken. Iemand uit de groep heeft mij toen aan het handje genomen. We spraken elke week af en deden samen de opdrachten. Binnen die groep heb je het meeste aan elkaar. Je kunt met mensen praten die hetzelfde ervaren. Daar heb je geen GGZ voor nodig, dacht ik.
‘Deze week gaan de eerste tien mensen met elkaar eten via RECONNECT. Studenten konden zich opgeven om ergens te eten, en mensen konden zich ook opgeven als host. Koken kan al heel veel moeite kosten als je je niet goed voelt.
‘Daarna wil ik mensen vragen wat ze ervan vonden, en waar ze behoefte aan hebben. Ik wil samen kijken op wat voor laagdrempelige manier we ook iets kunnen toevoegen voor meer dan één dag, want uiteindelijk wil ik iets structureels betekenen.
‘Je kan het niet zo zeggen, maar ik denk dat het mijn vriend mogelijk ook had kunnen helpen. Hoewel zijn omgeving er voor hem wilde zijn, heeft hij zich zo ontzettend alleen gevoeld.
‘Dat wil ik voorkomen. Wanneer het niet lukt om het met je eigen vrienden te bespreken, lukt het met onbekenden misschien wel. Ik wil dat niemand alleen hoeft te zijn.’
Meepraten over RECONNECT, of aanmelden als host of student? Dat kan via reconnect-leiden.nl. Daar kun je je ook aanmelden voor een diner op maandag 28 februari op zeilvereniging De Blauwe Schuit
Praten over zelfdoding kan bij hulp- en preventielijn 0900-0113 of via 113.nl