Op 9 maart 2020, vlak voor u-weet-wel begon, vond in het Trianon de feestelijke première plaats van de film Humans of Humanities. Een documentaire van krap een kwartiertje waarin de makers proberen uit te leggen waartoe wij geesteswetenschappers op aarde zijn en wat onze maatschappelijke relevantie is.
Tot op de dag van vandaag draait deze film non-stop op schermen in het Lipsius. Over indoctrinatie in het onderwijs gesproken.
In de film komen zes geesteswetenschappers aan bod die, ondersteund door pittoreske shots van Leiden en minder pittoreske beelden uit Den Haag, vertellen over hun onderzoek en de maatschappelijke relevantie daarvan. Tussendoor wordt de kijker getrakteerd op beelden van hardwerkende studenten die verder weinig met het besprokene van doen hebben. De film is gelikt, de verhalen zijn helder en de geportretteerden komen stuk voor stuk sympathiek over.
Toch erger ik mij mateloos aan Humans of Humanities. De film voelt als een apologie. Als je een film moet maken om je relevantie aan te tonen, geef je al toe dat aan die relevantie best kan worden getwijfeld. Tuurlijk is het getoonde onderzoek in de film belangrijk en voegt het wat toe aan onze maatschappij. Maar wat moeten collega’s doen wiens onderwerpen niet de journaals en kranten domineren? Die niet na hun studie de consultancy in kunnen omdat geen enkel bedrijf behoefte heeft aan een persoon die Beowulf in zijn middeleeuwse context kan plaatsen?
De geesteswetenschappen moeten wat mij betreft een ivoren toren zijn, eentje waarin je jezelf kan opsluiten en je totaal kan overgeven aan je eigen drang tot weten. Een toren waarin de buitenwereld niet zomaar doordringt. Waar je projecten niet optuigt op basis van de laatste modegrillen (‘this project will attempt, through an interdisciplinary and culturally sensitive approach, to decolonise the field of Jip en Janneke studies’) maar op basis van waar je nieuwsgierigheid je heen leidt.
De val waar Humans of Humanities in trapt is dat het mee lijkt te gaan in een wedloop die de geesteswetenschappen niet kunnen winnen. Het zou ons sieren als we eerlijk zouden erkennen dat onderzoek in het Leids Universitair Medisch Centrum een grotere invloed heeft op de wereld dan wat wij doen. Er is nog nooit iemand van een nare ziekte genezen na grondige lectuur van Edward Said.
Maar dat is ook niet nodig. Als het ons lukt om de verleiding te weerstaan om alles wat we doen langs de meetlat van het nutsdenken te leggen, opent zich een wereld van vergeten talen, verborgen geschiedenissen en fascinerende rituelen: alles wat mensen zo eigenaardig en interessant maakt.
In zekere zin zijn de geesteswetenschappen het academisch equivalent van musea en theaters. Een plek waar de waan van alledag achterwege gelaten kan worden en waar je kunt balanceren op de rand van spel en ernst.
Was de film dáárover gegaan, dan had het wat te zeggen gehad. Nu kijk je een kwartier lang naar een PR-project. Gelikt van buiten, inhoudsloos van binnen. Precies wat de geesteswetenschappen niet zijn.
Omar Ghaly is student Egyptologie