
Vorig jaar mei werden de archeologen in een onderzoeksrapport beschuldigd van wetenschappelijk wangedrag en machtsmisbruik. Verklaringen van 37 informanten, onder wie negentien melders, elf vakgenoten en drie (voormalig) bestuurders schetsten een schrikbewind dat ruim dertig jaar kon voortduren.
Toen het onderzoek werd gepubliceerd, werkte Menno Hoogland al niet meer voor de universiteit, maar hoogleraar Corinne Hofman werd op non-actief gesteld. Tegen haar loopt een ontslagprocedure waarvan de uitspraak van de kantonrechter nog steeds op zich laat wachten.
Maar het archeologenkoppel heeft veel vragen waarop ze van de universiteit en de onderzoekscommissie geen antwoord krijgen. Daarom vroeg advocaat Petra Charbon bij de civiele rechter om een getuigenverhoor ‘om erachter te komen wat hier is gebeurd, hoe dat is gegaan en waarom’. Een greep uit de vragen: ‘Waarom zijn Hofman en Hoogland de facto nauwelijks gehoord?’ ‘Waarom zijn er geen verslagen gemaakt van de gesprekken met hen?’ ‘Waarom zijn de speciaal daartoe ingerichte klachtenprocedures niet gebruikt?’
Daarvoor wilden de archeologen negen getuigen oproepen: de drie leden van de onderzoekscommissie, rector Hester Bijl, collegevoorzitter Annetje Ottow en voormalig vice-voorzitter Martijn Ridderbos, archeologiedecaan Jan Kolen en oud-rectoren Carel Stolker en Paul van der Heijden. Uitsluitend de twee laatstgenoemden wilden meewerken, zeiden ze in januari tegen Mare. De rest zou alleen komen getuigen als de rechter hen daartoe zou oproepen.
Maar dat gebeurt dus niet, want de rechter oordeelt dat een voorlopig getuigenverhoor niet mag plaatsvinden. Daarvoor maakt de rechter onderscheid tussen de verzoeken van Hofman en Hoogland.
Het verzoek van Hofman is niet-ontvankelijk verklaard omdat er nog een ontslagprocedure tegen haar loopt bij de kantonrechter. Hofman had het verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor dan ook bij die rechter moeten indienen in plaats van bij de civiele rechter.
‘Tussen Hofman en de universiteit is een ontbindingsprocedure bij de kantonrechter aanhangig, in welke procedure onder meer schadevergoeding wordt gevorderd vanwege hetzelfde feitencomplex als aan het onderhavige verzoek ten grondslag ligt’, staat in de beschikking. ‘Ook dit verzoek om getuigen te horen is bedoeld om een schadevergoedingsvordering te onderbouwen. Nu daarover al een procedure aanhangig is, had Hofman haar verzoek aan de kantonrechter van deze rechtbank moeten doen.’
Hoogland is weliswaar aan het juiste adres met zijn verzoek, aangezien hij geen onderdeel is van die ontslagprocedure, maar ook hij krijgt nul op het rekest. ‘Gezien de gevolgen van één en ander is ook voorstelbaar dat hij wil begrijpen waarom bepaalde dingen zijn gegaan zoals ze zijn gegaan’, schrijft de rechter, maar een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor is pas uit te voeren indien het ‘voldoende concreet is en feiten betreft die door middel van getuigenbewijs bewezen moet worden’.
Dat is niet het geval, oordeelt de rechtbank. ‘De waarom-vraag is onvoldoende specifiek om getuigen over te horen. Door Hoogland is een lijst met dertig vragen ingediend om een indicatie te geven van het type vragen dat bij een getuigenverhoor gesteld zouden worden. Van deze vragen ziet de rechtbank vier vragen die op zichzelf op feiten gericht zijn.’
Bovendien vindt de rechter dat die vragen al beantwoord zijn in het onderzoeksrapport en dat ze betrekking hebben op ‘standpunten, meningen en overwegingen’. Hoogland heeft ‘onvoldoende gesteld welke feiten daarnaast nog opgehelderd moeten worden’. Kortom: ‘Het verzoek betreft dan ook geen feiten die door middel van getuigenbewijs bewezen moeten worden en wordt daarom afgewezen.’
Daarmee volgt de rechter de verdediging van de universiteit op de zitting in maart. Toen zei de advocaat van de bestuurders, Sacha Krekel, dat de vragen die Hofman en Hoogland hebben niet relevant zijn, omdat zij ‘geen feiten, maar meningen en redeneringen’ boven tafel zouden willen krijgen. ‘Daar is een voorlopig getuigenverhoor niet voor bedoeld.’
Universiteitswoordvoerder Caroline van Overbeeke zegt in een reactie dat ‘de uitspraak van de rechtbank in lijn is met het verweer zoals door de universiteit is gevoerd en het standpunt dat we daarin hebben bepleit’.
Advocaat van de archeologen Petra Charbon noemt de uitspraak ‘heel wonderlijk’ en zegt de argumentatie ‘niet overtuigend’ te vinden. ‘Ik zit na te denken over hoger beroep, daar overleggen we nog over.’ Ook zegt ze dat er nog andere procedures mogelijk zijn om getuigen mee te horen. ‘Daar beraden we ons op.’