‘Met zes flessen water in de kelder, en een kapotte zaklantaarn ga ik het ook niet redden’, zegt schrijver en filosoof Maxim Februari (57) aan de keukentafel van zijn huis in Buren, een klein plaatsje in de Betuwe. ‘Ik ben dus net zo suf en slecht voorbereid op een grote crisis als de overheid. Maar hier tussen de fruitboomgaarden heb ik tenminste te eten.’
Hij vreesde al ‘een hele tijd dat er iets helemaal mis zou gaan’, vertelt hij. ‘Ik dacht niet meteen aan een virus, maar aan hackers die het hele land platleggen. De hele dag wordt onze technologische infrastructuur onder vuur genomen. Dat gaat een keer lukken. Dan valt binnen een paar dagen de beschaving weg, en daar zijn we niet goed op voorbereid. Nationaal niet, maar privé dus ook niet. Ik heb alleen wat extra water voor noodgevallen. Gisteren deed ik de meterkast open en zag een zaklamp hangen. Mooi, dacht ik, alleen deed dat ding het niet.’
Februari won dit jaar de P.C. Hooft-prijs en geeft op 11 december de Huizingalezing in het Academiegebouw van de Universiteit Leiden. Omdat daar alleen plek is voor een beperkt aantal genodigden, is de lezing gratis via een stream te volgen.
Gokken
Door de pandemie vielen zijn ‘plannen voortdurend in het water’, zegt Februari. ‘Ik heb een vrij ongrijpbaar vak. Eigenlijk wilde ik aan een nieuw boek beginnen, maar het leek me niet het goede moment. Alles was zo onzeker. Vervolgens kwam er aanbod van de VU om gastschrijver te worden. De gedachte was toen: ik kan maar beter gewoon even werk hebben, in plaats van de gok te nemen en een roman te schrijven. Ergens vond ik het ook fijner om me ergens bij aan te sluiten.’
In Buren is het rustig. Het is een plaats waar één keer in het uur een bus komt. ‘Drukte is niet iets wat ik prettig vind. Ik heb nooit in een grote stad gewoond. Ik kan heel goed alleen zijn, ik moet zelfs veel alleen zijn. Mijn woonplaats was lang Doorn. Daar wilde ik weg. In 2015 overleed mijn vriendin (Germanist Gerda Meijerink, red.), en ik dacht toen: hier ga ik niet meer blijven.’
Eerder dat jaar was er een brand uitgebroken in hun huis. ‘De eerste verdieping was helemaal verwoest. Van mijn bibliotheek was niets over, daar heb ik nog steeds last van. Voor mijn meest recente roman Klont (2017) had ik allerlei notities met literatuurverantwoording gemaakt – óók weg. De lijst achterin het boek is dan ook niet compleet. Er kan dus altijd iemand komen die zegt dat ik iets gejat heb.’
Slechte kunst
Het werpt ook heel wezenlijke vragen op. ‘Kan ik als schrijver en columnist op mijn eigen geheugen afgaan? Ik ben voortdurend bezig met mijn eigen betrouwbaarheid. Soms moest ik een onderwerp laten vallen, om ik het niet voor elkaar krijg om te achterhalen hoe het precies zit. In het begin maakte ik een beweging met mijn hand naar de kast om een boek te pakken, maar dan valt er dus niets te grijpen. Het is net als corona: alles is anders.’
De Huizingalezing van Februari heeft als titel: ‘Slechte kunst’. Het zal niet gaan over de kwaliteit van kunst, maar over het voortbestaan. ‘Aan het begin van de crisis was de dreiging dat kunst onderuit zou gaan. Dat is inmiddels ook gebeurd. Kunstenaars begonnen verhalen te verzinnen om toch nog iets van werk in stand te houden. “Wij zijn van de deugden”, schreven ze. “Wij kunnen ervoor zorgen dat het goedkomt met de wereld.” Het is op zichzelf natuurlijk een legitieme manier om opdrachten te krijgen. Alleen is het gewoon niet waar. Dat de kunstenaar deugdzaam is, is een hele oude mythe.’
Kunst blijkt juist nu zo belangrijk te zijn. ‘Toen we ineens niet meer naar de bioscoop, museum, theater en de concertzaal konden, werd duidelijk wat er allemaal wegviel. Kunstbeleving is heel dierlijk. We hebben het nodig. Af en toe gaat hier de bioscoop open, daar maak ik meteen gebruik van. In een zaal zitten is een gezamenlijke monumentale ervaring. Dat geldt al helemaal voor concerten, die mis ik zeer. Ik ga geen stream van een orkest bekijken, daar wil je bij zijn.’
Er liggen wel degelijk kansen voor kunstenaars, denkt Februari. ‘Het elitair en afstandelijke moet er vanaf. Kunst moet niet iets zijn dat in een reservaat zit, iets waar je je verder niet mee bezig mag houden. Je moet kunst op een heel andere manier in de maatschappij plaatsen, veel centraler.’
Goeroes
Hoewel dat betekent dat er meer aandacht en geld naar de amateurkunsten moet, is er van politici weinig te verwachten. ‘Grote culturele veranderingen komen uit de maatschappij. De politiek haakt daarop aan en kijkt alleen naar wat kiezers willen. Dus dit soort dingen moeten we maar op verjaardagsfeestjes regelen, zoals we dat met alles doen in Nederland.’
Maar de discussie ‘wat we als land eigenlijk met kunst willen’ moeten we niet alleen overlaten aan schrijvers, filosofen en goeroes. Alexei Krups, een van de hoofdpersonages in Klont, vliegt de wereld over om de ‘chaos in het moderne wereld’ te duiden.
‘In Milaan of Washington sprong ik atletisch het podium op en ik zei bijvoorbeeld dat de mensen – “sinds ze op een huishoudtrapje zijn gaan staan en de goden uit de hemel hebben geplukt” – op zoek zijn naar houvast’, schrijft Februari in de roman. ‘De andere leden van de intelligentsia waren iedere keer weer behoorlijk onder de indruk van die uitleg. Ik won er prijzen mee.’
Krups laat zich te veel door zichzelf meeslepen. Februari: ‘Hij is een uitvergroting van mijn eigen praktijk als spreker, behalve dan dat het bij hem internationaler, sneller en flitsender is. Ik schrijf over hem omdat ik de verleiding ken. Denken dat je enorm goed bent in analyseren, die valkuil is mij bekend.’
Zelf is hij veel gevraagd om de crisis te duiden en mee te denken over hoe de post-coronawereld eruit moet zien. ‘Zeker gedurende de eerste maanden was er nog wel het idee dat we een nieuwe blauwdruk voor de maatschappij gingen maken. De illusie dat we een jaar na corona een revolutionair klimaatplan zouden hebben, spookte even rond. Maar zo werkt het natuurlijk helemaal niet. De vragen zijn te groot, er zijn te veel onzekerheden. Ik heb flink de rem gezet op het duiden. Je wordt voortdurend uitgedaagd om iets maatschappelijks te denken. Ik had de behoefte om even een stap opzij te doen.’
Aarzeling
Maar niets doen, is ook geen optie. ‘Dan heeft de samenleving ook niets aan me. Je moet niet teveel in jezelf gaan geloven, maar ook niet te weinig. Ik vind dat ik me te weinig uitspreek op dit moment. Ik neem te weinig projecten aan, omdat ik niet Alexei Krups wil worden – iemand die wel even vertelt hoe het allemaal in elkaar steekt. Dat is de aarzeling die je krijgt als je op het podium staat. Dat mensen je geloven omdat jij het zegt, en niet omdat wat je zegt inhoudelijk sterk is.
‘Ik probeer al dertig jaar mensen ervan te overtuigen dat het gaat om het voorstel en niet om de persoon. Dat is heel lastig, er wordt zoveel gehangen aan de persoon en roem. Dat zie je ook bij hotemetoten die naar Nederland worden gevlogen en dan alleen maar onzin uitkramen. Nee, laat ik nou geen namen noemen.’
‘Ik ben zelfstandig ondernemer. Er is geen raad van commissarissen, die jaarlijks een streng gesprek met mij voert. Dus ik moet mezelf in de gaten houden en reflecteren op mijn werk. Zit ik nog op koers? Doe ik nog verstandige dingen?’
Schade
Hij twijfelt over het antwoord. ‘Ik hou ervan om vuile handen te maken, en dat gebeurt nu te weinig. Ik wil niet voortdurend op afstand commentaar geven. Samen met oud-verkeersvlieger Benno Baksteen heb ik jarenlang adviezen gegeven op het gebied van industriële veiligheid. Hij zei terecht tegen mij: “Als je als piloot fouten maakt, gaan er mensen dood. In jouw werk niet.”
‘Inderdaad, ook als adviseur praat je alleen maar tegen mensen aan die het echte werk doen. Ik wil gewoon meedoen, en het verkeerd kunnen doen. En als ik het verkeerd doe, moet er ook schade ontstaan. Ik heb nu wel een heel safe bestaan.’
Maxim Februari, Slechte kunst, Huizingalezing, vrijdag 11 december 19.45
Johan Huizinga (1872-1945) was hoogleraar algemene geschiedenis aan de Universiteit Leiden, waar hij 1932 tot 1933 ook rector magnificus was. Hij wordt gezien als een van de meest invloedrijke Nederlandse historici ooit. In 1919 publiceerde hij het boek Herfsttij der Middeleeuwen, waarmee hij wereldberoemd werd.
In zijn functie als rector maakte hij in 1933 bezwaar tegen de aanwezigheid van de Duitse wetenschapper Johann von Leers bij een internationaal studentencongres, vanwege de antisemitische teksten die Von Leers publiceerde.
Ter ere van Huizinga wordt er sinds 1972 elk jaar een lezing georganiseerd. Bekende sprekers waren onder andere taalwetenschapper Noam Chomsky, schrijver Harry Mulisch en historicus Simon Schama.
