In de zalen van Japanmuseum SieboldHuis staan werkbanken met daarop boormachines, schroeven en klemmen. Overal ligt verpakkingsmateriaal. Her en der rusten onuitgepakte kunstwerken tegen de muur. In de hal staan twee gigantische houten kisten op de marmeren vloer.
In een van de vitrines staat een model van een met kanonnen uitgerust stoomoorlogsschip, uit 1939. ‘Dit is de Soembing, een Nederlands schip dat door de Japanners werd herdoopt als Kankōmaru’, vertelt junior curator Jim Dwinger, terwijl om hem heen de laatste hand wordt gelegd aan de nieuwe tentoonstelling Roerige tijden, Nederland-Japan en de val van de samurai (1853–1867), die vanaf vrijdag in het museum is te zien.
‘Toen de Japanners het in gebruik namen was het eigenlijk al verouderd’, zegt Dwinger, die onder andere met hulp van vijf Leidse studenten/net afgestudeerden de tentoonstelling heeft vormgegeven. ‘De Kankōmaru was een raderstoomschip, met grote schoepen aan beide zijkanten van de romp. Moderne stoomschepen werden toen al aangedreven door schroeven.’
Hoe Japan in 1855 aan de Nederlandse oorlogsbodem kwam, heeft te maken met het feit dat de lokale heersers na een lange periode van isolatie werden gedwongen het land te openen en razendsnel te moderniseren. Die ontwikkelingen zorgden voor een schokgolf die Japan compleet veranderde en zelfs het einde betekende van de samurai-heerschappij. De betrekkingen met Nederland speelden daar een grote rol in.
Weggejaagd
Japan was verdeeld in een grote verscheidenheid aan domeinen die werden bestuurd door samurai-clans. Aan het hoofd van elke clan stond de daimyō, een krijgsheer. ‘Midden negentiende eeuw was het Tokugawa shogunaat aan de macht. De shōgun was de leider van de samurai-klasse. Er was een keizer, maar zijn rol was puur ceremonieel. Dat zou snel veranderen.’
Het idee voor de tentoonstelling ontstond toen Dwinger onderzoek deed naar de Souvenir du Japon, twintig kleurenlitho’s die in 2020 zijn geschonken aan Japanmuseum SieboldHuis. De prenten zijn gebaseerd op de tekeningen en aquarellen die graaf Johan Maurits van Lynden maakte tijdens een diplomatieke missie van Nederland naar Japan in 1855. De litho’s geven een beeld van deze missie. Zo is het bezoek van de daimyō van Hizen aan boord van het stoomschip Gedeh, waarmee de diplomaten naar Nagasaki waren gevaren, afgebeeld. ‘Tijdens het onderzoek viel ik echt in een rabbit hole. Steeds doken er nieuwe interessante verhalen op, die leidden uiteindelijk tot deze tentoonstelling.’
Japan voerde lang een isolationistisch beleid. ‘Alleen Nederland en China waren twee eeuwen lang geaccepteerde handelspartners in de haven van Nagasaki. Verder was niemand welkom. Als buitenlandse walvisboten strandden op de Japanse kust, werd de bemanning met geweld weggejaagd. Het was door het shogunaat zelfs verboden om oceaanwaardige schepen te bouwen. Japanners mochten het land niet verlaten.’
Aan deze isolatie komt een einde als Amerika in 1853 met een koevoet de Japanse deur bruut openbreekt. In dat jaar doemt een Amerikaanse vloot onder leiding van commodore Perry bij Edo (het huidige Tokio) aan de horizon op. De Amerikanen dwingen de Japanners om hun havens te openen. ‘Perry kwam eerst aanvaren met vier schepen met grote kanonnen, dat was al vrij intimiderend. Maar een jaar later kwam hij terug met tien oorlogsschepen. Het was een handelsverdrag tekenen… of we schieten de stad kapot. Gunboat diplomacy, wordt dat genoemd. Japan was totaal machteloos.’

De Nederlanders schrokken van de agressieve Amerikaanse zet en bedachten een plan. Nederland had geen verdrag met Japan, alleen toestemming om handel te drijven en wilde niet achterblijven. ‘In 1854 voer kapitein Gerhardus Fabius naar Japan om de samurai vaarles te geven op een stoomboot en ze zo enthousiast te krijgen voor het aanschaffen van schepen en het tekenen van een verdrag.’
De lessen van de kapitein sloegen aan. ‘Toen Fabius weer terug was in Nederland zei hij dat er nu zo snel mogelijk moest worden gehandeld: “Laten we de Soembing schenken.” Dat is ook gebeurd en daarmee werd de basis van de Japanse vloot gelegd. De nieuwe oorlogsschepen werden deels gebouwd in Nederland.’
Als dank voor het oorlogsschip gaf de shōgun de Nederlanders geschenken. ‘Een fantastische collectie die grotendeels bewaard is gebleven. We tonen gouden kamerschermen en een samurai-wapenrusting. Ze schonken ook zo’n duizend waaiers, waar we er een paar van laten zien.
Wangedrag
Overigens werd de schenking destijds niet echt op waarde geschat. ‘De Soembing werd op ongeveer 250.000 gulden geschat. De kamerschermen op veertig gulden per stuk. Nee, de cadeaus werden helemaal niet op prijs gesteld en er werd zelfs over geklaagd.’
Er kwam steeds meer Nederlandse activiteit in Japan. In Nagasaki werd een Nederlandse marine-academie opgezet. Johan Pompe van Meerdervoort richtte het eerste westerse ziekenhuis op. Hendrik Hardes bouwde een fabriek die bijvoorbeeld voor reparaties van de Kankōmaru kon worden gebruikt. ‘De fabriek zou later dienen als de basis voor de scheepswerf van multinational Mitsubishi.’
Er kwam ook een Japanse diplomatieke delegatie naar Nederland. In 1862 deed deze Leiden aan. ‘Sommige leden hebben hier aan de universiteit staatsrecht gestudeerd.’ Op een foto is een flinke menigte te zien die op de toenmalige Jan Vossenbrug staat. ‘Die wacht op de komst van de delegatie.’
Steeds meer landen werden actief in Japan en dat leidde tot grote spanningen. Sommige buitenlanders hielden zich niet aan de Japanse etiquette of vertoonden wangedrag. ‘De samurai-klasse had bijvoorbeeld het alleenrecht op paardrijden. Westerlingen reden ook gewoon paard, dat wekte wrevel.’

Daarnaast werden eeuwenoude handelsnetwerken door buitenlandse inmenging ontwricht. Er ontstond zelfs een anti-buitenlandse beweging: de sonnō jōi, dat ‘eer de Keizer, verdrijf de barbaren’ betekent.
Geweld bleef niet uit. ‘In Yokohama werden zeemannen door samurai neergesabeld en een Japanse tolk van de Britse delegatie werd vermoord. Henry Heusken, de in Nederland geboren secretaris van de Amerikaanse consul-generaal, werd aangevallen toen hij te paard terugkeerde naar het consulaat.’
Ook wordt er geschoten op westerse schepen. ‘Er komt een maritieme strafexpeditie waaraan vier Nederlandse oorlogsschepen meedoen. Bij dit zogeheten bombardement van Shimonoseki wordt deze fortificatie bestookt en ingenomen.’
Dwinger wijst naar een afbeelding van twee zinkende schepen. ‘Hier hangt een prachtige Japanse prent over die clash. Het is niet helemaal wat er is gebeurd. Heel grappig is de titel: “De Mongolen trekken zich terug uit een zee van vuur”. Dat is een verwijzing naar de laatste keer dat Japan een invasie meemaakte: de Mongolen zo’n zes eeuwen eerder.’
Wapenwedloop
Rond deze periode begint de ondergang van het Tokugawa-shogunaat. Er zijn aardbevingen, een cholera-epidemie en door het sluiten van in de ogen van veel Japanners vernederende verdragen, verliezen de Tokugawa aan macht. ‘De keizer tekent die verdragen ook niet. Hij wordt daardoor populairder en invloedrijker. Hij is niet langer slechts een ceremonieel heerser.’
Het hielp ook niet dat er juist op dat moment een shōgun aan de macht is met een zwak gestel die slapjes leiding gaf. ‘Het shogunaat staat dan met een been in het graf. Verder is er ook een enorme wapenwedloop ontstaan met andere clans. De Tokugawa verliezen die strijd.’
In 1868 verslaan vier samurai-clans uit het zuidwesten van het land, gesteund door het keizerlijk hof, de shōgun. Dwinger wijst op de laatste foto van de tentoonstelling. ‘Dit is keizer Meiji. Hij wordt als opperleider van Japan geïnstalleerd, maar de feitelijke machtsverhouding is weer heel anders en het zijn voornamelijk die zuidwestelijke domeinen die eigenlijk de staat overnemen. Elk verhaal levert weer een nieuw verhaal op: dat bedoel ik met die rabbit hole waar ik steeds weer in beland.’
Roerige tijden, Nederland-Japan en de val van de samurai (1853–1867)
Japanmuseum Sieboldhuis
15 maart t/m 7 juli