Cultuur
De tweede prijs: ‘De twinkeling’ van Mathijs de Jong
Met ‘De twinkeling’ wint rechtenstudent Mathijs de Jong de tweede prijs in de Mare-Kooyker-Kerstverhalenwedstrijd. Volgens de jury is het verrassend en heeft het verhaal waarin de grenzen tussen liefde en vertrouwdheid vervagen 'precies de juiste stuwing'.
Redactie
donderdag 14 december 2023
Beeld Jeroen Meijer

Dat was hoe het begonnen was. Die keer dat jij mij belde. Die ochtend dat ik achter mijn bureau mijn tijd verdeed en plots door jou gebeld werd.
 
Toen dat gesprek voorbij was, wist ik dat ik een verkeerde keuze had gemaakt, maar dat die keuze tegelijkertijd onvermijdelijk was. Dat er geen andere keuze was dan jouw aanbod te accepteren. En dat de bezichtiging daarvoor weinig verschil zou maken.
 
Jij kon niet, dus ging ik alleen. Je had graag gewild, maar je stagebegeleider had je geen verlof verleend. Het was ochtend en jij had mij het adres gegeven met een beschrijving hoe ik daar moest komen. Die beschrijving bleek niet overbodig, want het adres alleen deed mij drie keer langs hetzelfde punt lopen. Ik belde je. Het verbaasde me dat je opnam. Ik loog dat ik geen idee had waar ik zijn moest. Ik loog dat ik niet snapte wat je bedoelde met de bruine deur links van de bakker. Ik loog omdat ik wilde dat je stem me zou dicteren waar ik heen moest.
 
Ik belde aan en vrijwel direct daarna viel de deur onder een luid gezoem als vanzelf open. ‘Tweede verdieping, deur links’, dicteerde een blikkige stem vanaf de ingang. Ik liep twee trappen op en inspecteerde onderwijl de staat van de gezamenlijke portiek. Waar moest ik in vredesnaam op letten? Wat wist ik van portieken? Het enige wat mij aan het portiek was opgevallen was dat de vitrage voor het glas nog vuiler zag dan de beige melkglazuren tegels die overal aan de muren prijkten.
 
In de deuropening stond een jonge man met het gezicht van een voorbijganger. Hij groette me binnensmonds en maakte een gebaar dat ik snel moest binnenkomen. Eenmaal binnen sloot hij gauw de deur. ‘Tegen de kou’, had hij gezegd. Ondanks dat het begin september was geweest en buiten de zon scheen, had ik hem geloofd. Al had hij gezegd dat het buiten sneeuwde, dan had ik hem nog geloofd. Mijn gedachten waren namelijk niet daar bij die man met dat voorbijgangersgezicht, maar bij het idee dat wij hier samen zouden gaan wonen. Jij en ik, alleen.
 
Hij had me alle details verteld. Wanneer het huis gebouwd was en hoeveel vierkante meters woonoppervlakte het appartement telde. Niets daarvan had ik geregistreerd. Het maakte mij daarnaast ook geen donder uit wanneer het huis gebouwd was en hoeveel vierkante meters woonoppervlakte het appartement telde. Daarnaast was ik niet in de veronderstelling dat het jou, was jij erbij geweest, wel had uitgemaakt.
 
Weet je nog de eerste keer dat wij elkaar zagen? Ik wel. Je vriendin stond schuin achter je, breeduit lachend. Het was avond. We stonden op straat. Je droeg een rode baseball jas en liep met een kapotte fiets aan je hand. We waren je spontaan tegengekomen, jouw zusje en ik. Geen woord hadden we gewisseld. Maar in je ogen had ik een twinkeling gelezen die me reeds alles had gezegd.

die korte momenten was ik als betoverd door de wijze waarop je ogen begonnen te fonkelen in het groene licht van de televisie.

Het appartement keek uit op een plein. Twee verdiepingen beneden mij scharrelden mensen voor een groentekraam. Dinsdag marktdag. In de woonkamer rook ik dat de viskraam de lekkerbekken inderdaad ‘bereidde terwijl u wacht’ en dat de vis inderdaad ‘vers uit de Noordzee kwam’. Rond een zwarte afvalbak pikte een meeuw in een witte plastic zak.

Je moet het aan mijn vriendin gevraagd hebben. Of zij heeft het jou verteld, dat kan ook. De vertrouwelijkheid waarmee jij met je zus sprak, is mij altijd vreemd gebleven. En in die vertrouwelijkheid zal ze je waarschijnlijk gezegd hebben wat ik haar op een avond in bed verteld heb. Dat ik verlangde naar een kalmer huis, een thuis en niet een gang met een tiental kamers. Zij moet het je verteld hebben, want ik kan mij niet herinneren dat ik je voor het samenwonen ooit over iets anders dan onbenulligheden gesproken heb.
 
We nemen het, had ik de jongen gezegd, nadat hij me een korte rondleiding had gegeven. We. Alsof jij en ik al samenwoonden en hier naartoe verhuisden. Alsof we een stel waren. Alsof niet jouw zusje mijn vriendin was, maar jij mijn vriend.
 
Jij was er eerder ingetrokken dan ik. Toen ik met mijn ouders en vriendin alle spullen ging verhuizen, was jij er niet. Stage. Die avond kwam je thuis en aten wij samen een kapsalon die om een of andere reden zo smerig was, dat een sixpack bier niet voldoende bleek om de inhoud van het aluminium bakje ermee weg te spoelen. Je vertelde me over jouw dag op stage. Ik zat tegenover je en voelde hoe het haar op mijn scheenbeen jouw blote enkel streelde. Je vroeg of ik het warm had. Ik schudde van nee en poogde met het ijskoude blikje het rood op mijn wangen te laten zakken.
 
Daarna wilde je voetbal kijken. Hoewel ik daar niets van begreep en het evenmin waarderen kon, kwam ik naast je zitten op de bank. Je had niet door hoe ik, op de momenten dat de commentator steeds sneller en luider begon te praten, naar je keek. In die korte momenten was ik als betoverd door de wijze waarop je ogen begonnen te fonkelen in het groene licht van de televisie. En ik had je willen zeggen hoe die fonkeling me had doen denken aan de twinkeling van die eerste avond.

Ernaar vragen is het uitspreken en het uitspreken is het erkennen.

Overdag was jij niet thuis. Stage. ’s Avonds was ik niet thuis. De hort op. Soms aten we samen, maar veelal niet. Jij die nog wat af moest maken. Ik die simpelweg niet thuis at. Zo liepen we elkaar vijf dagen in de week mis.
 
En als ik dan in half beschonken toestand in een donker huis thuiskwam en probeerde stilletjes mijn tanden te poetsen, hoorde ik vanuit de aangrenzende slaapkamer een half verslapen hallo. Dan opende ik de deur en hoorde hoe jij je in je bed omdraaide. Je knipte een lampje aan en kwam in de kleine straal licht overeind in bed zitten, je armen over de dekens geslagen. Met een door slaap verroeste stem vroeg je waar ik was geweest en hoe dat was geweest. En altijd kwam ik dan je kamer binnen en ging bij het voeteneind op bed zitten. Dan kletsten we wat, lachten om sullige anekdoten en bespraken wat we de andere dag te doen hadden. Stage en studie. Stage en borrel. Eigenlijk was de volgende dag vergelijkbaar met de dag die we zonet besproken hadden of met een van die vele dagen ervoor. Daarna deed jij het licht uit en maakte ik me klaar voor bed.
 
Ze wist het, jouw zusje. Ze moet gemerkt hebben hoe onze band na verloop van tijd steeds inniger begon te worden. Vrouwen, zussen, ze hebben nu eenmaal oog voor subtiliteiten die mannen vaak ontgaan. Ik zal haar in ieder geval niet vragen of ze het geweten had. Want ernaar vragen is het uitspreken en het uitspreken is het erkennen.
 
Hoe lang heb ik het al ontkend? Het moment dat we beide ophingen nadat jij mij belde? Het moment dat jij me die avond met je kapotte fiets passeerde? De avonden op bed? De keren dat ik alleen thuis was, omringd met al jouw spullen?
 
Nu heb ik je al twee jaar niet gezien en praat ik tegen een onmetelijke grijns die voor altijd gevangen zit achter glas dat het licht van de tafellamp als een witte glinstering weerspiegelt. Naast je staan nog drie mensen. Gezichten die ik maar al te goed ken. Je vriendin, je zusje en ik. We lachen. Staan ietwat te dicht bijeen gepropt voor de ingang van een kroeg. Jij staat uiterst links, ik geheel rechts.
 
Niet te zien is op die foto hoe belachelijk veel we die avond gezopen hadden, hoe we nog lallend de snackbar in gestrompeld waren, naar ons appartement gefietst waren en met z’n vieren tegelijk in jouw hemelsbrede bed in slaap gevallen waren. Jouw vriendin uiterst links, jouw zusje rechts en wij twee in het midden, jouw bebaarde wang op mijn borst.

Mare-Kooyker Kerstverhalenwedstrijd 2023

Met dit verhaal won Mathijs de Jong de tweede prijs van de Mare-Kooyker Kerstverhalenwedstrijd 2023.

 Uit het juryrapport: ‘De twinkeling’ is een terugblik op een episode waarin de grenzen tussen liefde en vertrouwdheid vervaagden. Dit korte, consistente verhaal heeft precies de juiste stuwing – en verrast. Rechtenstudent Mathijs de Jong, wint er de tweede prijs (en €75 aan boekenbonnen) mee.

Lees ook de nummer drie (‘Viergestreept flagiolet’ door Lenna Pronk) en het winnende verhaal (‘De Ontheemde’ door Wytze Mansvelder).