Cultuur
De kermis, die blijft altijd...
Tijdens Leidens Ontzet is kermis­exploitant Chantal Ropers weer even terug in haar studentenstad, met de Schwenkgrill. ‘Soms bouwen we hele Tiroler-dorpjes.’
Marleen van Wesel
donderdag 28 september 2017
Chantal Ropers’ kraam tijdens Leidens Ontzet in 2016.

‘Mijn ouders hadden een Polyp: zo’n octopus. En mijn opa had een lunapark’, vertelt Chantal Ropers. Zelf ging ze rechten studeren in Leiden. ‘Een echt plan had ik er niet mee, maar het leek me interessant. Mijn broer had intussen een kermisonderneming. Toen ik net afgestudeerd was, vroeg hij of ik hem een jaar wilde helpen. Dat is nu twaalf jaar geleden.’

Inmiddels is de onderneming van broer en zus Ropers uitgegroeid tot een bedrijf met tien verkoopwagens. ‘Houten huisjes in een soort Tiroler-stijl. Naar Leiden nemen we twee kramen mee met patat en worst, maar soms bouwen we hele Tiroler-dorpjes.’

Op 2 en 3 oktober staat haar ‘Schwenkgrill’ voor het station, net als vorig jaar. Voor zo’n plek moeten exploitanten zich inschrijven. ‘Je geeft aan waar je het liefst wil staan, en welk bedrag die plek je waard is. Tot nu toe is ons gelukkig altijd een plek in Leiden gegund, maar we moeten wel eens verhuizen, omdat iemand meer heeft geboden voor die locatie.’

Dit is hoe haar werkweek eruit ziet: ‘Momenteel maak ik de roosters voor de kermis van Leiden en ook alvast voor die daarna, in Amsterdam. Ik heb een grote groep oproepkrachten, vooral scholieren en studenten. Als het gaat regenen, moet ik herinplannen, maar uiteindelijk zullen we met een man of acht in Leiden staan. Mijn broer en ik zijn er zelf ook altijd bij. Verder ben ik bezig met de inkoop. Allemaal thuis, in Brabant. Vrijdag mogen we beginnen met opbouwen, dus dan gaan we richting Leiden: twee verkoopwagens, een koelwagen, een trailer waarin het personeel slaapt en onze eigen caravan. De caravans gaan naar een terrein in Valkenburg. Zondag, maandag en dinsdag slapen we daar. Dinsdagnacht beginnen we gelijk met afbreken en woensdag gaan we weer naar huis.’

Zelf ging ze vroeger naar de rijdende school. ‘Mijn kinderen gaan naar een normale school. Veel werk doe ik immers thuis en de meeste kermissen zijn in de zomervakantie. Vaak gaan ze wel mee. Zelf heb ik het dan heel druk, dus dan zijn ze bij mijn man of bij mijn moeder.

‘Vaak loop ik zelf ook wel eventjes over de kermis, om te kijken wat er allemaal staat. Iedereen kent elkaar wel. We komen elkaar op verschillende kermissen tegen en de meesten zijn net als wij op de kermis opgegroeid.’ In Leiden ziet ze ook vanuit haar kraam veel bekende gezichten. ‘De meeste studiegenoten wonen niet meer in Leiden, maar ze komen nog wél Leidens Ontzet vieren. Een rechtenstudie komt trouwens altijd van pas: bij contracten, of als ik zelf algemene voorwaarden moet opstellen.’

Sinds ze klein was, zag ze de attracties groeien, maar de concurrentie buiten de kermis ook. ‘Er zijn nu meer festivals en andere evenementen dan in de tijd van mijn ouders. Dorpskermissen hebben daar zeker last van.’ Zelf is ze vooral op grote kermissen te vinden, acht dit jaar in Nederland.

‘En nog een aantal in Duitsland. Aan het eind van het jaar zitten we twee maanden daar, voor de kerstmarkten. En op de kermis kregen we de vraag van bedrijfsfeesten. Die doen we tegenwoordig ook heel veel. Maar de kermis, die blijft altijd. Die zit al generaties in onze familie.’

Lees ook het interview met Jan Boots, directeur van de Nederlandse Kermisbond.

En voor wie weten wát we eigenlijk vieren op 2 en 3 oktober, of wat er nog meer te doen is in de stad: Huh? Leidens Ontzet?