Columns & opinie
Ça suffit (2): Hoe Theo Maassen mij redde tijdens mijn huisontgroening
Hoe neem je afscheid van het studentenleven? In de serie ‘Ça suffit’ blikt Cees van den Boom terug op zijn Leidse tijd. In deel twee: onderaan de zoldertrap vroeg ik me af wat mij boven te wachten stond.
Cees van den Boom
vrijdag 19 mei 2023
Illustratie Pim van Hylckama Vlieg

Beeld je het volgende in: een mannetje van zeven jaar oud loopt met een cassettespeler in zijn hand en een koptelefoontje op over het strand, ergens langs de Middellandse Zee. De badgasten zien het mannetje met een geconcentreerde blik tussen de handdoeken door ijsberen, terwijl hij tegen zichzelf praat. Vreemd, denken ze. Maar, denkt een enkeling (zijn moeder), hij is pas zeven, het komt vast nog wel goed.

Dan kijkt het jongetje op, hij draait zich om en rent over het strand naar zijn ouders en zijn zus, die verderop onder hun parasol liggen. ‘Mam, pap, ik ken ‘m nu helemaal!’ En het mannetje begint uit z’n hoofd een verhaaltje van Jip & Janneke op te zeggen. Zijn moeder kijkt hem aan met een brede glimlach, maar denkt ondertussen enigszins bezorgd: misschien ook niet.

Spoel twaalf jaar vooruit, naar de avond dat ik in mijn studentenhuis mijn strik moest verdienen. In pak zat ik op het trappetje dat naar de zolder leidde, bonkte tweemaal op het luik boven me en hoorde daarna een dozijn kerels ‘Nee!’ schreeuwen. Ik was, terwijl ik daar zat, in zekere zin nog natter achter de oren dan toen ik jaren eerder die middag over dat strand banjerde: vers ontgroend, nog niet eens een week het huis uit, en op dat moment stiknerveus.

Weer voldoende moed verzameld balde ik mijn klamme vuist, bonkte nogmaals, harder, maar hoorde daarna weer niks. Alleen stilte.

Toen uiteindelijk: ‘Kom maar.’

Even daarvoor zat ik nog beneden met drie jaargenoten, die ik voor het gemak de dokter, de wetenschapper en de advocaat zal noemen. Wat ons daarboven te wachten stond, wisten we niet. Ons was alleen verteld dat we een fles champagne, ‘een dure’, moesten kopen. Wat kan je nou helemaal met een fles poepel, dacht ik terwijl ik daar zat. Hem opzuipen, besloot ik, en verder liet ik mijn fantasie niet reiken.

En ik heb altijd al geweten dat mijn lichte vorm van autisme nog eens van pas zou komen, al was het maar deze ene keer

De dokter, die met de bijbel was opgevoed, liet zijn fantasie echter de vrije loop en begon, terwijl de rest jenevers wegtikte, alles op te noemen wat wij straks daarboven op zolder wellicht zouden moeten doen (met of zonder fles), maar waar hij - en hij zwoer erbij - toch zeker voor zou passen. De dokter dronk geen jenever met ons mee, dat was in mijn optiek het probleem. De wetenschapper was als eerste aan de beurt, daarna de advocaat. Toen ik.

Wat er die avond precies is gebeurd op zolder zal ik hier niet delen, uiteraard. Ik kan alleen zeggen dat mij op een zeker moment is gevraagd een verhaal te vertellen. ‘En niet over je examenreis naar Cherso.’

Ik dacht na, terwijl veertien paar ogen op mij waren gericht, en ineens was hij daar: Theodorus Maassen, het Godsgeschenk uit Zijtaart. De man wiens cabaretprogramma’s ik kan dromen, omdat ik ze allemaal wel twintig keer heb gezien. Ik vertel zijn grappen te pas en veel vaker nog te onpas - in die zin is het toch niet helemaal goedgekomen met mij. En ik heb altijd al geweten dat mijn lichte vorm van autisme nog eens van pas zou komen, al was het maar deze ene keer.

Ik vertelde het verhaal van Theo en zijn vrouw (ik en mijn eerste vriendinnetje) en het vibrerende eitje. Na de clou (‘De volgende keer ga ik toch echt voor die draadloze afstandsbediening.’) was de reactie in de zaal gematigd positief, en even later kreeg ik als beloning mijn strik. Een van de jongens vroeg nog ten overvloede of ik het echt had meegemaakt. ‘Nee, gewoon verzonnen’, loog ik.

Al die tijd zat de dokter doemdenkend in z’n eentje beneden, te broeden op een plan voor wat hem daarboven te wachten stond. En weldra zou hij leren, net als ieder ander, gelovig of atheïst, op een punt in zijn studententijd, dat terwijl de mens tracht, Hij lacht.


Cees van den Boom is geschiedenisstudent en blikt in een serie columns terug op zijn Leidse studententijd. (Lees hier de vorige aflevering.)