Achtergrond
Vernietigend rapport over pedagogiek
Leidse pedagogen voelen zich onveilig en gaan gebukt onder intimidatie, manipulatie en een ‘verstikkende’ werksfeer. Dat blijkt uit een vertrouwelijk rapport over het werkklimaat op het instituut.
woensdag 7 december 2016

Mare berichtte in juni al over promovendi die gebukt gingen onder ‘intimidatie, angst en kleinering’. Het door het faculteitsbestuur gelaste onafhankelijke onderzoek was kort daarop klaar, maar moest geheim blijven.

Uit het rapport blijkt nu dat de problemen bij het instituut groot zijn. ‘Onveiligheid is diepgeworteld in het werkklimaat’, schrijft onderzoeker Monique Balm. Vrijwel alle bestuurders en hoogleraren die aan het instituut zijn verbonden zijn gesproken.

‘De meerderheid van de hoogleraren geeft aan zich onveilig te voelen’, aldus de rapportage. ‘Dat gevoel is in de loop der jaren ontstaan doordat “personen elkaar erg autoritair en manipulerend bejegenen.”’ En: ‘De meerderheid van de hoogleraren is voorzichtig met wat ze met wie bespreken; “dat het tegen je gebruikt wordt”, is een veelvuldige ervaring.’

Enkele professoren stellen zich zo op dat ‘het samenwerkingsklimaat verstikkend en continu aan strijd onderhevig is.’ Eén hoogleraar speelt vaak een rol bij conflicten. Wie in aanvaring met deze persoon komt ‘dient bestand te zijn tegen aanhoudende en oordelende aanvallen’, die ‘onveiligheid’ en ‘zelfs angst oproepen.’

Balm beschrijft tot welke bizarre taferelen de verziekte sfeer kan leiden: ‘Het voorbeeld dat een (onverwachte) ziekenhuisopname van de één, tot een spreekverbod op een beterschapswens van de ander leidde, alsook het moeten negeren van deze hele gebeurtenis, werd door meerdere personen genoemd.’

Het bestuur van het instituut is de controle kwijt, schrijft Balm. ‘Informele macht, beheerst door onduidelijke spelregels en manipulatie heeft een negatief effect op de besluitvorming’ heeft ‘het bestuur uitgehold’. 

In het informele, zogeheten ‘Pizza-overleg’ tussen hoogleraren worden formeel genomen besluiten opnieuw ter discussie gesteld en ondermijnd, aldus het onderzoek.

Balm nodigde 67 medewerkers uit om mee te werken aan het onderzoek. Daarnaast hebben nog eens vijftien medewerkers zelf het initiatief genomen om mee te doen. Bij het instituutsbureau en bij onderwijsstudies is het werkklimaat wel goed, blijkt uit het onderzoek.

Bij algemene en gezinspedagogiek ervaart een krappe meerderheid van de medewerkers onvoldoende sociale veiligheid op het werk, afhankelijk van wie de promotor/hoogleraar is. De onveiligheid heeft een negatieve invloed op werkprestaties. Er is weinig vertrouwen in elkaar. De afdeling is sterk hiërarchisch, zakelijk, onpersoonlijk en competitief. En niet iedereen voelt zich daar prettig bij. ‘Het huidige werkklimaat komt niet overeen met hetgeen door de meerderheid van werknemers zelf als belangrijk wordt gezien.’

Bij de afdeling orthopedagogiek is het beeld sterk wisselend. Binnen één onderdeel van de afdeling ervaren medewerkers dat zij hun werk onvoldoende veilig kunnen doen, en is er sprake van roddelen, met elementen van pestgedrag. Een meerderheid van de werknemers ervaart ‘geen open communicatie’. Ook dit hangt vaak weer samen met welke hoogleraar de leiding heeft bij een bepaald onderdeel.

De onderzoeker doet ook aanbevelingen om het klimaat te verbeteren. Zo moet er een externe wetenschappelijke directeur komen. Kwetsbare groepen als promovendi moeten beter worden begeleid, bijvoorbeeld door een onafhankelijke coach. Verder moet de drempel om naar de vertrouwenspersoon te stappen verlaagd worden door die persoon fysiek buiten de faculteit te huisvesten.

Een nieuwe wetenschappelijk directeur is inmiddels bezig om te problemen op te lossen, laat Hanna Swaab, decaan van de faculteit Sociale Wetenschappen weten. ‘Het gaat om een vertrouwelijk rapport, dus ik ga niet in op de inhoud. Ik kan wel wat over de procedure zeggen. Er waren signalen dat er issues bij pedagogiek waren met betrekking tot het werkklimaat. Daar moet het instituut mee aan de slag en dat gebeurt ook. Een aanbeveling is dat er een wetenschappelijk directeur van buiten het instituut moest worden aangetrokken is opgevolgd: professor Eric Fischer is benoemd tot interim. Hij is een zeer ervaren bestuurder en hij gaat met alle medewerkers kijken wat er speelt. Zij moeten aangeven wat zij belangrijk vinden. Dan moet duidelijk worden op welke wijze het klimaat veranderd moet worden.’