Columns & opinie
Opinie: Experimenteer niet met promovendi
Met haar plan om met beurzen betaalde student-promovendi aan te stellen, kweekt minister Bussemakers eerste- en tweederangs wetenschappers, schrijven Gareth O’Neill en Chris Smiet. ‘If you pay peanuts, you get monkeys.’
woensdag 18 februari 2015
“Piled Higher and Deeper” by Jorge Cham, www.phdcomics.com

De wetenschap in Nederland doet het prima. In vergelijking met andere landen zijn niet alleen onze universiteiten bovengemiddeld goed, maar we hebben ook een van de laagste uitgaven aan onderwijs en wetenschap. Toch denkt minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat het allemaal beter en goedkoper kan, met name door het promotiestelsel aan te passen.

Universiteiten stellen nu promovendi aan als volledige werknemers. Bussemaker stelt een ‘experiment’ voor waarmee universiteiten promovendi juist als student met een beurs mogen aanstellen. Een promotiestudent krijgt dezelfde inkomsten, maar kost minder dan een werknemerspromovendus: de universiteit betaalt namelijk geen sociale premies, maar ontvangt wel een begeerde promotiebonus.

In haar plannen schrijft Bussemaker: ‘Het doel van het experiment is te onderzoeken of zo het aantal gepromoveerden aan universiteiten stijgt en de positie van gepromoveerden op de arbeidsmarkt verbetert, en daarmee de kennissamenleving verder kan worden ontwikkeld.’

De Universiteit Leiden wil meedoen aan het experiment, maar wij maken ons zorgen. Deze plannen zijn te groot om als experiment af te doen. Het is niet de goede manier om het aantal gepromoveerden te vergroten, het verslechtert de positie van promovendi, en beschadigt de kennissamenleving.

Allereerst de omvang: Bussemaker staat een maximum van 2000 nieuwe promotiestudenten toe. Ter vergelijking: in 2013 waren er in totaal 8700 promovendi in dienst van de universiteiten. Een experiment van deze omvang is nauwelijks nog een proef te noemen.

Het huidige aio-stelsel is in de jaren tachtig ingevoerd, voornamelijk om het aantal promoties te vergroten, de promotietijd in te korten, en het onderzoeksniveau te verhogen. Dit systeem, waarbij promovendi betaalde werknemers zijn, is buitengewoon succesvol geweest. De professionalisering van het promotietraject trok meer mensen aan en het aantal promovendi is sindsdien verviervoudigd. De promotietijd is flink ingekort en ligt onder internationale gemiddeldes. Nederland is mede door deze aanpak tot de wereldtop gaan behoren. We trekken toptalent aan uit het buitenland, en Nederlandse promovendi worden in het buitenland hoog geprezen. Desondanks proberen de universiteiten al jarenlang promovendi als student aan te stellen, met een reeks slepende rechtszaken als resultaat.

Promovendi zijn volwaardige medewerkers. Net als het andere wetenschappelijk personeel, dragen zij volwaardig bij aan de kerntaken van de universiteit: het uitvoeren van onderzoek en het geven van onderwijs. Dat vindt de Belastingdienst overigens ook: die heeft recentelijk de Rijksuniversiteit Groningen op de vingers getikt voor het aanstellen van promovendi als studenten met een beurs.

De studentenstatus breekt de sociale zekerheid van promotiestudenten af: ze kennen geen recht op verlenging bij een zwangerschap, geen pensioensopbouw, bouwen geen WW-rechten op, en hebben geen arbeidsongeschiktheidsverzekering. Er zal dus sprake zijn van een grote groep promovendi met tweederangs contracten, die hetzelfde werk doen als andere promovendi.

Er ontstaat nog een tweedeling: promotiestudenten mogen geen onderwijs geven, omdat zij studenten zijn die zich op het onderzoek moeten richten. Dat roept de vraag op hoeveel een faculteit nu echt bezuinigt als ze een groot gedeelte van de aio’s vervangt door promotiestudenten: er moet immers daarnaast nog personeel aangenomen worden om het onderwijs te geven.

Het resultaat van een beurzenstelsel is in elk geval een de facto onderscheid tussen de eersterangs werknemerspromovendi (die zowel werkervaring als onderwijservaring hebben opgedaan) en de tweederangs promotiestudenten (zonder werkervaring en onderwijservaring). Eenmaal gepromoveerd staat de promotiestudent er dus slechter voor op de arbeidsmarkt dan een groepsgenoot die als werknemer-promovendus aangesteld was.

De Raad van State waarschuwde in 2012 al voor zo’n tweedeling. ‘Instellingen die briljante studenten aan zich willen binden, zullen hen een plaats als werknemer-promovendus aanbieden en iets minder briljante studenten in het traject van promotiestudent plaatsen.

Ongewild zou er een onderscheid ontstaan tussen eersterangs en tweederangs promotietrajecten.’ De Raad van State vreesde ook de negatieve gevolgen voor Nederland als kennisland: ‘De kans is groot dat excellente studenten kiezen voor een traject in het buitenland, of een loopbaan dan wel een traineeship in het bedrijfsleven tegen aantrekkelijker arbeidsvoorwaarden.’

De minister wil met het experiment het aantal promoties vergroten. Een universiteit die overstapt op promotiestudenten kan er inderdaad meer aanstellen. Zo ontstaat echter wel een race to the bottom om meer promovendi aan te stellen voor minder geld.

In het experiment wil Bussemaker meer vakinhoudelijk en arbeidsmarktgericht onderwijs voor de studentpromovendi, maar deze cursussen zouden voor alle promovendi al beschikbaar moeten zijn in het kader van de graduate schools. Het experiment voegt op dit punt dus niets nieuws toe aan het huidige aio-stelsel.

Een snelle toename van het aantal promovendi is bovendien onwenselijk. Slechts een derde van de huidige promovendi komt terecht in een academische carrière, en de rest wordt niet goed voorbereid op de arbeidsmarkt buiten de universiteit. Meer promovendi leidt tot minder kansen op een academische carrière en tot meer promovendi die onvoorbereid op de niet-academische markt komen. Hoewel de minister in toelichting op haar Wetenschapsvisie 2025 zei af te willen van de promotiefabriek, lijkt het bursalenexperiment juist bedoeld om de lopende band sneller te laten draaien.

If you pay peanuts, you get monkeys. Of, zoals de Raad van State het zegt: ‘De promotiestudent kan op korte termijn financieel voordelig zijn, omdat zo in een moeilijke economische periode het aantal promotieplaatsen zonder veel kosten verhoogd kan worden. Op lange termijn heeft het op grote schaal invoeren van dit traject evenwel grote risico’s voor de kwaliteit van het Nederlandse wetenschappelijk onderzoek. Goedkoop is duurkoop.’ Het experiment tast dus Nederland als kennisland aan.

Wij zijn bang dat het experiment van de minister veel meer stuk gaat maken dan haar lief is. De Nederlandse wetenschap werkt nu uitstekend, en if it ain’t broken, don’t fix it. Nederland mag trots zijn op haar promovendi. Als minister Bussemaker meer excellente onderzoekers wil opleiden, moet ze daar ook voor betalen.

GARETH O’NEILL is promovendus bij het Leiden University Centre for Linguistics, en zit in de universiteitsraad namens promovendipartij PhDoc

CHRIS SMIET promoveert bij het natuurkunde-instituut LION, en is bestuurslid van het Leids Promovendi Overleg