
‘We zouden ten prooi zijn gevallen aan extreem wokisme. Dat is niet zo’, zei Boerhaave-conservator Ad Maas in juni in Mare over het besluit van het museum om een vitrine, met daarin een collectie objecten die betrekking hebben op Nederlandse Nobelprijswinnaars, tijdelijk op te slaan in het depot. ‘We kijken alleen verder dan oude witte mannen en individuele prestaties.’
Hoewel Maas, die tevens bijzonder hoogleraar museale aspecten van de natuurwetenschappen is, beloofde dat de objecten in een ‘bepaalde vorm terugkeren’ in het museum, was het besluit van het museum koren op de molen van voornamelijk rechtse critici. Op sociale media kreeg Boerhaave de volle laag en de Nobelprijscollectie-kwestie schopte het zelfs tot de Tweede Kamer. ‘Nog meer woke, nog meer racisme’, constateerde PVV-Kamerlid Martin Bosma tijdens een debat over de kunstsector. ‘In museum Boerhaave moeten beelden van Nederlandse Nobelprijswinnaars weg. Witte mannen hoeven niet langer op een voetstuk, aldus de conservator.’
Het museumbestuur schrok zo van de ophef en reageerde met een statement: ‘Uiteraard komen de Nobelprijswinnaars terug (… ) Het museum wil de winnaars beter tot hun recht laten komen door hen te verweven in de vaste presentatie, waar meer context en informatie mogelijk is.’
Belachelijke kritiek
Op 29 en 30 september organiseert Boerhaave het symposium 'Does Science Need Heroes?' over de wetenschapper als held en het belang van prijzen voor onderzoek. Ook is er aandacht voor hoe je een tentoonstelling over legendarische wetenschappers kunt vormgeven.
‘De kritiek op Boerhaave is belachelijk’, zegt Olov Amelin, voormalig directeur van het Nobelprijs Museum in Stockholm, en een van de sprekers op het congres. ‘Natuurlijk moet elk museum zelf weten hoe ze het aanpakken. Toen wij begonnen met het ontwikkelen van de eerste expositie van het Nobelprijsmuseum in 2001 was één ding zeker: het moest geen hall of fame worden; niet slechts een eregalerij van winnaars. We zochten naar wat hen allemaal bindt, en dat was creativiteit. Rond dat thema hebben we toen een tentoonstelling ontwikkeld. Ik ben het er volledig mee eens dat Boerhaave de winnaars in een breder perspectief wil plaatsen.’
‘Musea zijn een spiegel van de maatschappij, zij reageren op wat daar gebeurt’, zegt Gijs van der Ham, oud-curator van het Rijksmuseum in Amsterdam die ook een lezing geeft op het symposium. ‘Doen ze dat niet, dan verliezen ze het contact met de samenleving en dat is het laatste wat je wilt.’
Mensen hebben behoefte aan rolmodellen, aldus Van der Ham. ‘De manier waarop de maatschappij verandert heeft zijn weerslag op hoe er met helden wordt omgegaan en wie zo’n status krijgt. De rol van vrouwen wordt nu veel meer erkend en herkend dan voorheen. In musea zie je dat terug: vaste opstellingen worden aangepast en er worden tentoonstellingen gemaakt met een andere blik.’
‘Je moet niet alleen de nadruk leggen op laureaten’, vindt Nils Hansson, die in het Universitair Ziekenhuis Düsseldorf leiding geeft aan het zogeheten Prize Studies Team (zie kader) en ook spreekt op ‘Does Science Need Heroes?’. ‘Musea vertellen vaak alleen het verhaal van winnaars. Voor Einstein en Fleming is al genoeg aandacht, het is tijd om het perspectief te verbreden. Wat mij betreft is het niet de rol van een museum om wetenschappers op een voetstuk te plaatsen.’
Belang van uitblinkers
Desondanks vindt hij prijzen wel heel belangrijk. ‘In de wetenschapscommunicatie is er niets zo sexy als een prijs voor een onderzoeker. Als een van mijn collega’s iets publiceert in Nature dan applaudisseren wij en zeggen: “Heel belangrijk! Wat knap!” De mensen in de straten van Leiden interesseert het echter niets. Zij weten het niet eens. Maar Nobelprijswinnaars zijn een soort helden. Zij worden rolmodellen die bijvoorbeeld kinderen kunnen enthousiasmeren voor de wetenschap. Er zijn mensen die het heel stom vinden om een award aan wetenschappers te geven. Ik ben het daar niet mee eens.’
Ook Amelin ziet het belang van uitblinkers. ‘Ik loop hard, en kijk ook graag naar hardlooptoppers. Ik word door hen geïnspireerd, ook al weet ik dat ik nooit zo hard zou kunnen rennen als zij. Nobelprijswinnaars beschouw ik op dezelfde manier.’
Volgens Van der Ham is het van belang om verder te kijken dan alleen naar het individu. ‘Denk aan Johan Cruijff: die wordt vereerd als een uitzonderlijk voetballer, maar hij had het nooit zonder zijn teams kunnen waarmaken. Als je doet alsof die niet bestonden, sla je de plank mis. Dat geldt voor de wetenschap net zo goed, waar teamwork steeds belangrijker is geworden. Dan is ook de behoefte gegroeid om een team te vereren in plaats van een individu. Sommige Nobelprijzen gaan naar meerdere personen. Dat is belangrijk: zo je erken je dat iemand onderdeel is van een team in plaats van een solist die alles in zijn eentje heeft waargemaakt.
Does Science need Heroes? (Nobel) Prizes in the sciences in past and present, Rijksmuseum Boerhaave, 29 en 30 september, inschrijven via rijksmuseumboerhaave.nl
Prijzen zijn belangrijk, zegt Nils Hansson. Maar dat betekent niet dat er geen problematische kanten aan zitten. ‘Ik doe ook onderzoek naar hooggekwalificeerde “losers”. Briljante wetenschappers die nauwelijks erkenning kregen tijdens hun carrière. Binnenkort verschijnt mijn boek Wie man keinen Nobelpreis gewinnt, over tientallen grote wetenschappelijke doorbraken die niet in de prijzen vielen.
‘Sommige wetenschappers waren te visionair om te winnen. De chirurg Themistocles Gluck bijvoorbeeld. Vrijwel niemand kent zijn naam nog, maar hij is een van de eerste artsen die eind negentiende eeuw kunstmatige gewrichten implanteerde. Het zou echter nog meer dan vijftig jaar duren voordat hij zou worden gezien als een pionier.’
Hanssons zogeheten Prize Studies Team doet ook onderzoek naar het zogeheten Gender Award Gap. ‘Er zijn veel meer mannen dan vrouwen genomineerd voor de Nobelprijs, en dat geldt ook voor veel andere prijzen.’
Een hoofdstuk in zijn boek heet daarom ‘Kein Preis ohne Prostata’. ‘Als vrouwen prijzen krijgen, dan zijn het meestal de minder prestigieuze awards. Om daar wat aan te doen, kun je bijvoorbeeld de reglementen aanpassen. Soms staat er dat je om mee te dingen naar een prijs maximaal 35 jaar mag zijn. Vrouwen zijn dan in het nadeel omdat ze kinderen krijgen en veel zorgtaken op zich nemen. Je kunt bijvoorbeeld ook naar de “academische leeftijd” kijken.
Ook het diverser maken van jury’s helpt. ‘Bij de samenstelling wordt daar al veel vaker op gelet, óók bij de Nobelprijscomités. Speciale prijzen instellen voor vrouwen, vind ik niets. Het is dan net alsof je naast de grote dinertafel waar de volwassenen eten nog een kindertafeltje neerzet.’