Achtergrond
Waar kan worden gesneden bij de alfa's?
Meer geld naar de bèta’s en minder naar de alfa’s. Dat is een van de voorstellen van de commissie Van Rijn aan de minister van Onderwijs. Wat betekent dit voor de Leidse faculteit Geesteswetenschappen?
Sebastiaan van Loosbroek
donderdag 23 mei 2019

Als alle aanbevelingen van de commissie Van Rijn worden doorgevoerd, krijgt de Universiteit Leiden per saldo jaarlijks 5 miljoen euro minder. Mare meldde vorige week abusievelijk dat de faculteit Geesteswetenschappen ditzelfde bedrag zou verliezen, maar dat klopt niet, zegt Menno Tuurenhout van het faculteitsbestuur. Hij schat dat de schade voor Geesteswetenschappen jaarlijks op circa vijf ton zou kunnen uitdraaien.

‘Ik vind het relatief meevallen’, reageert hij. ‘Maastricht en Rotterdam krijgen een veel grotere tik.’ Bovendien verwacht hij dat die vijf miljoen schade voor Leiden nog zal teruglopen. ‘Minister van Engelshoven heeft goede hoop dat er in de Voorjaarsnota reparatiegeld ter beschikking wordt gesteld. Dat heeft dan een dempend effect op die vijf miljoen.’

Daarnaast heeft het Leidse college van bestuur toegezegd de kosten voor 2020 voor zijn rekening te nemen door de reserves aan te wenden. ‘Een verstandige beslissing’, vindt Tuurenhout, ‘want dat geeft bestuurlijke rust.’ In 2020 zullen de faculteiten daarom nog niets merken van de herverdeling. Vanaf 2021 wel.

‘Na 2020 betekent dat voor onze faculteit een teruggang van ongeveer vijf ton per jaar op een totale begroting van 75 miljoen. Die tegenvaller nemen we dan mee in de meerjarenbegroting.’ Vijf ton klinkt weinig op een totale bezuiniging van vijf miljoen, maar volgens Tuurenhout is dat niet zo gek. ‘De gelden worden verdeeld over alle faculteiten behalve de bètafaculteit.’

Om dat verlies op te vangen, moet elders worden bespaard. Tegelijkertijd moet het bestuur voorkomen dat de werkdruk nóg verder oploopt én tegelijkertijd de kwaliteit van het onderwijs waarborgen. Hamvraag: waar moet worden gesneden?

Minder vakken

Nog meer bezuinigen op onderzoek kan niet, stelt Tuurenhout. Een beter idee is het aantal vakken verminderen. ‘Op de hele faculteit worden meer dan 2000 vakken per jaar gegeven en muteren er 500. Als we dat reduceren, kan dat de werkdruk verminderen. De tijd die vrijkomt, kan dan aan onderzoek worden besteed.’

Die ontwikkeling was overigens al gaande. Ton Kallenberg leidt de werkgroep van deze zogenoemde programmanormen. Het doel: onderwijstijd beter over de docenten verdelen en het aantal vakken verminderen. ‘Het plan startte met een meer ideële achtergrond, namelijk het verminderen van de werkdruk’, zegt Kallenberg. ‘Maar Van Rijns aanbevelingen geven maar weer aan hoe belangrijk het ook vanuit financieel oogpunt is om ermee door te gaan.’ Hij verwacht dat het invoeren van de programmanormen voldoende lucht biedt om de werkdruk niet verder te laten oplopen.

Daarmee is de financiële tegenslag nog niet opgelost. Naast reductie van het aantal vakken, denkt Tuurenhout dat het goed is om kleine studierichtingen niet meer op meerdere universiteiten tegelijk aan te bieden. ‘Het is niet uit te leggen aan de maatschappij als er zes studenten in een lichting zitten. Van opleidingen met minder dan tien studenten kun je zeggen: bied die wel aan op de ene universiteit en niet op de andere. Het kan best dat de faculteit qua opleidingsaanbod wat armer wordt. Noem het selectieve krimp.’ Daar voegt Tuurenhout aan toe dat de faculteit wel een verantwoordelijkheid heeft voor de zogeheten unica: specifieke opleidingen die Leiden als enige in Nederland aanbiedt, zoals Afrikaanse talen en culturen en Oude Nabije Oosten-studies.

Wetenschappelijk directeur Thony Visser van onderzoeksinstituut LUCAS ziet weinig heil in het schrappen van kleine opleidingen. ‘Dat heeft helemaal geen schokkend bezuinigingseffect. Die hebben namelijk ook weinig staf. Ik zie het nog gebeuren dat daarna de opleidingen worden geschrapt die daarna dan weer het kleinst zijn. Dat wordt een gebed zonder eind.’

Brede bachelor

en andere optie is het invoeren van een brede bachelor talen en culturen, waarin afzonderlijke taalopleidingen opgaan. Naar die mogelijkheid doet het faculteitsbestuur momenteel onderzoek, zegt Tuurenhout: ‘Als studenten een breder profiel kunnen kiezen, bijvoorbeeld Europese talen en culturen, en zich naderhand specialiseren, dan zijn ze veel breder inzetbaar. Je moet ook kijken naar de aansluiting op de arbeidsmarkt.’ Dat hoeft volgens hem niet te betekenen dat de studenten dan minder specialistische kennis hebben. ‘Je zou de masterfase, waarin de student zich in een bepaalde taal specialiseert, bijvoorbeeld kunnen verzwaren door die twee jaar te laten duren, zodat iemand toch met evenveel kennis van een bepaald vakgebied de universiteit verlaat.’ Over de brede bachelor is nog geen bestuurlijk standpunt ingenomen, dus het is nog niet voorgesteld aan de faculteitsraad.

In het idee van een brede bachelor ziet Visser wél wat. ‘Studenten willen zich tegenwoordig graag breed oriënteren. Kijk naar de populariteit van Urban Studies en International Studies. Daar moeten we op inspelen.’

'Ik denk niet: we gaan het niet redden en moeten reorganiseren'

Dan is er nog de optie om een numerus fixus in te stellen voor snel groeiende opleidingen als Koreastudies en International Studies, zodat de onderwijskwaliteit hoog kan worden gehouden zonder de docentcapaciteit te hoeven uitbreiden. Tuurenhout ziet dat niet zo zitten. ‘Dat kan studenten juist afstoten. Ze kunnen denken: laat ik me maar niet aanmelden, want ik word toch niet toegelaten. Het risico bestaat dat de studentenaantallen dan juist onder het maximum komen, dan snij je jezelf in de vingers.’

Naast wijzigingen in onderwijsprogramma’s zouden bestuurlijke taken van docenten efficiënter kunnen, vindt hij. ‘Deze faculteit telt 117 commissies over 54 opleidingen: examencommissies, opleidingscommissies, toetsingscommissies, toelatingscommissies. Die moeten we clusteren, zodat er meer tijd besteed kan worden aan onderwijs en onderzoek.’

Tot slot ziet Tuurenhout kansen door juist te investeren in technologie en innovatieve collegevormen. ‘Dan kun je denken aan het meer opnemen van colleges, zodat die niet meermaals hoeven te worden gegeven en je met minder personeel toe kan.’

Het voorstel van Van Rijn is ‘een rotverhaal’, zegt Visser. ‘Maar het kwam niet als een verrassing: de lobby van de technische universiteiten loopt al langer. Het had veel erger kunnen zijn.’

‘Het is vervelend’, beaamt Tuurenhout. ‘Maar ik lig er niet echt wakker van. Ik denk niet: we gaan het niet redden en moeten reorganiseren.’