‘Het gebeurde op een straat in Freetown, de hoofdstad van Sierra Leone’, zegt de Canadese generaal buiten dienst Roméo Dallaire (74). ‘Ik wilde oversteken, toen mijn oog viel op een marktstalletje aan de andere kant van de weg. Daarachter stond een verkoper met een machete in zijn hand. De man pakte een kokosnoot en kliefde die met dat kapmes open. Ik zag het witte vruchtvlees, kokosmelk drupte op de grond.
‘Dat beeld sleurde me terug naar Rwanda. Ik was daar in 1994 commandant van de VN-vredesmissie en maakte mee dat honderdduizenden Tutsi’s en gematigde Hutu’s op beestachtige wijze werden vermoord door Hutu-milities. Vaak werd er op de slachtoffers ingehakt met machetes. Ik zag afgesneden ledematen, stapels met lijken, schreeuwende stervenden in plassen bloed.
‘Toen ik die man met dat mes zag, sloegen alle stoppen door. Hij moest dood. Ik was ervan overtuigd dat hij mensen aan het vermoorden was. Ik rende op hem af, en had hem zeker om zeep geholpen, als niemand had ingegrepen. Gelukkig was ik niet alleen wist mijn team me tegen te houden. Ze hebben me een kwartier tegen de grond gedrukt, en het lukte hen uiteindelijk om me te kalmeren.’
Twentse wortels
Roméo Dallaire is dit jaar Cleveringahoogleraar aan de Universiteit Leiden, de leerstoel die is ingesteld ter herinnering aan de beroemde rechtenprofessor die tachtig jaar geleden zijn beroemde protestrede tegen de Duitse bezetter hield. Morgen spreekt Dallaire, via een stream, de Cleveringa-oratie uit.
Hij heeft Nederlandse wortels, en werd in 1946 geboren in het Twentse Denekamp als zoon van een Canadese officier en een Nederlandse verpleegster. Toen hij zes maanden oud was vertrok het gezin naar Canada.
‘Ik woon iets van 120 kilometer stroomafwaarts van Quebec City in een huis van tweehonderd jaar oud, maar dat is jong vergeleken met Leiden natuurlijk’, zegt hij via Zoom. Hij pakt zijn laptop op en richt de camera op het raam. ‘Zoals je ziet heb ik uitzicht op de St Lawrence rivier. Best aardig.’ vertelt hij via Zoom vanuit zijn woning in Canada.
‘De hel’
Hij vertelt heel rustig en afgemeten over de ellende die hij meemaakte. Toen de genocide in Rwanda zich voltrok, besloten de meeste landen hun VN-troepen terug te trekken. De generaal besloot echter met een aantal manschappen achter te blijven in wat hij omschrijft als ‘de hel’.
‘We hebben uiteindelijk 32.000 mensen kunnen redden, maar er zijn er 800.000 afgeslacht. God mag weten hoeveel er nog meer zijn omgekomen in de nasleep van het conflict.’
De Rwandezen werden in de steek gelaten. ‘Ze kregen geen enkele steun. De wereld was alleen maar geïnteresseerd in het uiteenvallen van Joegoslavië. De Amerikanen waren te bang om in te grijpen. En als zij verzaken, is het moeilijk om andere landen zo ver te krijgen.’
Maar ook de VN-troepen die wel in Rwanda waren, konden weinig uitrichten. ‘We hadden geen instrumenten om in te grijpen, geen mandaat om burgers afdoende te beschermen. Het vrat enorm aan mij dat ik in Canada commandant was van een brigade van ruim vijfduizend man. Als ik die in Rwanda tot mijn beschikking had gehad, was de genocide niet gebeurd. Dat schuldgevoel draag ik al meer dan 25 jaar met me mee.’
Kapot verstand
Die onmacht zal hem levenslang dwarszitten. ‘De generaal die terugkwam uit Rwanda, is niet de generaal die er heenging. Ik slik nog steeds negen pillen per dag, en volg therapie, om te proberen te leven met de verwoesting die de missie heeft veroorzaakt. Ik heb een posttraumatische stressstoornis (PTSS) opgelopen die zo hevig is dat ik vier zelfmoordpogingen heb gedaan.’
Het zien van de massale vernietiging van menselijk leven in Rwanda, traumatiseerde ons op zichzelf al, vertelt Dallaire. ‘Daar kwam nog een morele wond bij. Wat daar gebeurde viel geheel buiten ons kader van waarden en normen. Het was niet te bevatten. Ons verstand is daar kapot gegaan. Alles wat ik van het leven begreep, werd in Rwanda weggesmeten.’
De generaal was razend toen de Fransen en Belgen troepen naar Rwanda stuurden die vervolgens uitsluitend landgenoten evacueerden. ‘Het vervoer vond ’s nachts plaats, dat was veiliger. In die konvooien zaten alleen blanke mensen, hun tassen vol met goud en ivoor. Ze namen hun honden mee, maar ze lieten de Rwandezen achter die decennia voor hen hadden gewerkt en hun kinderen hadden opgevoed. Zij mochten worden afgeslacht. Niet alle mensen zijn mensen, blijkbaar. Het voelde alsof er messen in mijn rug werden gestoken.’
De overgebleven VN-militairen moesten zich verdedigen tegen de milities. ‘Die bestonden voornamelijk uit kindsoldaten. Het enige dat we konden doen, is ze behandelen als “gewone” soldaten. Militairen waren dus kids aan het doodschieten: jongens van veertien, vijftien jaar. We konden niet anders omdat we in hinderlagen liepen en we ons moesten verdedigen.’
Demonen
Ook dit traumatiseerde de militairen. ‘Stel je voor: eerst moet je kinderen neerschieten, dan kom je thuis en knuffel je je eigen kinderen. Dat is niet met elkaar te rijmen. Het vernietigt je, fysiek en psychologisch.’
Voor veteranen is een oorlog nooit voorbij, legt Dallaire uit. ‘Men dacht dat het wel goed zou komen met ons. Bullshit. Als ik wakker word, zie ik de demonen vlijmscherp voor me. Ik kan ze horen, ruiken en voelen. De oorlog leeft voort in onze hoofden en lichamen.’
Hij stortte zich op zijn werk. ‘De genocide mocht niet vergeten worden. No way I was going to let it die.’ Hij schreef het boek Shake Hands with the Devil over zijn tijd in Rwanda.
In 2004 keerde hij terug naar de land, over het bezoek verscheen een documentaire. ‘Ik wilde eigenlijk niet. Waarom zou ik teruggaan naar de hel? Maar er was een grote conferentie in het land over de genocide.’
Het was heftige ervaring. ‘Elke locatie was inmiddels opgepoetst, maar ik zag en voelde steeds wat er was gebeurd. In mijn blikveld werden continu beelden afgespeeld van tien jaar eerder.’
Lange adem
Hij begon aan een nieuwe missie: hij wil een einde maken aan de inzet van kindsoldaten. ‘Daar ga ik ook in de Cleveringalezing over vertellen. Er worden wel miljarden uitgegeven aan het rehabiliteren van kindsoldaten, maar er gebeurt niets om het rekruteren te voorkomen.’
Daar richt de generaal zich dan ook op met het Dallaire Institute for Children, Peace and Security, dat is verbonden aan Dalhousie University in Canada. ‘We zetten in op het belang van kinderrechten en pogen milities, staatslegers en terroristische organisaties zover te krijgen dat ze geen kinderen inzetten. Het is een project van de lange adem, zoiets als het uitbannen van slavernij.’
In combinatie met zijn PTSS kostte dat meer energie dan hij aankon. ‘Ik ging me doodwerken, was eigenlijk het idee. Dat leek ook te gaan lukken: vier jaar geleden kreeg ik te horen dat het loodje zou leggen als ik zo doorging.’
Familietrauma’s
Alleen medicijnen en therapie zijn niet genoeg om met PTSS te leren leven, ontdekte hij. ‘Menselijke warmte en liefde zijn essentieel. Het is moeilijk om iemand te vinden die je begrijpt, met als gevolg dat je je terugtrekt in een donkere hoek en uiteindelijk geen uitweg meer ziet. Daarom zijn er zoveel scheidingen en zoveel zelfmoorden bij mensen die lijden aan PTSS. Je moet iemand hebben tegen wie je kunt schreeuwen en alles eruit kunt gooien.’
Oorlogstrauma is een constante in de familie Dallaire. ‘Mijn vader vocht tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland. PTSS en alcoholmisbruik zorgden ervoor dat hij haast gek werd. Mijn twee zoons zitten in het leger en hebben gediend in conflictgebieden. Ook zij hebben met trauma’s te maken. Het gaat over generaties van ellende.’
Zelf wist hij er bovenop te krabbelen. ‘Aan mijn pogingen tot zelfdestructie kwam eindelijk een einde toen ik een buitengewone vrouw ontmoette. We werden verliefd. Ik ben toen gescheiden en hertrouwd. De liefde heeft me echt gered.’
De Cleveringa-oratie van Roméo Dallaire is hier te volgen op 26 november, 16.00 uur
Tijdens de Belgische overheersing van Rwanda, die duurt tot 1962, wordt er een strikte scheiding aangebracht tussen de bevolkingsgroepen. Hoewel de Tutsi’s een minderheid (van zo’n twaalf procent) vormen, worden ze als dominante groep aangewezen. Dat zorgt voor ressentiment bij de Hutu’s (zo’n 85 procent van de totale bevolking).
Al jaren zijn er gewelddadige conflicten tussen de bevolkingsgroepen, maar in 1994 barst de bom als het vliegtuig van president Habyarimana, een Hutu, wordt neergeschoten. Hij overleeft de aanslag niet.
Het is het startsein voor Hutu-milities om massaal Tutsi’s en gematigde Hutu’s aan te vallen en hen op gruwelijke wijze te vermoorden. De beruchte propagandazender Radio Télévision Libre des Mille Collines hitst de milities op. Er komen naar schatting tussen de 500.000 tot een miljoen mensen om het leven.
De aanwezige internationale vredesmacht UNAMIR, onder leiding van generaal Dallaire, heeft geen mandaat om in te grijpen. Op 7 april 1994 worden premier Agatha Uwilingiyimana en tien Belgische VN-militairen, die haar moeten beschermen, vermoord. Daarop trekt de Belgische regering haar troepen terug. Andere landen volgen. Dallaire blijft met de nodige manschappen achter en vraagt constant om versterkingen. Die komen echter pas veel te laat.