Achtergrond
Hoe één rechtszaak tegen de universiteit grote gevolgen kan hebben
Een Leidse universitair docent vocht zijn derde tijdelijke aanstelling aan en kreeg bij de rechter gelijk. Wat betekent die uitspraak voor alle andere draaideurdocenten? ‘Dit is goed voor iedereen die aan het lijntje wordt gehouden.’
Anoushka Kloosterman
donderdag 30 september 2021
Illustratie Silas

De universiteit ‘rekt het systeem tot het uiterste op’, is ‘huiverig om werknemers voor onbepaalde tijd in dienst te nemen’, schotelt werknemers ‘een onzekere toekomst voor’, en dit systeem zorgt, niet alleen bij universiteiten, ‘voor een tweedeling in de samenleving’.

Dit had de rechter voor de zomer te zeggen over het personeelsbeleid van – onder andere – de Leidse universiteit, tijdens een rechtszaak van docent Arnout van Ree, die aanvoerde dat zijn derde verlenging een vast contract zou moeten zijn. De universiteit zei dat het helemaal niet ging om een derde verlenging, maar een aanpassing van zijn tweede. Geen nieuw contract, en dus geen recht op een vaste aanstelling, was de redenering. Docenten krijgen, als het even kan, geen vast contact – dat is het universitaire beleid.

De rechter had daar weinig boodschap aan, en zo ging het tijdens de zitting al snel niet meer alleen over de zaak Van Ree, maar ook over de contractenverlengingen van zijn collega’s. Zij hadden namelijk, onder een uitzonderingsclausule van de cao, een verlenging gekregen tot vier jaar. Normaal mag je maar tot twee jaar op tijdelijke contracten werken.

Onzekere toekomst

Leg me in gewone taal eens uit waarom het noodzakelijk is om mensen vier jaar in onzekerheid te laten verkeren’, vroeg de rechter tijdens de zitting aan de universiteit. De uitzonderingsclausule noemde hij ‘een fraaie zin’ met ‘veel woorden die weinig zeggen’. De verdediging van de universiteit dat het nou eenmaal personeelsbeleid is, wuifde hij ook weg: ‘Dat het op papier staat, betekent niet dat het klopt.’

De kritiek staat in de uitspraak, die in de zomer is gepubliceerd. ‘De kantonrechter wil hier wel over opmerken dat de UL de mogelijkheden van het systeem tot het uiterste oprekt’, schrijft hij bijvoorbeeld. En: ‘Onder het mom van een “flexibele schil” wordt zo een groot deel van de werknemers een onzekere toekomst voorgeschoteld en een tweedeling in de samenleving gecreëerd.’

‘Deze in Nederland wijdverbreide, en zelfs binnen de overheid en de Rechtspraak gehanteerde, praktijk is, zoals hiervoor al overwogen, niet in overeenstemming met de uitgangspunten van Richtlijn.’ De ‘Richtlijn’ is hier de wet die voorschrijft hoeveel tijdelijke contracten je achter elkaar mag krijgen.

‘Onder het mom van een “flexibele schil” wordt een tweedeling in de samenleving gecreëerd’

De kantonrechter kan niet beslissen of de universiteit, in 2018, terecht die contracten heeft verlengd. Dat is aan een bestuursrechter. Wat deze rechter wel kon doen, in zijn eigen woorden, is ‘tellen’: hoeveel verlengingen heeft Van Ree nou eigenlijk gehad? Eén, twee, drie, is een vast contract. Van Ree kreeg zo gelijk.

Zijn advocaat Twan Kersten had dat in eerste instantie niet durven voorspellen, zegt hij terugblikkend. ‘Ik zei: “Ik weet het niet. Weet je wat: we wedden erom.”’ Achteraf, erkent hij, past de inhoud van het vonnis bij de kritische houding van de rechter. 

‘Voor de cliënten is het een positieve uitspraak, en de universiteit heeft zich er sportief aan gehouden. Het enige “negatieve” – tussen aanhalingstekens- is dat het mij een fles wijn heeft gekost.’

Juridische gevolgen

Casual Leiden, een actiegroep binnen de universiteit die zich inzet voor meer vaste contracten en betere werkomstandigheden, voelde zich gesterkt door de uitspraak. ‘We waren er heel blij mee’, zegt universitair docent Judith Naeff. ‘Niet alleen over de uitspraak zelf, maar vooral omdat de rechter zich breder heeft uitgesproken over de tijdelijke contracten en de “flexibele schil”. Niet alleen over de universiteit, maar ook over zijn eigen werkgever.’

 Maar wat betekent zo’n opmerking nu eigenlijk? Kan je met zo’n uitspraak in de hand naar een rechter stappen, en zeggen dat een andere rechter het er niet mee eens is? Heeft dit juridische gevolgen? 

Kersten: ‘Het kromme antwoord is: ja en nee. Ja, je kan natuurlijk zwaaien met dit vonnis bij een andere rechter. Nee, want het is een individuele zaak. De universiteit kan dus zeggen: dit vonnis gaat alleen over Van Ree, en niet over andere zaken, waar misschien andere dingen mee aan de hand zijn. We werken in Nederland niet met precedent, zoals in sommige Angelsaksische landen, behalve als de Hoge Raad iets heeft bepaald. Maar rechters kijken wel naar eerdere vonnissen.’

Buiten de rechtbank heeft de uitspraak de boel wel opgeschud, lijkt het. Naeff denkt dat het ‘een goede tijd is’ voor mensen die ‘al lang aan het lijntje worden gehouden’ om achter een vast contract aan te gaan. ‘We kennen gevallen die uiteindelijk toch een vast contract hebben gekregen van hun instituut. Onze indruk is dat de universiteit het niet tot nog een rechtszaak wil laten komen.’

Kersten beaamt dat hij door andere universitaire medewerkers is benaderd. Een van hen deed in een dringende brief een beroep op de zaak Van Ree en kreeg een vast contract, zonder verdere procedure.

'Dit kan in toekomst verkeerd uitpakken'

Toch kan het in de toekomst ook ‘verkeerd uitpakken’, vreest Naeff, als de universiteit geen gebruik meer wil maken van de clausule om medewerkers een contract van vier jaar te geven. ‘Ze kunnen ook zeggen: we nemen niemand voor vier jaar aan, maar iedereen voor twee jaar, om gedoe te voorkomen. Dat is het risico voor werknemers, want vier jaar werken is wel beter dan twee. Het is voor ons dus belangrijk om actie te blijven voeren, en te hameren op verandering van het hele personeelsbeleid.’

Botte bijlen

In eerste instantie vond Kersten de zaak Van Ree ‘juridisch lastig’. ‘Ik dacht, waarom heeft Van Ree geen bezwaar aangetekend? Daar was hij zelf ook reëel in. Ik snap ook dat je dat niet doet als je een contract krijgt dat twee jaar langer is dan gepland.’

Sinds deze rechtszaak spreekt hij vaker met mensen die werken op universiteiten, ook buiten Leiden. ‘Mensen werken structureel meer uren dan hun contract zegt. Zij kunnen dit met roosters aantonen. Ik kom uit een wereld waar mensen stevig voor hun rechten opkomen, en het valt me op, zonder dit onnodig kritisch te bedoelen, dat veel mensen uit de wetenschappelijke wereld best veel accepteren. Dan zeg ik niet dat je vanaf morgen met botte bijlen het bestuur te lijf moet gaan. Maar velen denken: “Ach, ik doe leuk onderzoek en ik wil mijn PhD, dus ik laat het gaan.”’

Jonge wetenschappers waarschuwen: de draaideur wordt een open deur

Young Academy Leiden (YAL) heeft in een recent gepubliceerd position paper zorgen en aanbevelingen gedeeld over het carrièrebeleid van de universiteit. De jonge wetenschappers maken zich druk over teveel tijdelijke contracten, maar ook over het gebrek aan promotiemogelijkheden voor mensen met een vast contract.

Annemarie Samuels, voorzitter van YAL, zegt dat er inmiddels geen sprake meer is van een draaideurconstructie, maar van een ‘harde exit’. ‘We zien nu dat mensen überhaupt niet meer opnieuw worden aangenomen na een tijdelijk contract, in plaats van dat ze na een pauze van zes maanden weer een tijdelijk contract krijgen. De draaideur heeft plaatsgemaakt voor een open deur. Dat is geen oplossing.’

Daarnaast zijn ze bezorgd over het zogenaamde ‘superstar’-model: onderzoekers die veel geld binnenhalen kunnen meer onderzoek doen, vervolgens opnieuw meer geld binnenhalen, enzovoorts. ‘Wij doen daarom een voorstel voor rolling grants: een bredere beurs voor iedereen. Nu zijn jonge onderzoekers veel tijd kwijt aan mislukte voorstellen.’

YAL pleit onder meer voor andere manieren van erkennen en waarderen, diversificatie van carrièrepaden waardoor wetenschappers niet in alles goed hoeven te zijn, en duidelijkere communicatie. ‘Onduidelijkheid is een heel groot probleem. Wees duidelijk over toekomstperspectief, óók als er geen vooruitzicht op een vast contract is.’

En uiteindelijk komt het allemaal neer op een ding: meer geld. ‘In de grotere context is er een aanzienlijke financiële impuls nodig. Het is een structureel probleem, dat te wijten is aan onderfinanciering en competitieve beurzen.’