Dit is Curaçao vóór de rampzalige onlusten van 30 mei’, zegt de omroeper van het Polygoonjournaal uit 1969 bij de beelden van toeristen die in Willemstad op straat flaneren. Niet veel later richten demonstranten een ‘grote ravage’ aan en gaat een deel van het centrum in vlammen op.
Protesterende arbeiders van de olieraffinaderij van Shell raken slaags met agenten. ‘Gaarne versterking’, klinkt het op de politieradio. ‘Ze zijn door het cordon heen gebroken en gaan in horden naar de stad.’ Er wordt geschoten: twee demonstranten overleven het niet.
Het Korps Mariniers maakt uiteindelijk een einde aan de zogeheten Trinta di Mei-staking. ‘Er waren in die periode heel veel stakingen bij de olieraffinaderij’, vertelt Debby Esmeé de Vlugt. ‘Nederlanders die bij Shell in dienst waren, werden namelijk veel beter betaald dan zwarte Curaçaoënaars.’
De Vlugt is docent geschiedenis aan de Universiteit Utrecht maar promoveerde in Leiden op een proefschrift over de invloed van de Amerikaanse Black Power-beweging, en waaronder de radicale Black Panther Party, op de Nederlandse Antillen, Suriname en Nederland. ‘De staking op 30 mei werd gesteund door een brede groep Curaçaoënaars, die niet alleen ontevreden was over ongelijke behandeling op de werkvloer, maar ook over de politieke en sociale hiërarchie op het eiland, waar nog steeds een witte elite aan de macht was. Dit alles kwam tot uiting bij het protest. Het werd een antikoloniaal protest met boze arbeiders, werklozen en jongeren die leuzen scandeerden onder andere tegen de macamba: de witte Nederlanders op het eiland.’
Een deel van de demonstranten is geïnspireerd door de in de jaren zestig opgekomen Amerikaanse Black Power-beweging. Hun missie: zwarte zelfbeschikking, zwarte zelfbescherming en zwarte trots. ‘In 1966 werd de Black Panther Party opgericht. Ze streden niet alleen tegen het racisme maar ook tegen het kapitalisme: hun ideeën waren een mix van black power en marxisme.’
Zwarte Piet
De Amerikaanse overheid was bang voor de revolutionairen, vooral omdat de Panthers ook inzetten op gewapende zelfverdediging tegen politiegeweld. ‘Op foto’s staan leden met grote geweren in hun handen, al was dat wapengekletter meer symbolisch dan dat ze daadwerkelijk geweld gebruikten.’
De beweging had ook invloed buiten Amerika. ‘Internationaal nemen groepen steeds vaker het model van de Panthers over. Ook op Curaçao waar de Black Power-beweging op Curaçao voornamelijk draaide om het blad Vitó, gestart door een groep jongeren die na hun studie in Nederland weer naar het eiland waren teruggekeerd. Ze schreven bijvoorbeeld artikelen over raciale hiërarchie, slechte arbeidsomstandigheden van zwarten en hoe kwalijk Zwarte Piet was. Ja, dat speelde toen ook al. Vitó had op zijn hoogtepunt tussen de tien- à vijftienduizend lezers. Hoofdredacteur Stanley Brown richtte in 1968 The Black Panthers of Curaçao op, en leidde de opstand op 30 mei.’
De politieke invloed van de Panthers op Curaçao is uiteindelijk niet heel erg groot. ‘Op de dag van de opstand kwam er een nieuwe Black Power-leider naar het eiland: Benjamin Fox, een Curaçaoënaar die een tijd in Amerika woonde. De Panthers wilden meteen revolutie, maar volgens Fox moesten de zwarte Curaçaoënaars eerst trots worden op hun eigen cultuur. Dit verschil van inzicht veroorzaakte zoveel frictie binnen de beweging dat die in 1970 uit elkaar viel, al nam het zwarte bewustzijn op het eiland wel flink toe.’
De Black Power-beweging beïnvloedde ook Suriname, betoogt De Vlugt. ‘De situatie was daar vanwege de etnische samenstelling van het land anders dan op Curaçao. Veertig procent van de bevolking was van Afrikaanse afkomst en veertig procent van Indiase afkomst. De Hindoestanen begonnen wat betreft rijkdom en politieke invloed steeds meer op gelijke voet te komen met de Afro-Surinaamse bevolking. Veel zwarte Surinamers zagen dat als een bedreiging waartegen ze zich moesten verzetten.’
In deze context ontstond in 1970 Black Power Suriname. ‘Opvallend is dat die beweging niet marxistisch maar kapitalistisch was. Om onafhankelijk te worden van het Westen geloofden de leden in zelfstandige economische groei.’ De partij zocht in 1969 ook steun bij linkse bewegingen buiten Amerika. Overal worden op verzoek van de partij solidariteitscomités opgericht, ook in Nederland.
Een van de leiders, Elbert ‘Big Man’ Howard, gaf in 1970 een speech in de Mozes en Aäronkerk in Amsterdam, voor een enorm spandoek met daarop een zwarte gebalde vuist en de tekst: ‘De macht aan het volk.’
Zonnebril en afro
De Vlugt: ‘Howard voldeed precies aan het beeld dat de mensen van hem hadden: zwart leren jas, zonnebril en afro. Het was ook wel problematisch omdat hij een beetje als een exotisch figuur werd neergezet: “Goh, een échte Black Panther uit Amerika.” Een lid van het comité merkte zelfs op dat de lezing zo populair was omdat het haast was alsof “je naar een dier in Artis” keek, wat een diep racistische ondertoon heeft.’
Het comité ging al na een half jaar ten onder na ruzie over de geschikte vorm van het protest en de vraag of geweld daarbij acceptabel was. Uiteindelijk zou ook de Black Panther Party uit elkaar vallen, deels door gewelddadige repressie van de overheid, deels door onenigheid over welke rol de partij internationaal moest spelen. ‘De beweging was oorspronkelijk sterk gericht op de zwarte gemeenschap in Amerikaanse steden. Een deel van de Panthers vertrok echter naar Algerije en wilde betrokken zijn bij de mondiale revolutie. De FBI wakkerde dit conflict aan door nepbrieven van de ene leider naar de andere te sturen.’
De partij werd uiteindelijk in 1982 officieel opgeheven. ‘Maar bij Black Lives Matter zie je sporen van de Black Power-beweging terug. De doelen zijn vergelijkbaar en er wordt ook veel verwezen naar de jaren ‘60: je ziet de zwarte gebalde vuist en citaten van de Black Power-leiders op spandoeken.’
De in 1966 in Oakland, Californië opgerichte Black Panther Party for Self-Defense wilde de zwarte gemeenschap in Amerikaanse steden versterken. Zo richtte de partij centra op voor onderwijs voor zwarte kinderen, en zorgde ook voor gratis ontbijt. Gewapende panthers gingen ook in buurten patrouilleren om de bewoners te beschermen tegen politiegeweld.
Een van de slogans van de partij was: ‘The revolution has come. It’s time to pick up the gun.’
Dat vond ook FBI-baas J. Edgar Hoover, die de partij omschreef als ‘de grootste interne dreiging voor de veiligheid van het land’.
‘De FBI had een heel anti-revolutionair programma opgezet om dit soort groepen te bestrijden: COINTELPRO’, zegt Debby Esmeé de Vlugt. ‘Dat ging heel ver. Een van de leiders, Bobby Seale, zat bijvoorbeeld vast voor betrokkenheid bij een opstand in Chicago, waarvan al snel bleek dat hij daar niet eens bij aanwezig was.’
Een aantal leiders werd zelfs vermoord. In de nacht van 4 december 1969 voerde de politie van Chicago een raid uit op een appartement waar zeven leden van de partij lagen te slapen. De met machinegeweren gewapende agenten trapten de deur in en schoten Fred Hampton en Mark Clark dood.
Debby Esmeé de Vlugt, A New Feeling of Unity: Decolonial Black Power in the Dutch Atlantic (1968-1973)
Promotie was woensdag 8 mei