Achtergrond
Het is nooit te vroeg om uit de kast te komen, leerde Boris Dittrich (ná zijn Leidse studietijd)
Zoals zoveel studenten hield D66-senator Boris Dittrich zichzelf onnodig lang ‘voor de gek’ door zijn geaardheid te ontkennen. Donderdag spreekt hij tijdens een symposium over homo-emancipatie. ‘Toen ik het mijn ouders vertelde, stuurden ze me hun huis uit.’
Sebastiaan van Loosbroek
vrijdag 30 april 2021
Boris Dittrich in 1977, voor zijn studentenhuis aan de Oude Singel 58.

‘Je kunt nooit één moment aanwijzen waarop je beseft dat je homo bent’, zegt Boris Dittrich (65). Maar terwijl ‘het idee sluimerde’ dat hij biseksueel was, zorgde één gebeurtenis ervoor dat hij nog jarenlang in ontkenning zou leven. 

Het gebeurde aan het eind van zijn tienerjaren, toen hij na het gymnasium een jaar in Ohio ging studeren. ‘Op een dag kreeg ik een brief van mijn ouders. Er was iets vreselijks gebeurd: mijn zus had verteld dat ze lesbisch was. Mijn ouders vonden het een drama. Ze schaamden zich dood dat ze een lesbische dochter hadden en wilden haar naar een psychiater sturen. Maar, schreven ze: “Gelukkig hebben we jou nog en kun jij voor kleinkinderen zorgen.”’

‘Die boodschap’, blikt de mensenrechtenactivist en D66-senator terug, ‘drukte me juist helemáál in de kast! Ik wilde mijn ouders beschermen tegen dat grote verdriet.’

Ver-van-mijn-bed-show

‘Ik ben opgegroeid in een heel heterogericht gezin. Mijn ouders waren katholiek, ik was al jong niet gelovig. Homoseksualiteit werd thuis gezien als crimineel en antireligieus. Daardoor bleef het een ver-van-mijn-bed-show. Ik wilde helemaal geen homo zijn.’

‘Homoseksualiteit werd thuis gezien als crimineel en antireligieus’

Als Dittrich in 1975, direct na zijn studiejaar in Amerika, rechten gaat studeren in Leiden, is dat niet anders. Hij blijft zich aangetrokken voelen tot mannen, maar probeert die gevoelens koste wat kost te onderdrukken. Dat lijkt redelijk te lukken wanneer hij verliefd wordt op een meisje, met wie hij een relatie krijgt. ‘Ik dacht: dan ben ik biseksueel. Ik ging er vanuit dat mijn interesse in mannen wel over zou gaan.’

Geheim

Het zijn jaren waarin hij veel feest en veel mensen ontmoet, maar opvallend genoeg komt hij vrijwel geen andere bi- of homoseksuele studenten tegen. ‘Ik werd lid van Augustinus en ben zijdelings betrokken geweest bij de oprichting van Quintus. Maar ik kan me niemand herinneren die homo was, behalve één jongen die mij erg leuk vond. Ik wilde alleen niks met hem te maken hebben, omdat iedereen dan zou denken dat ik ook homo was.’

Ook in zijn studentenhuis Oude Singel 58 - ‘ik keek uit op de Leidse Schouwburg’ – en voor zijn clubgenoten van cordial Idoscruyt houdt hij zijn geaardheid geheim. ‘Ik was bang voor hun reacties. Ik bleef maar hopen dat het weg zou gaan. Pas veel later bleek een oud-huisgenoot ook homo te zijn.’

Boris Dittrich (derde van rechts) tijdens een huisvergadering, Oude Singel 58.
Mensenrechtenactivist, politicus en schrijver

Donderdagavond spreekt mensenrechtenactivist, politicus en schrijver Boris Dittrich (65) tijdens het HSVL-symposium Homo-emancipatie.

Dittrich groeide op in Utrecht en Zeist en studeerde rechten in Leiden. Sinds jaar en dag zet hij zich op allerlei manieren in voor de lhbt-gemeenschap. Dat deed hij niet alleen als advocaat voor advocatenkantoor Stibbe, maar ook als Tweede Kamerlid namens D66, waar hij het homohuwelijk mede tot stand heeft gebracht.

Van 2007 tot 2018 werkte hij in New York en Berlijn voor mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch om zich bezig te houden met gelijkberechtiging van lhbt’ers wereldwijd. Sinds juni 2019 is hij lid van de Eerste Kamer.

Gaybars had Leiden niet. ‘Er was één café, ik geloof in de Doelensteeg, waar homo’s met elkaar konden dansen. Er was altijd een gemengd publiek, niemand joeg je daar weg.’

Als hij in 1981 afstudeert en naar Amsterdam verhuist, wordt zijn voorkeur voor mannen steeds sterker. ‘Hoezeer ik ook mijn best deed mijn gevoelens te onderdrukken, ik kwam erachter dat het leven zo niet werkt. Ik droomde steeds vaker over seks met mannen. Ook ontmoette ik er weleens een die ik leuk vond. Ik kon mezelf niet langer voor de gek houden. Dat had ik eerder onder ogen moeten zien.’

Laatste drempel

Na vier jaar besluiten hij en zijn vriendin, die van zijn gevoelens op de hoogte is, hun relatie te beëindigen. Dittrich is dan 26 jaar. ‘We waren allebei heel verdrietig, omdat we zo veel van elkaar hielden. Maar ik gunde haar een man die er echt helemaal voor haar is.’ Niet lang daarna, in 1982, werd hij ‘heel erg verliefd’ op de man met wie hij in 2006 trouwde en tot op de dag van vandaag mee samen is. ‘Onze emotionele betrokkenheid was veel sterker. Ik voelde: ik hoor bij hem.’

Er was echter nog één laatste drempel: hij moest het zijn ouders vertellen, die bovendien erg waren gesteld op zijn ex-vriendin. ‘Mijn vader stond zwijgend op en stak een sigaret op’, herinnert Dittrich zich de bewuste zondagmiddag in augustus.

‘Ik keek om en wilde zwaaien, maar mijn vader trok de gordijnen dicht. Dat vergeet ik nooit’

‘Toen zei hij: “Je moeder en ik gaan zwarte tijden tegemoet. We voelen ons als bomen waarvan de takken zijn afgerukt.” Mijn moeder begon te huilen. Daarna stuurden ze me hun huis uit. Toen ik bij de auto omkeek om te zwaaien, trok mijn vader de gordijnen dicht. Dat zal ik nooit vergeten.’

Later zouden de gemoederen tot bedaren komen, en leerden zijn ouders Dittrichs vriend kennen. ‘Ze zijn hem uiteindelijk gaan beschouwen als hun tweede zoon. Mijn ex-vriendin en ik zijn overigens nog steeds goed bevriend.’

Taboe

Niet alleen binnen gezinnen was homoseksualiteit in de jaren zeventig en tachtig nog een taboe, ook in de hele maatschappij stond homo-acceptatie nog in de kinderschoenen. Dat werd niet beter toen in 1981 de eerste aidspatiënten in het ziekenhuis werden opgenomen. ‘Ik zag jonge mannen, die ik kende uit het café, eraan doodgaan’, vertelt Dittrich. ‘Het werd gezien als een homoziekte: mensen gaven hen geen hand meer en door hen gebruikte borden en bestek werden extra goed afgewassen. Er ontstond enorme paniek omheen.’

Rechtenstudent Boris Dittrich, tijdens het Leidens ontzet.

In datzelfde jaar begon hij als advocaat bij advocatenkantoor Stibbe, waar hij te maken kreeg met de belabberde rechtspositie van homo’s. Wat hem het meest bijbleef, was een cliënt wiens partner stierf aan aids. ‘De ouders van die overleden man kwamen bij hem  aan de deur en zeiden dat hij niet meer in het pand van hun zoon mocht wonen. Ook de verhuurder accepteerde hem niet, omdat hij homo was. Daar kwam nog bij dat de ouders de enige erfgenamen waren. Mijn cliënt was volkomen rechteloos.’

Dittrich heeft die zaak niet kunnen winnen en vond het extra tragisch dat de man geen afscheid van zijn partner kon nemen. ‘Hij mocht niet op de begrafenis komen, omdat geheim moest blijven dat het slachtoffer homoseksueel was. In de overlijdensadvertentie stond dat hij was overleden aan een longontsteking in plaats van aids.’

Zware debatten

‘Er was een hoop mis’, vat Dittrich samen, maar juist dat onrecht motiveerde hem om te strijden voor gelijke rechten van seksuele minderheden, onder meer als Tweede Kamerlid van D66. De bekroning van zijn jarenlange inspanningen was de inwerkingtreding van het homohuwelijk op 1 april 2001, twintig jaar geleden. Al in 1994, als kersvers Kamerlid, deed hij daar een voorstel toe.

‘Er worden nog steeds mensen gepest vanwege hun geaardheid, op school en op het werk’

‘Ik had het wel heel zwaar in de debatten. De belangenvereniging COC was namelijk tegen. Ze vonden het huwelijk onderdrukkend en iets hetero-normatiefs en wilden geen deel uitmaken van deze vertrutting. Ze hadden liever dat ik me inzette voor bloeddonaties door homo’s.’

Gelijke rechten

De weerstand maakte het zo ingewikkeld omdat de Kamerleden die ook tegen waren met gemak naar het COC konden wijzen. Als er kritiek was vanuit de eigen achterban, hoe kon je dan voor het homohuwelijk stemmen? ‘Ik vond het niet goed dat zij hun mening aan alle homo’s wilde opleggen, ook aan hen die wel wilden trouwen. Alle mensen moeten dezelfde rechten hebben.’

Inmiddels is er ‘enorm veel bereikt’, vindt hij. ‘Het opengestelde huwelijk is echt een exportproduct geworden; er zijn nu 29 landen waar paren van hetzelfde geslacht kunnen trouwen én een kind kunnen adopteren.’

Boris Dittrich, studerend voor een tentamen economie, in 1977.

Maar wat Dittrich betreft moet Artikel 1 van de Grondwet zo snel mogelijk worden uitgebreid.

‘Het verbod op discriminatie moet niet alleen gelden op grond van geloof, ras en politieke voorkeur, maar ook op seksuele gerichtheid en handicap. Die grondwetswijziging is al aangenomen door de Eerste en Tweede Kamer, maar moet opnieuw worden ingediend. Grondwetswijzigingen moeten altijd twee keer worden aangenomen, waarbij er de tweede keer een twee derde meerderheid nodig is voordat het artikel kan worden aangepast.’

Eenzaam

Maar nog belangrijker dan het veranderen van wetten, is het veranderen van ons sociaal normatief gedrag, vindt hij.

‘Kinderen worden op school nog steeds gepest vanwege hun geaardheid, datzelfde gebeurt onder volwassenen op de werkplek. We hebben meer rolmodellen nodig. Toen ik jong was hadden we alleen Jos Brink en Albert Mol (inmiddels overleden tv-persoonlijkheden, red.). Onder profvoetballers hebben we er bijvoorbeeld nog niet één. Ik krijg nog steeds mailtjes van mensen buiten de Randstad, bijvoorbeeld uit de Biblebelt, waar homoseksualiteit nog steeds wordt afgewezen. Zij zijn ontzettend eenzaam omdat ze nog nooit van het COC of een andere vereniging hebben gehoord.’


Online symposium Homo-emancipatie, georganiseerd door studievereniging HSVL van de opleiding geschiedenis. Donderdag 6 mei, 19.15-21.45 met o.a. Martien Sleutjes over homoseksuelen in de Tweede Wereldoorlog en Boris Dittrich over zijn emancipatiewerk in de Nederlandse politiek en internationaal. Aanmelden kan hier.