Achtergrond
Het grote grijze mijnenveld
Voor promovendi is wetenschappelijke integriteit een lastig thema. Ze zitten in een kwestbare positie: ze zijn werknemer, maar ook afhankelijk van begeleiders. ‘Het grijze gebied is zo ingewikkeld dat er geen concrete regels zijn.’
Vincent Bongers
woensdag 12 november 2014

Wat kan nog net wel door de beugel en wat niet? Wie meer wil weten over het grijze gebied van wetenschappelijke integriteit, kan op meerdere plekken terecht. Op 18 november vindt in Leiden het theater- en discussieprogramma Gewetenschap plaats. Een middag met aandacht voor hoe je als wetenschapper de mist in kunt gaan, vaak zonder dat je dat zelf in de gaten hebt. Op 21 november is op Campus Den Haag de landelijke PhD-dag waar ook aandacht is voor gerommel in de wetenschap.

Daarnaast volgen alle nieuwe Leidse promovendi een introductiebijeenkomst. Hierin komt ook wetenschappelijke integriteit aan de orde. Wie nog meer wil weten, kan een vervolgcursus doen. Die is overigens nog niet voor alle promovendi beschikbaar. ‘We gaan niet diep in op de zaken rond Stapel of Poldermans’, zegt de docent, epidemioloog Ton de Craen. ‘Het is de deelnemers vooraf wel duidelijk dat data vervalsen en verzinnen niet mag, en dat plagiaat verboden is.’

Maar wat is dan wel het grijze gebied? ‘Dat weten we niet precies. Eigenlijk is dat alles wat niet onder de noemers fabricatie, falsificatie of plagiaat valt. We gebruiken als uitgangspunt de gedragscode van universiteitskoepel VSNU over wat goede wetenschap is. We leggen de cursisten een aantal casussen voor, en vragen dan of zij denken of de wetenschappelijke integriteit in het geding is. Daar discussiëren we dan over. Je hebt bijvoorbeeld acht muizen in je experiment en een van de muizen doet niet wat je wilt. Ga je dan maar verder met zeven muizen? En wat als je begeleider zegt: “Ach, joh. Neem gewoon die zeven muizen. Zo doen we dat hier altijd.”’

De Craen: ‘Data aanpassen mag natuurlijk niet. Maar als promovendus zit je in een aparte, kwetsbare situatie. Je bent werknemer van de universiteit maar tevens afhankelijk van goedkeuring van je proefschrift door je promotor en begeleider.

‘We bieden geen pasklare oplossingen over integriteitskwesties, maar we kunnen de promovendi wel bewust maken van de valkuilen. Zodat we niet in de situatie komen dat we pas reageren als het kalf reeds verdronken is. Deze cursus is pas een eerste aanzet tot verbetering.’

Mare vroeg Leidse promovendi en postdocs om te vertellen over eigen ervaringen in het grijze gebied. Niet één van hen wilde in de krant reageren, zelfs niet anoniem. Ze vinden de kans te groot dat praten het vakgebied schaadt - ook als het gaat om zaken die niet zo duidelijk goed of fout zijn.

Wel schetst een aantal van hen de problemen die zij in de dagelijks praktijk tegen komen Het auteurschap van een artikel leidt bijvoorbeeld soms tot conflicten. Bètawetenschappers werken veel samen. Een discussiepunt is dan: hoeveel werk moet iemand gedaan hebben voor auteurschap van een artikel? Auteurschap wordt ook wel als onderhandelingsmiddel ingezet bij het opzetten van samenwerkingen.

Een andere vaak genoemde kwestie is het bewaren van data. De gegevens waar een artikel op is gebaseerd, zijn vaak niet meer te achterhalen. De lezer moet er dan vaak maar van uitgaan dat de auteur de ruwe data juist heeft geïnterpreteerd.

Wetenschappers willen ook nog wel eens statistiek in hun voordeel gebruiken. Soms worden relevante bewerkingen alleen in bijschriften vermeld. En eigenlijk dus een beetje weggemoffeld.

‘Het grijze gebied is zo ingewikkeld dat er geen concrete regels voor zijn op te stellen,’ zegt promovendus en universiteitsraadlid Gareth O’Neill. ‘Je kunt richtlijnen opstellen, maar geen regels. Andere dingen kun je wel vastleggen. Zaken als: zorg dat al de gebruikte gegevens opgeslagen en toegankelijk zijn, horen daar zeker bij.’

De Craen: ‘Vals spelen helemaal uitbannen, is niet haalbaar. We kunnen het risico wel beperken. Ik heb de indruk dat er bij onderzoeksgroepen waar wetenschappers in isolement werken een groter risico is dat het mis gaat. Dus zorg voor een transparante organisatie waar het wordt aangemoedigd om elkaar vragen te stellen over integriteit. Het uitwisselen van ervaringen is heel belangrijk.’

‘Een wetenschapper zit in een lastig parket. Er zijn nu eigenlijk maar twee mogelijkheden’, zegt de Groningse psycholoog en wetenschapsfraudespecialist Maarten Derksen. ‘Of je doet het onderzoek helemaal goed, of het deugt helemaal niet. Dat zwart-witdenken creëert een systeem waarin geen ruimte is voor fouten. Er is dus ook geen ruimte voor wetenschappers om toe te geven dat ze in de fout zijn gegaan, en geen ruimte om van fouten te leren. Nu is de reactie op kritische vragen al snel: “Bedoel je dat ik aan frauderen ben?” Het is meteen een halszaak.’

Voor wie zich afvraagt of het eigen onderzoek of dat van collega’s door de beugel kan, heeft de universiteit een vertrouwenspersoon integriteit. O’Neill: ‘Belangrijk dat dat kan. Maar wat gebeurt er daarna? Wat zijn de volgende stappen? Het is ontzettend lastig, zo niet onmogelijk om ervoor te zorgen dat de klager anoniem blijft.’

‘En stel dat jij zelf onder de loep ligt, terwijl je je van geen kwaad bewust bent? Dan krijg je via-via te horen dat er een soort proces tegen je wordt gevoerd. Dat heeft ook consequenties. Het kan ook dat er een soort sfeer van wantrouwen ontstaat onder wetenschappers. Dat wil je ook niet. Daarom praten wetenschappers hier ook niet graag over. Het is een beetje het idee van “als we er niet over spreken dan bestaat het probleem ook niet.”

Op de PhD-dag geeft Derksen een workshop over wat een promovendus moet doen bij het vermoeden dat er iets niet in de haak is. Hij erkent dat een klacht indienen problematisch is. ‘Klokkenluider zijn, is vreselijk. Vooral als de klacht een begeleider betreft; dat is een enorm risico. Als de klacht wordt afgewezen of niet ontvankelijk verklaard, valt mogelijk de bodem weg onder je carrière.’

Voor wie toch wil klokkenluiden heeft Derksen tips. ‘Houd er rekening mee dat je ongelijk kunt hebben. Zoek en verzamel zoveel mogelijk bewijs. Zorg dat je heel zeker van je zaak bent. Neem als dat mogelijk is iemand, bijvoorbeeld een collega, in vertrouwen. Vraag als dat mogelijk is een second opinion. Zoek steun van anderen als je echt een klacht wilt indienen, en consulteer ook een vertrouwenspersoon.’

In andere gevallen kan het juist goed zijn om vragen te stellen. ‘Stel het probleem aan de orde. Mogelijk is de persoon in kwestie zich er helemaal niet bewust van dat er iets fout is gegaan. Dan kan het juist verstandig zijn om met hem of haar te overleggen.’

‘Twijfelachtige wetenschap is ook veel moeilijker aan te pakken dan fraude. Er zijn geen heldere criteria. Veel zaken komen niet aan bod bij commissies wetenschappelijke integriteit van universiteiten. Dus er volgt ook nooit een duidelijk oordeel van zo’n commissie over dit soort kwesties.’

‘Niet voor iedereen weggelegd’

Dinsdag in Leiden, vorige maand aan de UvA: Gewetenschap. In dit toneelstuk wordt de destructieve dynamiek geschetst tussen een ambitieuze postdoc, een promovenda en haar begeleidende hoogleraar.

Postdoc Jeroen aast op een vaste aanstelling, en daar moet alles voor wijken. Hoogleraar Karin heeft het te druk met het schrijven van opiniestukken voor dagbladen en het binnenhalen van beurzen om onderzoek te doen en haar promovendi aan te sturen. De kersverse promovenda Lotte is eigenlijk een niet al te beste wetenschapper die nauwelijks begeleiding krijgt.

Onder meer aan bod in het stuk: het gerommel met beursaanvragen. Karin en Jeroen dikken de maatschappelijke relevantie van hun onderzoek aan in hun voorstel. ‘Soms moet je nu eenmaal door een paar hoepels springen om geld te krijgen’, aldus Jeroen.

Helemaal mis gaat het als een paper van Lotte dreigt te floppen. Maar de postdoc weet raad:

Jeroen: ‘Hoe staat het met de cijfers?’

Lotte: ‘Niet zo best.’

Jeroen: ‘Ik dacht dat we iets op het spoor waren.’

Vervolgens laten de twee allerlei software los op de dataset. Net zo lang tot de resultaten goed zijn.

‘Komen we hier mee weg?’ sputtert Lotte nog tegen. ‘Dit is datamarteling.’

Jeroen: ‘De natuur geeft haar geheimen niet zomaar prijs.’

De problematiek in het stuk wordt kernachtig samengevat door hoogleraar Karin: ‘Ethiek is niet voor iedereen weggelegd.’

Gewetenschap

Universitair Sportcentrum

18 november, 16 u

Stapel was wake-up call

De Leidse universiteit neemt steeds meer maatregelen om misstanden in de wetenschap te voorkomen, zegt rector magnificus Carel Stolker.

Een jaar geleden is de universiteit heel actief geworden op het gebied van wetenschappelijke integriteit. Hoe komt dat?

‘We hebben na de grote affaires rond Stapel, Bax en Poldermans een heleboel dingen tegelijkertijd uitgezet. Dat was echt een wake-up call. In Leiden hebben we gelukkig nog niet veel grote zaken gehad. Wel hadden we vorig jaar de toestand rond de reumatologe die ’s nachts het lab van het Leids Universitair Medisch Centrum binnensloop om experimenten te manipuleren. Dat ging behoorlijk ver. Gelukkig komen zulke zaken niet veel voor.’

Het is moeilijk om wetenschappelijke integriteit in regels te vangen. Hoe maak je dan duidelijk wat niet mag?

‘Dat is lastig. Wetenschappelijke integriteit moet worden verweven in het onderwijs en onderzoek. Dat is een enorm werk. Het is niet dat je even met de vinger knipt en het is geregeld.

‘In principe krijgen alle promovendi een algemene cursus. Verder hebben we de graduate schools gevraagd om onderwijs te ontwikkelen dat is toegespitst op hun eigen disciplines. Dat kun je niet generiek doen: sterrenkunde is een heel andere wereld dan de sociale psychologie.

‘Tegen docenten en hoogleraren zeg ik: “Maak alles bespreekbaar.” Zorg dat je minimaal twee keer per jaar op het instituut vergadert over wat er kan misgaan. Stel de vraag: “Waar liggen bij ons de gevoeligheden?” Die boodschap blijven we herhalen.

‘We doen veel aan preventie. Zo gaan alle scripties en proefschriften door de plagiaatscanner. In het nieuwe promotiereglement zijn we ook weer strenger. De promotor moet nu ook verklaren dat dissertaties door de scanner zijn gegaan en geen plagiaat bevatten.’

Vorig jaar is er ook een vertrouwenspersoon wetenschappelijke integriteit aangesteld: hoogleraar Engels Ingrid Tieken. Wat is haar taak?

‘Ik heb twee keer per jaar een overleg met haar en de voorzitters van de integriteitscommissies. De vertrouwenspersoon vertelt ons niet welke zaken er precies spelen. We weten niet eens op welke faculteit een eventueel probleem zich voordoet. Een casus moet namelijk niet te herleiden zijn tot personen. Het is strikt vertrouwelijk; ik weet alleen dat ze nog weinig zaken heeft binnengekregen.’

Wetenschappers durven vaak niets te zeggen. Hoe doorbreek je die angstcultuur?

‘De vertrouwenspersoon speelt hier een belangrijke rol in. Dit is echt ontzettend ingewikkeld, zeker voor promovendi. En al helemaal als die merken dat een begeleider mogelijk aan het rommelen is.

‘Het is belangrijk dat je er op de werkvloer regelmatig over praat en weet hoe je een gesprek voert over een integriteitsprobleem. “Wat doen we als we het idee hebben dat de wetenschappelijke directeur in de fout gaat?” Zorg ervoor dat er duidelijkheid is, nog voordat er iets aan de hand is.’