Achtergrond
Oranjes onderzocht: hoe koloniaal was ons koningshuis?
Er komt een onafhankelijk onderzoek naar de koloniale geschiedenis van de Oranjes, maakte koning Willem-Alexander vorige week bekend. Mare neemt alvast een voorschot op mogelijke pijnpunten. ‘Het zou ongemakkelijk zijn als blijkt dat ze er veel aan hebben verdiend.’
Vincent Bongers en Sebastiaan van Loosbroek
donderdag 15 december 2022
Koning Willem I door Joseph Paelinck (1819)

In april 1595 vertrekken de schepen Mauritius, Hollandia, Amsterdam en het Duyfken vanaf Texel naar Bantam op Java. De kleine vloot onder leiding van Cornelis de Houtman is op zoek naar specerijen. Het is de eerste tocht naar de Oost: de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) bestaat nog niet, maar de Oranjes spelen al een rol in de eerste stappen naar kolonisatie van Java, schrijven Australische onderzoekers Susan Broomhall en Jacqueline Van Gent in hun boek Dynastic Colonialism.

Voor De Houtman was het namelijk van groot belang dat Maurits van Oranje aanbevelingsbrieven en giften meegaf om buitenlandse heersers te paaien. Door diplomatie, handel en het uitwisselen van geschenken kregen de Oranjes figuurlijk voet aan de grond in Indië.

Toch is er over de rol die het koningshuis in de beginfase van de kolonisatie nog veel onbekend, zegt historicus en koningshuiskenner Coks Donders. ‘Voornamelijk over hoe de geldstroom in elkaar zat. Dat is goed om te onderzoeken en ik snap dat de koning wil weten waar je als koningshuis je geld aan hebt verdiend.’

Heersers paaien

In opdracht van koning Willem-Alexander gaat de Leidse universiteit een onafhankelijk onderzoek verrichten naar de koloniale geschiedenis van de familie Oranje-Nassau, bleek vorige week. Het onderzoek zal drie jaar duren en staat onder leiding van emeritus hoogleraar koloniale geschiedenis Gert Oostindie.

‘Diepgaande kennis van het verleden is essentieel om historische feiten en ontwikkelingen te kunnen begrijpen en de impact daarvan op mensen en gemeenschappen zo scherp en eerlijk mogelijk onder ogen te kunnen zien’, liet de koning weten. ‘Ik vind het belangrijk dat deze kennis ook beschikbaar komt ten aanzien van de rol van het Huis Oranje-Nassau in de koloniale geschiedenis.’

Er valt genoeg te onderzoeken, blijkt uit een rondgang langs experts.

In de zeventiende en achttiende eeuw waren de Oranjes bestuurlijk, economisch en cultureel betrokken bij de koloniën, vertelt universitair docent Karwan Fatah-Black, expert op het gebied van vroegmoderne globalisering en het Atlantische slavernijverleden. ‘We weten dat stadhouder Willem III, die ook koning was van Engeland en Schotland, aandelen had in de Engelse handelsmaatschappij The Royal African Company, die ook aan slavenhandel deed. Stadhouders Willem IV en V zaten in het koloniale bestuur, zij waren voorzitters van de VOC en West-Indische Compagnie (WIC).’

Legermacht naar Suriname

Willem IV stuurde bijvoorbeeld een legermacht naar Suriname om opstanden van marrons, gevluchte voormalige slaven, de kop in te drukken en om de koloniale raad in Suriname te vervangen door een Oranjegezinde bestuurder. ‘Uit het onderzoek zou kunnen blijken dat de stadhouders een meer sturende rol hadden dan gedacht’, aldus Fatah-Black. ‘Willem V had aandelen in plantages. Ik weet niet hoeveel andere inkomsten zij ontvingen uit de koloniën, dat kan nu worden uitgezocht.’

Maar hoe verder je teruggaat in de geschiedenis, hoe lastiger het is om daar achter te komen, waarschuwt Donders. ‘Veel is niet gedocumenteerd of verdwenen in de loop van de tijd. En er is natuurlijk niemand meer die ons kan vertellen wat in welk handelsregister staat. Er is wel materiaal, maar de vraag is of het volledig is. Dat kost veel ontcijferwerk, maar er zijn specialisten die dat kunnen.’

Vaststaat dat de Oranjes geld hebben verdiend aan de koloniën. Donders: ‘We weten wel dat een exorbitant deel, soms tot twintig procent van de opbrengsten uit de koloniën, richting de kas van de Oranjes ging.’

 

Stadhouder Willem V by Johann Georg Ziesenis (circa 1768)

handel in opium

Het gaat niet alleen om geld maar ook om waardevolle objecten. Fatah-Black: ‘De Oranjes ontvingen geschenken uit de koloniën, die ze bijvoorbeeld doorgaven aan bevriende staatshoofden. Die geschenken speelden een rol in de opbouw van hun macht en reputatie.’ Donders: ‘Toen de vaart, de VOC en WIC, eenmaal lekker op gang waren, zijn er veel waardevolle kunstschatten deze kant op gekomen.’

Met moderne technieken kan worden achterhaald waar die precies vandaan komen. ‘Dat is bijvoorbeeld ook gebeurd met de Gouden Koets, waarbij specialisten bij wijze van spreken tot de mijn in Suriname aan toe konden traceren waar het goud vandaan kwam. De vraag is alleen wat je met die informatie wil doen. Het is aan de staat om daar een besluit over te nemen.’

Bovendien zouden de onderzoekers ook hun licht moeten schijnen op investeringen van de Oranjes in de koloniën, vinden Fatah-Black en Donders. Zo is koning Willem I rijk geworden door de handel in opium, schrijft Ewald Vanvugt in zijn boek Roofstaat (2016). Willem I richtte onder andere daarvoor de Nederlandsche Handelsmaatschappij (NHM) op. De NHM oordeelde ‘dat de zedelijkheid haar niet verbood het verbruik onder de Javanen te stimuleren, teneinde daardoor handelswinsten voor Nederland te behalen’, schrijft de expert van het koloniale verleden van Nederland. Begin negentiende eeuw was Indië een wingewest geworden waar de bevolking werd uitgebuit.

‘Zo veel eeuwen in drie jaar door­ploegen vind ik heel ambitieus’

Van 1825 tot 1833 was de winst van de NHM zes miljoen gulden, waarvan de helft werd verdiend met de opiumhandel. ‘Die winst voorkwam het bankroet van de NHM en het Nederlandse koningshuis, en legde het fundament onder beide instituten’, schrijft Vanvugt. Bij zijn aantreden in 1815 bezat Willem I bijna niets. ‘Bij zijn dood werd zijn fortuin geschat op 30 miljoen gulden.’

Waar dit geld vandaan kwam, bleef onopgehelderd. Een van de zaken die de commissie zal moeten uitzoeken, is welk deel van het fortuin van Willlem I nog meer is te herleiden tot de koloniën.

30 miljoen gulden

‘Bij deze koning, waarbij de koloniën direct onder zijn gezag stonden, zal het onderzoek ook moeten gaan over het cultuurstelsel’, zegt ­Fatah-Black. Dat is een pachtsysteem dat de Javanen dwong om op een deel van de grond die ze bewerkten koffie, thee en suiker te verbouwen. De producten werden ingeleverd bij het gouvernement, dat de spullen met hoge winsten verkocht. Met dat stelsel kon de koning zijn macht vrijwel zonder weerstand uitoefenen en werd de bevolking van Java volledig uitgezogen. ‘De Oranjes waren in die tijd het symbool van de koloniale macht.’

Ook de periode daarna, rond de afschaffing van de slavernij in 1863 (al bestond er tot en met 1873 nog slavernij in Suriname), behoeft onderzoek. ‘Koningen Willem II en III lijken een niet erg actieve rol te hebben gespeeld in die afschaffing’, aldus Fatah-Black. ‘Het kan zijn dat zij die ontwikkeling juist hebben afgeremd.’

Over de laatste eeuw is al veel bekend, zegt Donders. ‘In de eerste helft van de twintigste eeuw zijn de meeste koloniën onafhankelijk geworden. Wilhelmina was de laatste die nog grote betrokkenheid had bij de koloniën. Vanaf Juliana in 1948 werd dat een stuk minder.’

Nieuwe zaken

Fatah-Black vermoedt dat er veel nieuwe zaken aan het licht gaan komen. Dat bleek ook toen hij onderzoek deed naar de rol van De Nederlandsche Bank in de slavernij. ‘In de geschiedenis van de bank die al was verschenen kwam het woord slavernij helemaal niet voor. Na onderzoek bleken er toch duidelijke verbanden met dat verleden. Ik verwacht dat het hier ook zo zal gaan. Het zou ongemakkelijk kunnen zijn als boven tafel komt dat de Oranjes veel aan de koloniën hebben verdiend.’

Volgens Donders is een driejarig onderzoek wellicht niet lang genoeg. ‘Zo veel eeuwen in drie jaar doorploegen vind ik heel ambitieus’, reageert ze. ‘Ik denk dat je een heleboel voor elkaar kan krijgen, maar weet zeker dat het dan nog niet klaar is.’

Excuses slavernij

‘Het loopt helemaal verkeerd’, zegt Fatah-Black over de gang van zaken rond de excuses die de Nederlandse staat wil maken voor de slavernij. Hij was vorige week aanwezig bij het overleg op het Catshuis tussen het kabinet en diverse belangenorganisaties over de excuses.

‘Rutte heeft niet de ambitie om de excuses te depolitiseren. Dat is echt een fout van het kabinet en de premier. Excuses moeten buiten het gekrakeel van de dagelijkse politieke strijd blijven.

‘Ik denk echt dat het beter is om niet nu de excuses te maken. Rutte stelt zichzelf centraal in het proces. We moeten het loskoppelen van een politiek ambt. Dat kan het best door het staatshoofd, de koning dus, excuses te laten maken. Die staat boven de partijen.’

Volgens Fatah-Black is 1 juli een prima datum, dan wordt herdacht dat er 150 jaar geleden echt een einde kwam aan slavernij. ‘Dat is beter dan het er nu doorheen jagen.’