Achtergrond
De herder van het volk (wiens memoires 25 jaar lang geheim moesten blijven)
In de tientallen gesprekken die Theo Brinkel voerde met Ruud Lubbers om zijn politieke memoires te schrijven, was de premier zo openhartig dat het boek uiteindelijk niet mochten verschijnen. Na een kwarteeuw verschijnt het alsnog. ‘Ik snap dat het allemaal erg gevoelig lag.’
Vincent Bongers
donderdag 15 oktober 2020
Illustratie Michiel Walrave

‘Ik weet het nog precies: ik was op vakantie in Italië toen de telefoon ging. “Theo”, hoorde ik aan de andere kant van de lijn. “Met Ruud. Ik heb besloten het niet te doen. Het boek kan niet verschijnen.”’

Die Ruud was Ruud Lubbers (1939-2018), die van 1982 tot en met 1994 minister-president van Nederland was. En Theo was Theo Brinkel, medewerker van het wetenschappelijk bureau van het CDA, die na 22 interviews de politieke memoires had opgetekend van de premier over wie Mark Rutte zei: ‘Het is weinige politici gegeven een samenleving écht te veranderen, maar Lubbers deed dat.’

‘Lubbers vertelde tijdens het telefoongesprek dat hij de tekst aan een stuk of tien adviseurs had voorgelegd’, zegt Brinkel, die tegenwoordig de bijzondere leerstoel militair-maatschappelijke studies bekleedt in Leiden. ‘Die zeiden: “Niet doen!” Sommige zaken lagen te gevoelig. Ik was boos.’

Hij heeft er 25 jaar op moeten wachten, maar nu zijn de memoires Haagse jaren alsnog verschenen. ‘Inmiddels is de boosheid wel bekoeld hoor.’

Diep in de nacht

Brinkels belangstelling voor Lubbers ontstond al toen hij geschiedenis studeerde in Leiden. ‘In december 1979 ben ik met mijn hele studentenhuis naar het Kamerdebat gegaan over de mogelijke plaatsing van 48 kruisraketten in Nederland. Lubbers was toen fractievoorzitter van het CDA. Dat hebben we tot diep in de nacht gevolgd.’

‘In het rampjaar 1994 werd iedereen wanhopig. Er was geen enkele regie’

Eenmaal in dienst bij het CDA schreef hij hem een brief. ‘Ik vroeg hem of hij aan mij wilde vertellen wat de beweegredenen waren achter bepaalde besluiten en handelingen. Hij besloot mee te werken. De eerste gesprekken vonden plaats in Het Torentje. Later spraken we ook wel af op het Catshuis, of bij Lubbers thuis in Kralingen.’

Van die gesprekken maakte Brinkel een letterlijk verslag. ‘Dat is geaccordeerd door Lubbers. Daarna ben ik pas echt gaan schrijven. Dat heeft hij ook weer goedgekeurd.’ Tot het alsnog sneuvelde. Ruim twee decennia bleef het op de plank liggen.

Niet objectief

‘Toen het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis een biografie wilde schrijven, kwam de vraag: “Wat doen we ermee?” Toen heb ik met Lubbers overlegd en is besloten het uit te brengen. Dan is het een openbare bron die een biograaf kan gebruiken, óf zich tegen kan afzetten, want de memoires zijn niet objectief.’

Ruud en Ria Lubbers, in 1986. Foto uit besproken boek
De ontsnappingstruc van Ruud en Ria

‘Ik heb veel aan Ria’, zegt Lubbers in de memoires over zijn vrouw. Zij was zijn steun en toeverlaat.

Dat blijkt bijvoorbeeld als er opeens actievoerders voor hun huis staan, die het oneens zijn met de stevige hervormingen waarmee de premier de economische crisis wil bestrijden.

Als de groep demonstranten opduikt, bedenken de twee een list. Terwijl Ruud zich schuilhoudt in de studeerkamer, doet Ria de deur open en zegt dat haar echtgenoot al naar Den Haag is vertrokken. ‘Ik denk dat hij daar al moet zijn. Er mogen twee mensen binnenkomen om even naar zijn kantoor te bellen.’

Vanuit de woonkamer belt Ria naar de extra telefoonlijn in de studeerkamer, waar Ruud de radio heeft aangezet om het kabaal van de demonstranten te overstemmen. Als Ria de hoorn aan een actievoerder geeft, doet Lubbers alsof hij in Den Haag is: ‘Wat vreselijk jammer dat jullie me net niet thuis treffen.’ De demonstranten druipen vervolgens af, en Ruud laat zich door zijn chauffeur, die een paar straten verderop staat te wachten, naar Den Haag brengen.

Als er klagers naar Kralingen kwamen, kregen ze wel vaker een warm ontvangst. Ria zat ooit buiten op de stoep ‘uren te debatteren met jongeren’ en ze deelde ‘flesjes bier uit’, aldus Lubbers. ‘Met woede of verontwaardiging moet je nooit op dat soort dingen reageren, maar met onverstoorbaarheid en humor.’

Maar wat waren nou de gevoelige zaken die voor een kwarteeuw uitstel zorgden? Het korte antwoord: Lubbers’ was te eerlijk en openhartig over personen die destijds nog politiek actief waren.

De langere versie: al tijdens zijn derde kabinet laat Lubbers weten niet te willen doorgaan als partijleider en lijsttrekker van het CDA. Hij wijst een kroonprins aan, fractievoorzitter Elco Brinkman, maar tussen de twee partijbonzen loopt het helemaal mis. Brinkel: ‘Lubbers raakt de controle kwijt en gaat fouten maken. Bij de verkiezingen van “het rampjaar 1994” zegt hij te gaan stemmen op Ernst Hirsch Ballin, de nummer drie op de kandidatenlijst.’

‘Speelkwartier is voorbij’

Brinkman had zich al eerder laatdunkend uitgelaten over Lubbers’ kabinet door te zeggen: ‘Het speelkwartier is voorbij.’ Mede door die interne strubbelingen gaat het CDA keihard onderuit bij de verkiezingen van 1994. Brinkel: ‘Bij het wetenschappelijk instituut waren we wanhopig: “Waarom doet niemand iets?!” Niemand greep in. Er was geen enkele regie.’

‘Lubbers is in het boek heel openhartig in de kritiek op de Tweede en de Eerste Kamerfractie van het CDA. Maar omdat een deel van hen toen nog actief was in senaat en parlement, wilde hij in 1995 niet publiceren.’

Theo Brinkel (links) interviewt Ruud Lubbers voor de CDA-krant (augustus 1986). Foto uit besproken boek.

Ander heikel punt: zijn bespiegelingen over de Duitse bondskanselier Helmut Kohl. ‘Ook hij was toen nog in functie. Dan was het verschijnen van zo’n boek niet handig.’

Minderwaardigheidscomplex

De twee waren van dezelfde politieke kleur en in het begin bondgenoten. Maar volgens Lubbers verandert Kohl bij de Duitse eenwording in 1990. Hij was de grote man geworden die geen tegenspraak meer duldde.’

De twee werden kemphanen. ‘Lubbers wilde de Europese Centrale Bank in Amsterdam vestigen, en als dat niet mogelijk was dan maar in Bonn. De kanselier nam het Lubbers heel erg kwalijk dat hij zich tegen hem verzette. Kohl stond erop dat de bank in Frankfurt, het financiële centrum van Duitsland, zou komen. Dat is ook gebeurd.’

De kanselier krijgt ‘iets inhumaans als zijn machtsbasis in discussie komt’, aldus Lubbers: ‘Van iemand met een charmant minderwaardigheidscomplex is hij uitgegroeid tot een man met een irritant superioriteitsgevoel.’ Hij was niet ‘langer de goede motor’ voor Europa.

‘Ja, Lubbers was heel openhartig over Kohl’, zegt Brinkel. ‘Dus ik kan begrijpen dat het allemaal erg gevoelig lag.’


Theo Brinkel, Haagse jaren. De politieke memoires van Ruud Lubbers. Ambo|Anthos Uitgevers, 432 pagina’s, € 24,99

De eenzame herder zag verdeeldheid als het allergrootste kwaad

Lubbers werd premier in een tijd dat Nederland er economisch slecht voor stond. ‘Hij had het imago van een macher, een no-nonsensepoliticus’, vertelt Brinkel. ‘Toen in 1982 het eerste kabinet Lubbers aantrad, was zo’n aanpak ook nodig. Toen ik in 1983 afstudeerde, was de kans dat je aan een baan kwam echt heel klein. Het was nodig om te hervormen, en dat deed hij dan ook.’

Maar hij was niet slechts een harde manager. ‘Hij had veel diepgang, gaf veel ruimte aan zijn religieuze opvattingen. Hij had een visie op de maatschappij. Lubbers beschouwde zichzelf als een herder van het volk. Voor hem was maatschappelijke verdeeldheid de duivel, het allergrootste kwaad.’

Hij was altijd op zoek naar een breed draagvlak. ‘Dat deed hij met betrekking tot ethische vraagstukken als abortus en euthanasie, maar ook als het ging over de toekomst van de sociale zekerheid.’ 

In het boek toont Lubbers ook zijn kwetsbaarheid en gevoeligheid. Zo schrijft de premier aan de vooravond van het Kamerdebat over de regeringsverklaring van zijn eerste kabinet een tekst die begint met het woord ‘eenzaamheid’ en eindigt met: ‘laat schuilen in Uw hand.’