Republikeinen maakt het natuurlijk niet uit wie er precies op de troon zit. Het instituut zelf is dom en primitief, en al zat de meest geschikte persoon aller tijden op de toppositie, dan nog moesten we ermee stoppen.
Als je nou wel een koning wil, hoe vind je dan de meest geschikte kandidaat?
Dat lijkt op het eerste gezicht heel makkelijk. Hoewel Nederland meerdere internationale verdragen heeft ondertekend die het verbieden om te discrimineren op maatschappelijke afkomst of andere status, is het koningschap erfelijk. Het werkt in theorie dus net als in de kindersprookjes: de prins en de prinses krijgen elkaar, de prins wordt koning, ze krijgen samen heel veel kindertjes en de oudste daarvan wordt later ook weer koning.
Als we de functie van basisschooljuf zo zouden verdelen, stuurde niemand zijn kinderen nog naar school. Bij het staatshoofd is het echter prima, blijkbaar.
Ietsje ingewikkelder
Evengoed: koning Nummer I verovert het land op de boze heks, hij wordt opgevolgd door koning Nummer Twee, enzovoort tot in de eeuwigheid.
Bij de Oranjes zit het echter allemaal ietsje ingewikkelder.
Laten we beginnen bij het begin. Prins Willem van Oranje, Willem de Zwijger, Wilhelmus van Nassouwe, oprichter van de Universiteit Leiden en daardoor min of meer direct verantwoordelijk voor het feit dat u dit verhaal nu leest.
Willem was niet alleen Vader des Vaderlands, maar ook van tenminste zestien kinderen, waarvan vijftien bij de vier vrouwen met wie hij trouwde. Het stadhouderschap zou normaal gesproken over zijn gegaan op zijn oudste zoon, Filips Willem. Die werd echter bij het uitbreken van de Nederlandse opstand gevangen genomen door de ko-ho-ho-ho-ning van Hispanje naar wie hij vernoemd was, Philips II. Toen hij meer dan twintig jaar later ineens op de stoep stond, vertrouwde niemand hem meer.
Eigenlijk is dus al vanaf het moment dat Filips Willem geweigerd werd, niet de juiste Oranje de baas.
Het wordt echter nog erger.
Zijspoor
Zoon nummer twee was jong gestorven, dus werd zoon nummer drie stadhouder: Prins Maurits. Die had wel kinderen, maar geen wettige. Dus werd zoon nummer vier de baas: Frederik Hendrik. Maurits dwong hem te trouwen op straffe van onterving, dus huwde Frederik met de gravin Amalia van Solms. Hun kind heette Willem II, en trouwde met een prinsesje van tien jaar oud. Zij kregen een zoon, Willem III.
Willem III was nog minderjarig, en de Staten van Holland besloten hem op een zijspoor te zetten: het Eerste Stadhouderloze Tijdperk. Hij wist later alsnog de macht te grijpen. In het boek Moordenaars van Jan de Witt (2013) toonde historicus Ronald Prud’homme van Reine aan dat Willem III vrijwel zeker persoonlijk verantwoordelijk was voor de lynchpartij van raadspensionaris Johan De Witt en zijn broer Cornelis. Voor zijn bloedlijn hielp die politieke moord geen zier, want Willem III stierf in 1702, zonder wettig nageslacht.
Dus toen was het sprookje eigenlijk uit.
Er ontstond een hoop gekonkel over wie er baas mocht worden over de Nederlanden, waarbij uiteindelijk ene Willem IV boven kwam drijven. Die was via de vrouwelijke lijn afstammeling van Frederik Hendrik, maar dat was koning Frederik I van Pruisen ook. Die laatste was het bovendien via een oudere dochter.
Opperstalmeester
Niet alleen is onduidelijk of Willem IV wel stadhouder had moeten worden, ook zijn er vraagtekens te plaatsen bij zijn vaderschap van Willem V. Vier had een zwakke gezondheid, en het viel de omgeving op dat Vijf veel meer leek op opperstalmeester Douwe van Grovestin dan op zijn wettige vader.
‘Wegens de gebleken geslachtelijke onmacht van Willem IV, is het wenselijk , te onderzoeken, vanwaar de fictieve “Oranjeboom” het sap betrokken heeft, dat hem verder deed bloeien’, citeert amateurhistoricus Hanno de Iongh een van die tongen in zijn boekje Oranje bastaarden: een vademecum (2001).
In 1794 vielen Napoleons troepen Nederland binnen, en Willem V vluchtte naar Engeland. Nederland kreeg haar eerste koning: Lodewijk Napoleon. Hij ging uiteindelijk de geschiedenis in als Lodewijk de Goede, een eretitel die niet één van de Oranjes wist te veroveren.
In 1813 verloren de Fransen de slag bij Leipzig, maar Nederland hield het koningschap erin: Willem V’s zoon werd koning Willem I. Zijn kleinzoon, koning Willem III, verwekte drie zoons. De oudste daarvan had dus koning Willem IV moeten worden, maar papa was het niet eens met de bruid die zijn zoon op het oog had, en deze Willem Nicolaas verliet het land. Willem III hertrouwde met Emma, de moeder van Koningin Wilhelmina.
Ook die geboorte is omgeven met geruchten: Willem III zou tegen die tijd syfilis hebben opgelopen, volgens Oranje bastaarden. Niet hij, maar jonkheer S.M.S. De Ranitz zou de vader zijn. ‘Er zijn ook historici die dat tegenspreken’, vertelt De Iongh. ‘Maar in de familie De Ranitz kwam een zeldzame vorm van muziekdoofheid voor, waar ook Wilhelmina aan geleden zou hebben. Ze ging pas staan na het volkslied, als ze anderen zag applaudisseren.’
Orde op zaken
Natuurlijk zijn er maar weinig families waarbij je vijfhonderd jaar terug kan gaan in de tijd zonder schandalen en koekoeksjongen te vinden, en natuurlijk gaan er per definitie nare roddels rond over zo’n belangrijke familie, ook als ze nergens op gebaseerd zouden zijn.
Maar het hele punt van het staatshoofdschap in Nederland is dat het erfelijk is. Dan moet ook de juiste erfgenaam koning worden. De troonopvolgingslijn van de Oranjes bevat zoveel rare verschuivingen en betwiste vaderschappen dat het tijd wordt om orde op zaken te stellen.
Dat kan eenvoudig: met een dna-test. Zelfs als er geen bastaarden in de bloedlijn zitten, zijn er waarschijnlijk hordes mensen die genetisch dichter bij Willem van Oranje staan dan onze kroonprins.
Juridisch is dat overigens al dichtgetimmerd. Artikel 24 van onze grondwet stelt: ‘Het koningschap wordt erfelijk vervuld door de wettige opvolgers van Koning Willem I, Prins van Oranje-Nassau.’
Aluminiumhoedjes
Daarmee wordt al het gerommel rond de opvolging van de stadhouders juridisch onder het tapijt geveegd; dat Willem I wellicht niet het meeste recht had op de troon, maakt blijkbaar niet meer uit.
Maar goed, dan testen we vanaf Willem I.
Er is zoveel gemeenschapsgeld, macht en land verbonden aan het koningschap. Dan is het niet teveel gevraagd als de troonopvolger eventjes zwart op wit kan laten zien dat hij of zij daar ook recht op heeft.
Bijkomend voordeel is dat aluminiumhoedjes-verhalen zoals over Monique Roovers (die beweerde de oudste dochter te zijn van Juliana) voorgoed beslecht kunnen worden.
Of, nog mooier, we pakken het net zo aan als in de goede ouwe tijd: de macht is voor wie hem weet te grijpen. Iedereen die – van zijn eigen geld, graag – een legertje weet te mobiliseren, mag oprukken naar het paleis en daar met de koninklijke troepen vechten om de troon.
Dit stuk verscheen eerder in Mare, op 25 april 2013, in het themanummer 'Leve de koning/Weg met de koning'