Achtergrond
Soms heeft slimheid een stigma (óók op de universiteit)
Hoogbegaafd zijn is niet per se een pretje, ook niet als je studeert. Wat betreft begrip en begeleiding kan er nog het nodige verbeteren, vinden experts en studenten. ‘Als je je zes uur per dag te pletter verveelt, word je daar geen beter mens van.’
Susan Wichgers
donderdag 10 november 2022
In het Leidse stadhuis demonstreren de makers van ‘Kamelenrace’ hun creatie tijdens een tentoonstelling met bordspellen gemaakt door hoogbegaafde kinderen. Foto Joel van Houdt / ANP

Hillary Clinton, Rowan Atkinson, Quentin Tarantino: mensen die ogenschijnlijk weinig met elkaar gemeen hebben, behalve hun vermeende hoge intelligentie. Maar ook Bibi Breijman, bekend van het legendarische programma Oh oh Cherso schijnt een zeer hoog IQ te hebben.
Om maar even aan te geven: hoogbegaafdheid komt in allerlei vormen, en lang niet alle hoogbegaafden houden er een wetenschappelijke of creatieve carrière op na.

Sterker nog, een aanzienlijk deel komt helemaal niet goed mee in het normale schoolsysteem.

Dat onderzocht Willy de Heer, die door haar werk in het onderwijs veel ‘makkelijk lerende’ kinderen, zoals zij ze noemt, zag worstelen op dezelfde manier als moeilijk lerende kinderen. ‘Het verschil was alleen dat moeilijk lerende kinderen daar hulp bij kregen, terwijl van makkelijk lerende kinderen wordt verondersteld dat ze zich kunnen aanpassen.’

De Heer deed een duaal promotietraject aan de Universiteit Leiden en promoveerde in 2017 aan de rechtenfaculteit. ‘Dat klinkt misschien raar, maar ik heb gekeken naar het onderwerp vanuit het perspectief van kinderrechten. Mijn proefschrift bestond uit drie onderzoeken. In het eerste heb ik onderzocht welke kennis er in de wetenschap aanwezig is over hoogbegaafdheid, en wat daarvan wordt toegepast in het basisonderwijs. Het bleek dat er in het basisonderwijs weinig kennis over was, en de kennis die er wel is, wordt niet toegepast.

Vinkjes

‘In het tweede onderzoek keek ik hoe dat kan. Dan moet je bij de pabo zijn, dus heb ik een casestudy gedaan en alle curricula bekeken. Daaruit bleek inderdaad dat heel weinig kennis wordt overgedragen over hoe je hoogbegaafde kinderen herkent en hoe je ze kan ondersteunen. ‘Toen ben ik vanuit mijn bestuurskundige achtergrond in het onderwijsbeleid gedoken voor het laatste onderzoek: wat zijn de overtuigingen over kinderen die afwijken van gemiddelde leerlingen? Al heel vroeg zijn er scholen opgericht voor kinderen die moeilijk kunnen leren. Maar makkelijk lerenden moeten maar mee met de flow.’

En daar komen de kinderrechten om de hoek kijken, zegt De Heer. ‘Kinderen hebben het recht om zich te kunnen ontwikkelen op hun eigen niveau. Wat er moet gebeuren, en dit is een belangrijke oproep aan de universiteit: leer pabo- en pedagogiekstudenten over deze kinderen.’
De Heer heeft niet alleen een bestuurskundige achtergrond en ervaring in het onderwijs, ze werkte ook als verpleegkundige. Daar zag ze dat er op het consultatiebureau weliswaar vinkjes worden gezet als een kind op een bepaalde leeftijd iets kan of juist níet kan, maar er geen acht op wordt geslagen als een kind zich heel snel ontwikkelt.

Onderpresteren

‘Als je dat vroeg signaleert, kun je meteen inspringen. Kinderen die makkelijk leren, hebben behoefte aan ander speelgoed: een puzzel met meer stukjes bijvoorbeeld. Als je dat beter afstemt, voorkom je heel veel problemen, want anders blijft die onderstimulatie voortduren op de basisschool en middelbare school.

‘Sommige kinderen trekken zich terug, of worden juist heel druk. Ze krijgen leerproblemen, worden niet uitgedaagd. Als je je zes uur per dag te pletter verveelt op school, word je daar geen beter mens van. Veel van die kinderen krijgen te maken met stress en slaapproblemen, en dat heeft weer invloed op de verdere cognitieve ontwikkeling.’

Uiteindelijk heeft dat tot gevolg dat ze (ver) onderpresteren of zelfs uitvallen op school of in hun latere leven. ‘Dat is niet alleen zonde voor henzelf, want mensen die uitvallen kosten de maatschappij ook geld.’

Als het hoogbegaafde kinderen toch lukt om het schoolsysteem door te komen, is de kans groot dat ze uiteindelijk op de universiteit belanden. In een Belgisch onderzoek wordt geschat dat aan universiteiten zo’n tien procent van de studenten hoogbegaafd is, vertelt hoogbegaafdheidscoach Simone Keijsers.

'Mijn geheugen is honderdduizend terabyte'

Femke (24, orthopedagogiek) weet dat ze hoogbegaafd is vanaf haar twaalfde.

‘In de zomervakantie voor de middelbare school heb ik een IQ-test gedaan, omdat mijn moeder erachter kwam dat ze hoogbegaafd was. Ik was twaalf dus vond het wel cool, het was geen grote schok in positieve of negatieve zin.

‘Op de middelbare school hoefde ik weinig te doen voor een goed cijfer, maar aan de universiteit moest ik opeens wel iets doen. Voor mijn eerste twee tentamens had ik een 3,1 en een 2,8. Ik heb toen pas geleerd hoe ik moet leren, daardoor heb ik ook studievertraging opgelopen. Omdat ik ook ADHD heb, kreeg ik een aangepast bindend studieadvies, maar als ik dat niet had gehad, had ik een andere studie moeten kiezen.

‘Mijn moeder heeft me veel geholpen met problemen die bij hoogbegaafdheid komen kijken. De grootste uitdaging is mijn perfectionisme. Daardoor zijn mijn eisen zo hoog, dat ik er niet aan kan voldoen. Mijn oplossing is dat ik het werk uitstel totdat er geen tijd meer is om het perfect te doen.

‘Ik heb ook moeite met tentamenvragen. Als er een vraag wordt gesteld gaat mijn brein bedenken op welke manieren ik die kan beantwoorden. Ik snap de vraag wel, maar ik weet niet wat het referentiekader voor het antwoord is. Als ik het antwoord zie, denk ik: ja, dat is eigenlijk heel voor de hand liggend. Maar ik kom nooit op de simpele oplossing.

‘Er zijn ook voordelen, natuurlijk. Als ik iets begrijp, vergeet ik het niet meer. Het gaat gelijk naar mijn langetermijngeheugen, en dat is echt honderdduizend terabyte.‘Hoogbegaafden zijn vaak nieuwsgierig, hebben een grote fantasie en zijn heel gevoelig. Als iemand op sociaal gebied een masker op heeft, dus een muur voor diens eigen “ik”, dan voel ik dat. Soms weet ik dan niet goed hoe ik met iemand om moet gaan. Maar als ik straks werk als orthopedagoog, is dat weer best handig.

‘Door die gevoeligheid ervaar ik mijn emoties ook heftiger. Dat is best een uitdaging, als ik gestrest ben bijvoorbeeld. Het voordeel is: als ik blij ben, ben ik ook héél blij.’

Keijsers begeleidt Leidse studenten die hoogbegaafd zijn, of daar in ieder geval een vermoeden van hebben. ‘Met ruim 30 duizend studenten hebben we het dus over best veel mensen. In de praktijk merk ik dat ook: ik maak geen reclame voor de begeleiding toch heb ik het druk. En dan zie ik alleen nog degenen die ergens tegenaan lopen.’

Misverstand

Een groot misverstand over hoogbegaafdheid is dat het vast te stellen zou zijn met een IQ-test. ‘Als daar een hoog iq uitkomt, boven de 130, is het inderdaad vrij zeker dat iemand hoogbegaafd is. Maar als er een lager getal uitkomt, wil dat niet zeggen dat iemand niet hoogbegaafd is. Het kan zijn dat iemand last heeft van perfectionisme of faalangst, of de vragen worden niet goed begrepen. Hoogbegaafden kunnen vragen op meerdere manieren interpreteren.’

Daarom heeft Keijsers samen met een groep hoogbegaafde studenten een lijst opgesteld met mogelijke uitdagingen, zodat anderen zich daar in kunnen herkennen. Een paar voorbeelden: moeite met gemotiveerd blijven, uitstelgedrag en moeite met aansluiting vinden bij medestudenten.

‘Het is niet zo dat iedereen last heeft van dezelfde dingen. Vaak zie je uitdagingen die twee kanten van dezelfde medaille zijn. Uitstelgedrag, bijvoorbeeld, komt voor omdat ze gewend zijn dat het op het laatste moment ook nog wel lukt. Aan de andere kant: doordat ze hun hele leven slim genoemd zijn, durven sommige juist niet op tijd te stoppen met studeren. Want wanneer is het genoeg?’

Hoogbegaafdheid is daarnaast meer dan alleen een hoge intelligentie. ‘Het is een andere manier van denken, stappen overslaan in het gedachteproces, meerdere opties tegelijk kunnen zien en met elkaar verbinden, waardoor het denkproces anders verloopt.

Niet méér, maar diepgaander onderwijs

‘Voor iemand die “gewoon” slim is, een IQ heeft dat bovengemiddeld is, is het leven makkelijker dan voor een hoogbegaafde. Je kunt dan over het algemeen voldoen aan wat er van je verwacht wordt op de universiteit en in de maatschappij. Dat zijn over het algemeen de studenten die extra dingen doen zoals Honours.

‘Hoogbegaafden hebben niet behoefte aan meer onderwijs, maar aan diepgaander, rijker onderwijs. Het reguliere onderwijs gaat te langzaam, discussies in werkgroepen vinden ze minder vaak interessant. Ze willen graag meer doen, maar lopen er tegenaan dat dat niet altijd kan.’

'Het besef veranderde mijn zelfbeeld'

Berk (25, onderzoeksmaster pedagogische wetenschappen en orthopedagogiek) ontdekte rond zijn twintigste dat hij hoogbegaafd is.

‘Per toeval belandde ik in een panelgesprek met hoogbegaafde studenten. Ik merkte dat ik heel goed met iedereen kon sparren. Dat was het moment dat het voor mij duidelijk werd. Het waren het soort gesprekken die ik tot dan toe alleen met mijn broertje kon voeren. Ik dacht altijd dat dat kwam omdat ik hem goed kende, maar hij bleek ook hoogbegaafd te zijn.

‘Toen ik terug ging denken, paste het heel goed in het plaatje. Weten dat ik hoogbegaafd ben, heeft veel verschil gemaakt in hoe ik dingen ben gaan doen, en ook voor mijn zelfbeeld. Al vanaf de basisschool kon ik slecht aansluiting vinden met leeftijdsgenoten. Die hebben het over andere dingen dan ik interessant vind.

‘Over het algemeen hoor ik vaker van hoogbegaafde mensen dat ze geen aansluiting vinden, of zelfs worden gepest. Ik denk dat ik me daardoor meer geïsoleerd heb. Vriendschappen starten kan moeilijk zijn wegens het verschil in behoeftes, maar je kunt natuurlijk ook andere dingen doen met vrienden dan alleen maar diepgaande gesprekken voeren.

‘De groepsbijeenkomsten hebben echt positief verschil gemaakt in hoe ik naar mezelf en mijn omgeving kijk. Soms moet ik in een gesprek nadenken hoe ik iets begrijpelijk kan zeggen. Dat filter kan ik daar uitzetten. Dat geeft heel veel energie, het voelt bijna magisch.

‘Bij een groepsbijeenkomst deden we “Over de streep” (een soort spel waarbij je over de streep moet stappen als een stelling op jou van toepassing is, red.). Toen werd de vraag gesteld of je van je hoogbegaafdheid af zou willen als het kon. Dat is heel lastig voor te stellen, omdat het deel is van je persoonlijkheid. Toch gaven vijf van de vijfentwintig mensen aan er vanaf te willen. Dat vond ik heftig.

‘Een deel van het probleem bleek het stigma te zijn. Ik denk dat meer acceptatie van de buitenwereld al een groot verschil zou maken.’

Keijsers vroeg aan de hoogbegaafden met wie ze de lijst van uitdagingen opstelde, wat zij van de universiteit willen. ‘Een grote wens was meer kennis over en begrip voor hoogbegaafdheid, bijvoorbeeld dat een antwoord op een vraag net anders kan zijn. Ook vonden ze het prettig om met andere hoogbegaafden samen te zijn en het erover te hebben, zonder arrogant of raar te worden gevonden.

‘Gesprekken onder hoogbegaafden kunnen sneller gaan, van de hak op de tak, razendsnel de diepgang in. In dat gezelschap hoefden ze zich niet in te houden of aan te passen. Daarom bied ik nu groepsbegeleiding aan, waarin een student in tien weken aan een bepaalde vaardigheid werkt, en maandelijkse meet and greets.’

De Heer vindt dat de universiteit een aantal simpele handreikingen laat liggen. Bijvoorbeeld: selectie op geboortedatum. ‘Als er studenten worden aangemeld die jonger zijn dan 17 jaar, kun je ervan uitgaan dat ze makkelijk kunnen leren, want die hebben vaak een of meerdere klassen overgeslagen. Die kun je actief benaderen of ze hulp nodig hebben. Ze kunnen vaak makkelijk leren, maar ze moeten wel weten hoe, want ze hebben dat nooit hoeven doen. Ze zijn ook niet altijd bereid om zelf die stap te maken naar begeleiding, want ze willen niet anders zijn.’

Ook zou het makkelijker moeten zijn om meerdere studies naast elkaar te volgen. ‘Wees daar flexibel in. Makkelijk lerende jongeren hebben brede interesses, en dan kan het lastig zijn om een goede studiekeuze te maken. Laat ze meelopen met andere studenten, om te bepalen: welke interesses heb ik eigenlijk? Eerder hebben ze tijd en geld bespaard, dus geef ze nu juist meer tijd.’