Nieuws
Proctorio discrimineert niet (volgens Proctorio)
Onderzoek van Proctorio heeft niet aangetoond dat de antispieksoftware discrimineert. Dat schrijft minister Robbert Dijkgraaf in een antwoord op Kamervragen.
Anoushka Kloosterman
donderdag 15 september 2022
Illustratie Silas.nl

VU-student Robin Pocornie stapte in juli naar het College voor de Rechten van de Mens, omdat de suveillancesoftware Proctorio haar vanwege haar donkere huidskleur niet zou herkennen als mens. Maar onderzoek heeft discriminatie is niet aangetoond, schrijft onderwijsminister Robbert Dijkgraaf in een antwoord op vragen van de Tweede Kamer.

De minister geeft geen details, enkel dat het onderzoek is uitgevoerd door de softwareproducent zelf: ‘De Vrije Universiteit geeft aan dat zij niet hebben kunnen vaststellen dat de software discrimineert, op basis van een vertrouwelijk onderzoek van het bedrijf dat deze software maakt.’

Tweede Kamerlid Jeanet van der Laan (D66) vroeg Dijkgraaf in juli om opheldering, nadat de student Pocornie in een interview met de Volkskrant vertelde hoe de software haar alleen herkende als mens als een lamp vol in haar gezicht scheen. Destijds reageerde de Vrije Universiteit dat een extern onderzoek zou worden uitgevoerd door Proctorio zelf.

Verantwoordelijkheid

Ook onderzocht de Faculteit der Bètawetenschappen zelf de klacht, maar vond geen aanwijzing dat er sprake was van discriminatie. ‘Zij kunnen echter geen objectief verband vaststellen tussen de huidskleur van de student en het al dan niet naar behoren functioneren van het digitale toezicht’, aldus Dijkgraaf.

Van Der Laan vroeg of de minister in gesprek zou gaan met de VU over de kwestie, maar volgens Dijkgraaf ‘is het van belang dat er gezamenlijk met de student in deze casus tot een oplossing gekomen wordt’. Het is aan de universiteit zelf om klachten af te handelen.

Ook ziet hij er weinig in om in te grijpen bij software die universiteiten gebruiken. Dat is de verantwoordelijkheid van onderwijsinstellingen zelf: ‘Onderwijsinstellingen gaan zelf over de inkoop en het gebruik van software en technologie en dragen daarin dus zelf verantwoordelijkheid. Ik roep onderwijsinstellingen daarom op om kritisch te kijken naar de door hen gebruikte software.’