De faculteitsraad en het faculteitsbestuur willen zelf al eerder concrete stappen zetten om het aankaarten van problemen binnen de faculteit makkelijker te maken. In de raad werd afgelopen dinsdag een artikel in Mare besproken, waarin zeven vrouwen wangedrag binnen de faculteit aankaartten.
Het faculteitsbestuur reageerde op dat stuk alleen met een algemeen statement op de uitspraken die in het stuk gedaan werden: ‘Het faculteitsbestuur kiest ervoor de komende tijd de volle aandacht te geven aan dit traject en om gesprekken hierover niet via de media te voeren.’
In de vergadering van 2 juli licht Decaan Jan Kolen dit besluit verder toe aan de raad: ‘Een element dat ons verbaasde, wat ook logisch is: er staan ook veel problemen uit het verleden in. Het is niet duidelijk voor ons wanneer iets gebeurd is, in het verre verleden of het recentere verleden. We hebben niet gereageerd omdat we niet wisten waar het precies over gaat. Als deze problemen nog steeds serieus speelt zullen ze opnieuw langskomen, daar gaan we vanuit.’
Hij vervolgt: ‘Het leek ons ook goed om de discussie wat te kalmeren. Want dit stuk was weer een reactie op een opiniestuk van acht vrouwelijke medewerkers, die ook weer reageerden op een opiniestuk van een anoniem persoon. We wilden niet weer onze mening op deze mening geven, want het wordt gestapeld. Dat verbetert de kwaliteit van het gesprek niet, dat wij juist binnen de faculteit willen voeren.’
Open conversatie
Raadslid Letty ten Harkel, reageert: ‘Ik schreef zelf mee aan een van de opiniestukken in Mare, dus mijn mening is niet per se representatief voor de raad, maar persoonlijk: Ik vind het moeilijk zelf de klachten te herkennen. Maar nadat ik meer heb gepraat, ook buiten Mare om, ben ik me er bewust van dat mijn positie als tenured staff niet uitnodigend is om die problemen te laten bespreken. Ik vind het belangrijk om een atmosfeer van dialoog te creëren. Als het vooral de kwetsbaardere groepen aangaat en wij, degenen met vaste dienstverbanden, weten dat niet, dan moeten we daar wat mee. Hoe meer we praten in informele settingen en achter de schermen, hoe meer mijn ogen werden geopend voor issues.’
Studentlid Tristan Hoekema beaamt: ‘Het is belangrijk om open conversatie erover te voeren. Inderdaad, als je het zelf niet hebt meegemaakt weet je het niet. Het is belangrijk om er open over te zijn, ook als je zelf geen problemen hebt ervaren.’
Raadslid Maia Casna vraagt: ‘De verhalen in Mare zijn niet gerapporteerd, toch?’
Kolen bevestigt: ‘Wij herkenden ze niet.’
Casna: ‘Dus er lijkt een ongeloof in het systeem; mensen vertrouwen het systeem niet genoeg om zich kwetsbaar op te stellen en het probleem aan te kaarten. Misschien moeten we er hard aan werken om een systeem te creëren waarin mensen zich veilig voelen om naar voren te komen.’
Raadslid Amanda Henry: ‘Waar ik nu vooral mee worstel: we kunnen niks doen tenzij mensen naar voren komen, maar mensen durven niet naar voren te komen. Zijn er suggesties vanuit de gemeenschap over hoe we dit beter kunnen doen? Wij proberen nu uit te stralen: "Vertel het ons, we nemen je serieus."’
Casna: ‘Wat zou helpen, is een geschreven bevestiging zien dat er een vangnet voor je is. Stel, ik kaart iets aan, dat er dan gegarandeerd wordt dat ik niet in de problemen kom.’
Hoekema: ‘Een externe mediator, die op geen enkele manier met de faculteit verbonden is, zou ook helpen. We denken ook dat de klachtenprocedure transparanter kan. Er zijn bijvoorbeeld studenten die een klacht bij een studieadviseur neerleggen en nooit iets terug horen. Er zouden duidelijke richtlijnen moeten zijn, die zeggen: zo lang duurt het voor een klacht verwerkt wordt, zo lang duurt het voor je een reactie kan verwachten.’
Kolen: ‘Dit zijn al concrete suggesties. We moeten dit veranderen binnen de faculteit, maar ook binnen de gehele universiteit. Hoe de universiteit met klachten omgaat, gaat ook op universitair niveau kritisch geëvalueerd worden.’
Bestuurslid Amanda Henry vult aan: ‘Sommige van deze suggesties kunnen we nu al aan beginnen.’
Letty ten Harkel haakt daarop aan: ‘Een van de grootste zorgen die we hebben, met het inhuren van een extern bureau: We hebben niet nog een gewichtig rapport nodig dat de problemen beschrijft, we hebben concrete stappen nodig. Dat kan ook meewegen in het selecteren van een extern bureau. We hebben praktische oplossingen nodig.’
De faculteit archeologie verwacht dat er aan het eind van de zomer een externe onderzoekscommissie is gekozen. Kolen: ‘De opdracht ligt nu bij het college van bestuur en het bestuursbureau. Er zullen een paar weken overheen gaan, maar we hopen dat de commissie aan het eind van de zomer van start gaat.’
‘Wat verwachten jullie dat er uit zal komen?’ vraagt Casna.
Kolen: ‘Er zijn al veel gesprekken gevoerd in de afgelopen jaren. Dat heeft geholpen, maar wat we nu verwachten zijn maatregelen.’