Nieuws
Minister wil miljard voor hoger onderwijs (maar heeft geen geld)
Minister Van Engelshoven wil de hoge werkdruk in het hoger onderwijs verminderen. Dat blijkt uit de maandag verschenen Strategische Agenda, waarin de plannen van het ministerie van Onderwijs voor de komende vier jaar staan. Maar eigenlijk is er een miljard nodig om de problemen echt op te lossen.
Vincent Bongers
donderdag 5 december 2019

Minister Van Engelshoven van hoger onderwijs gaf bij de presentatie van de Strategische Agenda maandag in Utrecht een toespraak waarin ze zei dat ‘het zo goed gaat met het hoger onderwijs dat het piept en kraakt: bij studenten, die steeds meer druk ervaren; bij docenten en onderzoekers, die soms schapen met vijf poten zijn, en bij instellingen, die soms worstelen met de aantallen studenten. Dat is niet langer houdbaar.’

Opvallend is dat Van Engelshoven in een interview met NRC Handelsblad erkent dat er veel meer geld in het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek moet worden gepompt om deze problemen echt aan te pakken.

Nederland geeft 2,18 procent van het bruto nationaal product uit aan onderzoek en innovatie. De internationale afspraak is dat dat eigenlijk 2,5 procent moet zijn. Om dat doel te behalen is er ‘ongeveer een miljard nodig,’ aldus Van Engelshoven. In de agenda wordt dat bedrag niet genoemd.

Dat geld heeft de minister namelijk niet, want ze moet zich aan het regeerakkoord houden. ‘Dat ontslaat me niet van de verantwoordelijkheid om te agenderen dat we er nog niet zijn', zegt ze in het NRC. ‘We zullen opnieuw de discussie moeten openen over extra investeringen.’

De minister heeft dus weinig financiële ruimte maar belooft in de agenda wel maatregelen te nemen om een ‘aantal urgente knelpunten’ aan te pakken. Zo wordt de bekostiging aangepakt. Universiteiten krijgen geld voor elke student die zich inschrijft. Dat heeft geleid tot ‘een sterke prikkel om zoveel mogelijk studenten binnen te halen,’ schrijft de minister in de agenda. Die strijd om de student is fnuikend.

 

'We blijven actievoeren totdat het geld er daadwerkelijk is'

Van Engelshoven wil het variabele deel van de bekostiging dan ook kleiner maken. Het vaste deel wordt groter. ‘Hiermee wordt de concurrentie tussen instellingen om de studentenaantallen teruggedrongen.’

Ook op het gebied van onderzoek is er ‘hevige concurrentie’ omdat maar een klein deel van de subsidieaanvragen wordt gehonoreerd. In 2020 wordt dan ook 60 miljoen euro van de tweede- naar de eerste geldstroom overgeheveld om zo ‘meer zekerheid te creëren voor onderzoekers en de aanvraagdruk te verminderen.’ De universiteiten gaan verder samen met subsidieverstrekker NWO en wetenschapskoepel KNAW werken aan een voorstel om deze overheveling op termijn op te schroeven naar 100 miljoen euro.

Het gaat dus vooral om het schuiven met geld. Extra centen in de pot voor onderwijs komen er niet. Behalve dan in een vorm van een premie voor onderwijsvernieuwing.

Vanaf kunnen 2020 kunnen docententeams meedingen naar een ‘prestigieuze prijs’ van 2,5 miljoen euro voor het meest ‘succesvolle gerealiseerde onderwijsproject’.

Bij protestbeweging WoinActie is er weinig enthousiasme over de prijs, wel is de organisatie blij dat de minister toegeeft dat er een miljard nodig is om de problemen in het hoger onderwijs echt aan te pakken.

‘We blijven actievoeren totdat het geld er daadwerkelijk is,’ tweette WoinActie als reactie.

Geen compensatie voor Van Rijn

Minister Van Engelshoven van Onderwijs gaat het advies van de Commissie-Van Rijn uitvoeren. Dat houdt onder andere in dat er 38 miljoen euro van de alfa-, gamma- en medische-faculteiten naar bèta en techniek gaan. De GroenLinks-fractie in de Tweede Kamer ging met een stofkam door de begrotingen van het kabinet en vond 38 miljoen om de getroffen faculteiten te compenseren. De partij diende in november een amendement in om dat geld ook daadwerkelijk los te krijgen. GroenLinks stelt namelijk dat ‘méér studenten met mínder middelen’ onderwijs moeten geven ‘niet verantwoord is ten opzichte van de hoge werkdruk.’ Het amendement werd echter dinsdag in de Kamer verworpen. D66, de partij van de minister, stemde tegen.