Nieuws
Structurele problemen bij instituut voor Area Studies: te druk en te weinig tijd
Instituut LIAS (Leiden Institute for Area Studies) scoort een onvoldoende op ‘viability’, vrij vertaald toekomstbestendigheid. De externe visitatiecommissie maakt zich grote zorgen over de onderwijsdruk en het gebrek aan onderzoekstijd.
Sebastiaan van Loosbroek
donderdag 12 december 2019

Dat blijkt uit de bevindingen van een externe visitatiecommissie, die het instituut van de faculteit Geesteswetenschappen beoordeelde voor de periode 2012-2017.
De onvoldoende is deels een uitvloeisel van de gebeurtenissen van twee jaar geleden, staat in het rapport.

Destijds heerste op het instituut een cultuur van angst en intimidatie, waarop het bestuur van het instituut opstapte. In het rapport staat dat de interne onrust een grote impact heeft gehad op de moraal en de productiviteit binnen het instituut.

Ook de zwaardere onderwijsbelasting voor docenten door de toegenomen studentenaantallen lijken voor ‘structurele problemen’ te zorgen ‘die niet snel zullen verdwijnen’, schrijft de commissie. De commissie maakt zich grote zorgen: sommige medewerkers besteden inmiddels ‘100 procent van hun reguliere werktijd aan onderwijs’ en zijn daardoor genoodzaakt hun onderzoek te doen in weekends en vakanties. De commissie noemt die situatie onhoudbaar.

Daarnaast stelt de commissie dat LIAS geen duidelijke onderzoeksstrategie heeft en verwacht ze dat het instituut daardoor op de langere termijn moeite zal hebben met het binnenhalen van extern onderzoeksgeld.

Zij die minder succesvol zijn in het aanvragen van een beurs, kunnen wel degelijk excellente onderzoekers zijn, maar vangen toch bot.

Verder constateert de commissie dat er grote ongelijkheid is tussen onderzoekers die wel een subsidie hebben binnengehaald en zij die dat niet hebben. Ongeveer tien procent haalt grote bedragen binnen, terwijl de andere negentig procent dat niet doet.

De commissie waarschuwt dat de onderzoeksgebieden die er niet in slagen geld binnen te halen, gemakkelijk achterop raken op de rest.

In een reactie op het rapport schrijft het managementteam (MT) dat een aantal van de door de commissie genoemde factoren ‘buiten de directe invloedsfeer van het instituut of het management’ liggen. Zo zijn de studentenaantallen toegenomen, maar is het geld vanuit het ministerie niet evenredig meegestegen.

Ook de ongelijkheid van binnengehaalde subsidies wijdt het MT aan een extern probleem: slechts tussen de tien en vijftien procent van de onderzoekers die een beurs aanvragen, krijgt die ook. Zij die minder succesvol zijn in het aanvragen van een beurs, kunnen wel degelijk excellente onderzoekers zijn, maar vangen toch bot.
Verder geeft het MT aan graag de werkdruk voor docenten te willen verlagen, bijvoorbeeld door het aantal vakken te verminderen, maar dat wordt hogerop geregeld.
‘Het instituut is uiteraard meer dan bereid om dit faculteitsbrede probleem met het faculteitsbestuur te helpen oplossen.’

Overigens is het LIAS op andere punten wel positief beoordeeld. Op het gebied van maatschappelijke relevantie scoort het instituut ‘goed’ en op het gebied van onderzoekskwaliteit ‘excellent/world leading’.