Nieuws
Hoe God terugkeerde in het proefschrift
Promovendi mogen toch wel hun proefschrift opdragen aan God. Voorlopig, in elk geval: de universiteit gaat haar promotiereglement tegen het licht houden.
Bart Braun
woensdag 6 juni 2012

Toen jurist Fred Schonewille in februari promoveerde op zijn proefschrift Partijautonomie in het relatievermogensrecht, bestonden er twee versies van dat proefschrift. In de handelseditie stond de opdracht Initium sapientiae timor Dei; laudatio eius manet in saeculum saeculi, een ingekorte versie van psalm 111:10.

Vertaald: ‘Het begin van wijsheid is ontzag voor de Heer. Zijn roem houdt stand, voor altijd.’ In de editie die bij de pedel lag, ontbrak die opdracht. Een opperwezen bedanken mocht niet van de universiteit.

Schonewille stapte naar het College voor Promoties van de universiteit, en dat gaf hem gelijk: er staat nergens in het promotiereglement dat je geen opdracht mag hebben, of dat daar beperkingen aan zouden gelden. Schonewille mag nieuwe versies, met opdracht, af komen leveren bij de Universiteitsbibliotheek.

‘Dat zal ik zeker doen’, aldus de verse doctor. ‘Ik ga ook nauwlettend in de gaten houden of de universiteit nu het promotiereglement gaat wijzigen, en bezwaar maken als dat op de verkeerde manier gebeurt.’ Hij betreurt het dat hij alleen op juridische grond gelijk krijgt. ‘Als jurist wist ik al dat ik gelijk had. Ik wilde juist horen dat het verkeerd beleid is om een religieuze opdracht te weren – maar daarover stond niets in de brief die ik kreeg.’

Wie door Leidse proefschriften bladert, komt allerlei opdrachten tegen. Aan ouders, aan kinderen. Citaten van dichter Rutger Kopland, rockband Queen of schrijver en professioneel junkie Hunter S. Thompson; het mocht blijkbaar allemaal, en een Bijbelcitaat niet. ‘Ik ontwaar een seculier fundamentalisme’, aldus Schonewille. ‘Het is mij er steeds om gegaan dat men alleen religieuze opdrachten weert. De Universiteit Leiden heeft een openbaar karakter en is van publieke middelen gefinancierd, en dus moeten alle gezindten welkom zijn.’

Universitair woordvoerder Caroline van Overbeeke bestrijdt dat de universiteit specifiek gelovigen aanpakt. ‘In wetenschappelijke artikelen wordt ook heel zakelijk omgegaan met opdrachten; dat heeft verder niets met de vrijheid van geloof te maken. De universiteit heeft zich altijd op het standpunt gesteld dat die eerste pagina’s vrij moeten zijn van opdrachten en dankwoorden. Daar is elders in het proefschrift plaats voor. Het is een wetenschappelijk werk, waarmee je dus zakelijk om moet gaan.’

De universiteit overweegt nu om het promotiereglement opnieuw tegen het licht te houden: ‘Het roept nu blijkbaar verwarring op. We moeten nog kijken of we het veranderen, en in welke zin: of we opdrachten strikt gaan verbieden of juist toelaten. In elk geval moet iedereen weten waar hij of zij aan toe is.’

Voorlopig is het nog niet zo ver. Dinsdag promoveerde natuurkundige Jan Willem Beenakker op een proefschrift met de zinspreuk ad majorem Dei gloriam (ter meerdere ere Gods). Beenakker: ‘Dat mocht wel, toen niet, toen weer wel. Uiteindelijk heb ik het maar gewoon naar de drukker gestuurd.’ De druk op Schonewille speelde daarbij een rol, vertelt de fysicus: ‘Toen ik hoorde dat het niet mocht, wist ik dat ik het juist wel wilde. Ik dacht: “Dit is zo bezopen, ik mag uitkomen voor wat ik geloof.” In het wetenschappelijk gedeelte heeft God geen plek, daar ben ik het mee eens. Maar een proefschrift is een persoonlijke proeve van bekwaamheid. Daar hoort ook iets persoonlijks in.’