Ongeveer honderd Leidse studenten zitten woensdagavond in de grote zaal van Nobel om met demissionair ministers Robbert Dijkgraaf (onderwijs) en Ernst Kuipers (volksgezondheid) in gesprek te gaan over studentenwelzijn, de pechgeneratie en de legalisering van drugs. Het symposium is op uitnodiging van de Minerva Debating Society, een subvereniging van studentencorps Minerva.
Dr. Liza Mügge van de Universiteit van Amsterdam leidt de avond in en vertelt over haar onderzoek naar toenemend geweld tegen politici, diversiteit in de politiek en hoe studenten kunnen bijdragen aan die diversiteit.
‘Het is bijvoorbeeld belangrijk voor vrouwen om andere vrouwen campagne te zien voeren. Dat alleen leidt al tot meer politieke interesse en aspiraties onder vrouwen. De haat die vrouwelijke politici nu veel krijgen werkt averechts: dan denken andere vrouwen: ik ga wel wat anders doen.’
‘Mooi begin’
Een van de aanwezigen in de zaal is de Leidse pedel Erick van Zuijlen. ‘Aan onze universiteit is 33 procent van de hoogleraren een dame’, zegt hij. ‘Landelijk ligt dat op 20 procent. Dan doen wij het al heel goed, toch?’
‘Dat is een mooi begin’, reageert Mügge. ‘Maar ik ben daar nog lang niet tevreden mee.’ Vanuit de zaal klinken instemmende geluiden.
Ze moedigt de toeschouwers aan om zowel op een vrouw als op een jongere te stemmen, als dit mogelijk is bij de partij waarop ze willen stemmen. ‘De meerderheid in de Kamer bestaat nog altijd uit theoretisch opgeleide, witte mannen van middelbare leeftijd.’
Dan is het tijd voor Dijkgraaf en Kuipers om het podium op te komen en plaats te nemen tegenover twee studenten van Minerva die het gesprek zullen leiden. De eerste vraag: hoe was de studententijd van deze twee ministers?
Dijkgraaf: ‘Wij zijn allebei in 1978 begonnen in een heel sombere tijd. Maar dat was juist heel bevrijdend. Het maakte niet uit wat je ging studeren, want je werd sowieso werkloos.’
Op klompen
Kuipers: ‘In die tijd was het nog volstrekt normaal – in Groningen dan – om op klompen door de faculteit te lopen.’
Ook andere onderwerpen passeren de revue, zoals de verlaging van het bsa, het mogelijk afschaffen van cum laude en andere maatregelen om de studiedruk te verlagen. Maar: tot nieuwe inzichten leiden die thema’s niet.
Interessanter wordt het wanneer een van de debatleiders vraagt hoe Kuipers, als minister van volksgezondheid, denkt over de legalisatie van bepaalde drugs, zoals cannabis. Volgens Kuipers is het in Nederland een beetje apart geregeld, omdat het bezit en gebruik legaal is, maar productie en distributie illegaal. ‘Dat creëert een spanningsveld vanuit het perspectief van volksgezondheid, omdat we geen controle hebben over de kwaliteit van de drugs. Als we cannabisgebruik tolereren, dan moeten het hele traject, van productie tot verkoop, legaliseren. Dan kunnen we letterlijk een bijsluiter bieden bij cannabis.’
Iemand uit het publiek vraagt zich af wat de overheid ervan weerhoudt om het per direct te legaliseren. ‘Ik zie alleen maar voordelen, zoals meer belastinginkomsten en controle over het product.’
Niet aanstellen
Kuipers: ‘Dat gaat weer een stap te ver. We weten nog niet waar we tegenaan gaan lopen. Wat doet volledige legalisering met criminaliteit? Handhaving? Volksgezondheid en gezondheidszorg? Dat soort vragen moeten we eerst verkennen in een gecontroleerde setting, zoals een experiment. Ga ik ervan uit dat het experiment slaagt? Ja.’
De politici proberen ook de jongeren een hart onder de riem te steken nadat ze de vraag krijgen: ‘Moeten we deze generatie wel een “pechgeneratie” noemen, wanneer het niet over pech gaat, maar om bewuste keuzes die politici hebben gemaakt?’
Dijkgraaf vindt dat de studenten zich niet te veel moeten aanstellen: ‘We moeten oppassen met die term. Even heel eerlijk: je hebt niet zo veel misgelopen. De aanvullende beurs is altijd gebleven, je had een ov-reisproduct en kon lenen als extra mogelijkheid. Maar ik snap de emoties. Er is nu een nieuwe ronde met verkiezingen.’
Ook Kuipers is geen fan van de term: ‘Je drukt jezelf een stempel op en gaat onderuit zitten, want je bent van de pechgeneratie. Toen wij in ’78 begonnen waren wij de pechgeneratie, want er waren geen banen. De studenten die vlak voor ons begonnen moesten na hun studie twee jaar in militaire dienst en vonden dat zij daarom de pechgeneratie waren. Ik wil jullie oproepen om te geloven in je eigen krachten. De arbeidsmarkt is beter dan ooit tevoren.’