Op 26 november vorig jaar mishandelde een oud-bestuurslid van Njord een student op het verenigingsgala in kasteel De Berckt in het Limburgse Baarlo. Het slachtoffer is lid van Minerva, maar was de date van een Njord-lid, zijn toenmalige vriendin. De politierechter oordeelde op 25 augustus dat er sprake was van ‘mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg’. Het oud-bestuurslid kreeg een taakstraf van 60 uur en moet het slachtoffer 2.160,78 euro schadevergoeding betalen.
De advocaat van de dader lichtte toe dat het niet ging om ‘zware’ maar ‘eenvoudige mishandeling’ en dat het letsel een ‘onbedoeld gevolg is van de klap’. De rechter heeft vastgesteld dat er eenmaal is geduwd en eenmaal is geslagen en dat het slachtoffer ook deels verantwoordelijk is voor de geleden schade.
Na het geweldsincident werd de dader tijdelijk geschorst. Na een intern onderzoek oordeelde het bestuur op 28 april dat hij nooit meer welkom is op de vereniging en werd hij geroyeerd.
Maar dat onderzoek rammelt aan alle kanten, betogen de opstellers van een twaalf pagina’s tellend document dat in handen is van Mare (overigens niet via de opstellers of ondertekenaars). In die brandbrief, gericht aan het vorige en huidige bestuur en de leden, stellen zij dat het bestuur met twee maten meet, slecht wederhoor heeft gepleegd bij de dader, een getuige niet heeft gehoord en een andere lezing heeft over de toedracht dan de rechter.
De brief is ondertekend door elf leden, onder wie oud-bestuursleden. Een van de opstellers, die anoniem wil blijven, licht desgevraagd toe dat het ‘een diverse groep’ betreft. ‘Sommigen kennen de dader goed, anderen helemaal niet. Zij hebben dit ondertekend omdat ze vinden dat er opheldering moet komen.’
In de brief wordt op basis van ‘het oordeel van de rechter, de inhoud van het politierapport voor zover deze op zitting is besproken en de communicatie met het bestuur’ uitgebreid uiteengezet hoe het bestuur de mist in zou zijn gegaan. Doel van de brief is om de leden ‘in staat te stellen zelf een gedegen oordeel te vellen’. Op de eerstvolgende Algemene Ledenvergadering (ALV) staat het royement van de dader namelijk ter discussie, aldus een van de opstellers.
Om te beginnen schreef het bestuur na de mishandeling in een mail aan alle leden dat de dader het slachtoffer meermaals hard in het gezicht had geslagen, terwijl de rechter vaststelde dat het oud-bestuurslid het slachtoffer eenmaal heeft geduwd en eenmaal heeft geslagen.
Volgens de briefschrijvers is dat verschil mede te verklaren doordat een belangrijke getuige niet in het onderzoek is meegenomen. Een bestuurslid heeft die getuige alleen gesproken in haar rol van vertrouwenspersoon, maar zij zou niet officieel zijn gehoord. Een ander bestuurslid verklaarde per mail aan de briefschrijvers dat ‘dit gesprek om die reden niet is gedeeld met de rest van het bestuur en niet kon worden meegenomen in de afweging’.
Juridisch machtsvertoon
Uit appcontact tussen de getuige en een bestuurslid blijkt overigens dat het bestuur wel heeft geprobeerd haar nogmaals te spreken over wat zij heeft gezien. De getuige wees dit verzoek af, ‘omdat zij van de politie niet met derden mocht praten’ en omdat de advocaat van het slachtoffer haar ‘in een intimiderende mail beschuldigde van het verspreiden van onjuiste informatie’, aldus de opstellers. ‘Dit juridische machtsvertoon heeft haar beangstigd.’
Desondanks gaf de getuige toestemming aan het bestuur om de inhoud van het eerste gesprek te gebruiken voor het onderzoek. Maar daarmee is niets gedaan. ‘Dat is opvallend’, aldus de briefschrijvers, omdat deze getuige ‘het gehele incident heeft waargenomen en het oordeel van de rechter grotendeels leunt op haar getuigenis. Hier is in het beste geval sprake van nalatigheid en in het slechtste geval sprake van een bewuste draai om cruciaal bewijs te passeren.’
Verder houdt het bestuur alleen de dader verantwoordelijk voor de gebeurtenis, terwijl de rechter oordeelde dat óók het slachtoffer een aandeel heeft. Aan de mishandeling ging namelijk het volgende vooraf, verklaarden de dader en een vrouwelijke getuige: het slachtoffer liep met zijn piemel uit zijn broek het mannentoilet uit en stopte die daarna terug. De getuige sprak hem daarop aan. Het slachtoffer zou alleen maar nonchalant hebben gelachen. De dader zag het voorval en interpreteerde dit als intimidatie van de getuige. Hij schold het slachtoffer uit, waarna een felle woordenwisseling ontstond. Enige tijd later kwam het slachtoffer terug naar de dader, waarop een handgemeen ontstond dat leidde tot de mishandeling.
Uit notulen zou blijken dat het bestuur heeft verklaard de rol van het slachtoffer inderdaad niet te hebben meegenomen. ‘Wij vinden de aanleiding niet relevant, je kijkt naar wat er gebeurd is. De rol van (naam slachtoffer) hebben we niet meegenomen.’
Berouw
Daarnaast vond het bestuur dat de dader weinig berouw heeft getoond. Zo zou hij vlak na het incident hebben gelachen en gewezen naar de vriendin van het slachtoffer. Ook zou hij later tegen het bestuur hebben gezegd dat hij ondanks zijn tijdelijke schorsing toch Njord zou bezoeken als het onderzoek te lang zou duren.
‘Het bestuur heeft nagelaten om feiten waaruit blijkt dat wel degelijk berouw is getoond mee te nemen in zijn overweging’, schrijven de opstellers. Zo heeft de dader ‘meermaals geprobeerd in gesprek te treden met (naam slachtoffer) en heeft hij aangegeven open te staan voor mediation’. Ook verklaarde het oud-bestuurslid voor de rechter dat het ‘nooit zijn bedoeling is geweest om (naam slachtoffer) letsel toe te brengen, dat hij had moeten de-escaleren en zich diep schaamt voor zijn aandeel in de vechtpartij’. En: ‘Een nare val met het hoofd op de tegels van die kelder had nog vele malen ergere consequenties kunnen hebben. Ik word fysiek misselijk als ik daaraan denk.’
Ook bij het bestuur zou de dader ‘nadrukkelijk spijt betuigd’ hebben. ‘De conclusie van het bestuur dat er geen berouw is getoond is dan ook onbegrijpelijk’, aldus de briefschrijvers.
Bovendien heeft de dader volgens hen ‘nooit de kans gekregen om de conclusies van het bestuur tegen te spreken’. Op 28 april ontvingen alle leden een e-mail van het bestuur met de mededeling dat hij zou worden geroyeerd. ‘Slechts enkele uren daarvoor had hij een gesprek met het bestuur. In dat gesprek werd hij op de hoogte gesteld van de conclusies en de bijbehorende straf. Deze waren definitief en konden niet worden weersproken.’
Meten met twee maten
Op basis van het interne onderzoek kreeg de dader ‘de zwaarste straf mogelijk: royement’, schrijven de opstellers. Volgens hen meet het bestuur met twee maten. ‘Vergelijkbare incidenten zijn niet of significant lichter gestraft. Onlangs werd een bestuurslid uit zijn functie ontheven en zes weken geschorst vanwege structureel wangedrag, een kopstoot en een klap met de vlakke hand. Een kopstoot en een klap met vlakke hand vallen beide onder de noemer eenvoudige mishandeling.’
Volgens hen staat royement ‘niet in verhouding tot de door de rechter vastgestelde feiten’ en is een lichtere straf passender. ‘Royement is een vorm van sociale uitsluiting. Over tien, twintig of vijftig jaar bij het zoveelste lustrum blijft de geroyeerde persona non grata. De impact van een royement is zeer groot en mag daarom wat ons betreft alleen als uitzonderlijke sanctie worden ingezet.’
Mare heeft zowel het huidige als het vorige bestuur van Njord een lijst vragen gesteld over de kwestie. Het huidige bestuur heeft niet op deze vragen gereageerd. Het vorige bestuur, dat het gala-incident onderzocht, laat per mail uitsluitend weten ‘niet achter de inhoud van het document te staan’ en het te beschouwen als ‘een eenzijdig document, verteld vanuit het gezichtspunt van een aantal kennissen van het Njord-lid dat tijdens het gala van november 2022 een extern heeft geslagen’.