Het gebeurt niet vaak dat een universitaire gezagsdrager me om kwart over twee ’s middags een shot jenever aanbiedt, maar als het gebeurt, dan zeg ik in de regel wel ja.
Vorige week woensdag was het weer zo ver. Een dierbare vriend ging promoveren en ik was erbij als paranimf. De promovendus, mijn medeparanimf en ik zaten bij de pedel op kantoor, en toen kwam dus die jonge klare op tafel.
Nu ik erover nadenk was er eigenlijk van ‘aanbieden’ niet echt sprake, er werden gewoon drie glaasjes ingeschonken en voor onze neuzen neergezet, ‘nieuwe feiten creëren’ noemen ze zo’n tactiek volgens mij, en wij gingen er maar gewoon in mee.
Ik zat hier niet voor het eerst. Vorig jaar had ik in ditzelfde kamertje op de eerste verdieping van het Academiegebouw mijn eigen verdediging afgewacht, al kreeg ik toen géén borrel aangeboden. Wellicht zag de dienstdoende pedel destijds mijn trillende handen en bleke gelaat en vreesde hij dat, wanneer hij me de rug zou toekeren om de fles van de plank te pakken, ik middels een slinger van aan elkaar geknoopte toga’s via het raam zou proberen te ontsnappen – ik zou liegen als ik zei dat zo’n scenario op dat moment niet door mijn hoofd schoot.
Maar nu zat ik hier dus met mijn promoverende kameraad, die zich een stuk minder aanstelde dan ik, en nadat de schnaps achter de kiezen was, liep hij met vaste tred de trap af, paranimfen erachteraan, op naar het varkentje dat in het Groot Auditorium op een wasbeurt lag te wachten.
Drie kwartier lang verdedigde mijn vriend zijn proefschrift met verve; ik probeerde er ondertussen maar met evenveel verve naast te zitten. Veel meer dan dat wordt er tijdens een verdediging gelukkig van paranimfen niet verwacht, al moeten ze in principe ook gereedstaan om het van de promovendus over te nemen mocht die onverhoopt onder het vragenvuur bezwijken.
Ik hoopte maar dat dat niet zou gebeuren, ik bedoel, ik kon wel een aardig woordje meelullen over het onderwerp, net zoals het kleine nichtje van Mike Tyson vast een aardig woordje kan meelullen over haar ooms bokstechnieken, maar waarschijnlijk toch ook weer niet echt staat te trappelen om in te springen wanneer hij knock-out in de ring ligt. Thanks, but no thanks.
Naast het waardig stilzitten tijdens de verdediging heb je als paranimf ook nog een paar andere taakjes. Het versturen van een spelfoutloze uitnodiging aan alle gasten. Het meedenken over de keuze tussen wat het UFB omschrijft als de ‘Libertas reception’ (drank en borrelnootjes), de ‘Leiden reception’ (drank en kaasblokjes) en, voor de echte luxepaardjes, de ‘Rapenburg reception’ (drank en krabsalade). Het influisteren van geruststellende mantra’s aangaande de verdediging (‘Probeer het te zien als een gedachtewisseling’, ‘Perfectie bestaat hier op aarde niet’, ‘Eigenlijk is het gewoon een afstubo’). Het sjouwen van de cadeaus (gegarandeerd minstens één ets van universitair vastgoed en twee keer Onder professoren van W.F. Hermans). Het doorgeven van het juiste aantal vegetariërs aan het restaurant voor het promotiediner na afloop.
Dat laatste taakje had ik afgelopen woensdag helaas verzuimd. Sorry nog aan alle dierenliefhebbers die met gekruiste vingers een eendenbout hebben moeten eten. Ach ja. Ook zij wisten het: perfectie is voor God.
Josette Daemen is postdoctoraal onderzoeker aan het Instituut Bestuurskunde van Universiteit Leiden