
Het is een treurige tijd voor (nieuwe) studenten: het is nu zo goed als onmogelijk om een kamer te vinden. Meer dan de helft van studenten heeft het dan ook opgegeven, zo berichten de kranten. Toen ik deze zomer een advertentie voor onderverhuur van mijn kamer plaatste, leek het zelfs een veel hoger percentage dan dat. Van de 200+ berichten waren de Nederlandse reacties op één hand te tellen.
Het gaf me een triest gevoel, dat zovelen nu niet volop het studentenleven in kunnen duiken. Ook ik ga dat weer meemaken: bij mijn ouders wonen. Starend naar de halflege kast in mijn studentenkamer denk ik terug.
In het begin van mijn studie had ik het kamer zoeken namelijk ook al afgeschreven. Elke tante, elke buurvrouw had een verhaal over een zoon of een kennis die 25 keer moest hospiteren en nu in een antikraak-soepblik woont. Hoge kosten, lastige huisbazen en elke paar maanden weer verkassen. Een studentenleven sprak niet meteen tot de verbeelding.
Na een halfjaar NS-storingen bij Schiphol en gemiste borrels, begon ik toch maar aan de zoektocht. Met ongelooflijk veel geluk vond ik best snel een kamer. Mijn verbeelding veranderde. Naar feestjes gaan, in het weekend picknicken in het park met vrienden, potluck-dinners, gastcolleges en filmavonden van studieverenigingen. Dat maak je allemaal veel moeilijker mee als je daarna anderhalf uur terug moet reizen.
Nu ik zelf voor een minor weer thuis ben gaan wonen, zie ik hoe anders het leven van een thuiswonende student is. De universiteit waar ik studeer is dan ook een bastion voor heen-en-weer-reizigers. Het lijkt erop dat de meeste studenten het liefst zo min mogelijk onder de andere studenten zijn.
‘Waarom gooien ze ons dan niet gewoon meteen in groepen op Teams’, hoorde ik een meisje zeggen. ‘Dan had ik ook niet voor het eerste college hoeven komen opdagen.’ Ik wilde antwoorden: ‘Waarom kies je een studie om vervolgens geen zin te hebben mensen met diezelfde interesse te ontmoeten?’
Toch begrijp ik zulk afstandelijk sentiment ergens ook wel. Je sociale leven in één plaats houden is een stuk overzichtelijker. Je hoeft dan niet weer een heel nieuwe vriendenkring op te bouwen. Zoals ik zelf nu weer ervaar, vergt dat moeite, met medestudenten die na een borrel weer allemaal naar een andere kant van het land moeten. Vrienden in je ouderlijke woonplaats, die zijn er al. Al helemaal in Amsterdam, waar de kamerprijzen de pan uit rijzen, heb ik nu begrip voor de stroom studenten direct van de collegezalen naar het treinstation.
Maar ook al daalt het aanbod, het kan nooit kwaad om de moed niet op te geven. Er zijn altijd gelukkigen die wél wat vinden. Ga hospiteren, en probeer in de tussentijd ook om naar leuke activiteiten te gaan.
Ik heb de mazzel dat ik over een halfjaar terug mag naar mijn kamertje in Den Haag. Daar ga ik mijn kast weer vullen met nieuwe herinneringen.
Zahra Menguellati is student International Studies