Cultuur
Het Leidse studentenleven in 19e-eeuwse prenten: ‘Er is eigenlijk weinig veranderd’
Oud-student Bart Fontein verzamelde negentiende-eeuwse almanakprenten over het soms liederlijke Leidse studentenleven, die zijn nu te zien in een online tentoonstelling. ‘Ook toen skipten studenten colleges omdat ze brak waren.’
Marciëlle van der Kraan
donderdag 18 december 2025
Prent met de dagindeling van een student, 1853
‘Wel, hoe breng je den dag te Leiden wel door?’ vragen de ouders aan de student als ze samen aan tafel zitten. De jongeman vertelt zijn ouders mooie verhalen waarin hij vroeg opstaat, ijverig studeert en de hele dag colleges volgt. Maar de afbeeldingen om hem heen vertellen een ander verhaal.

‘Het is een prent uit een studentenalmanak uit 1853’, vertelt Mart van Duijn, curator van de online tentoonstelling van almanakprenten in de Leidse universiteitsbibliotheek.

De prent is zijn favoriet uit de verzameling. ‘Zo zegt de student dat hij om zes uur ‘s ochtends opstaat om zich te wassen, maar op de afbeeldingen is te zien dat hij rond die tijd zelfs nog niet eens thuis was. Of hij zegt naar college te gaan, maar komt hij in werkelijkheid net binnengestrompeld en zit hij heerlijk over te geven in een pot. Als hij zegt in de late avonduren nog college te volgen bij een hoogleraar thuis, zit hij met zijn liefje op de bank. Als hij zegt dat hij studeert, is hij in werkelijkheid aan het knokken. Dan gaat hij zogenaamd slapen, maar eigenlijk gaat hij drinken met zijn vrienden. En zo gaat de cirkel rond.’

Misschien ging het niet altijd zo, zegt Van Duijn. ‘Maar het laat zo ongeveer de gemiddelde dag van een student in Leiden in de negentiende eeuw zien. Hoe het kan gaan, maar ook wat voor soort dagen daar tegenover kunnen staan en waarin dus ook aardig gezopen werd. Ook toen zullen studenten weleens college hebben geskipt, omdat ze te brak waren.’

De prenten zijn afkomstig uit de collectie van verzamelaar Bart Fontein, die als derdejaarsstudent medicijnen alles begon te verzamelen wat met het studentenleven te maken had. In 1963 snuffelde hij rond in een antiquariaat aan de Morsweg, waar de eigenaar vertelde dat hij een lading negentiende-eeuwse almanakken verwachtte.
‘Ik denk dat studenten niet zo goed beseffen: je maakt je eigen erfgoed’
De prenten zijn afkomstig uit de collectie van verzamelaar Bart Fontein, die als derdejaarsstudent medicijnen alles begon te verzamelen wat met het studentenleven te maken had. In 1963 snuffelde hij rond in een antiquariaat aan de Morsweg, waar de eigenaar vertelde dat hij een lading negentiende-eeuwse almanakken verwachtte.

Van Duijn: ‘Zo ontdekte hij dat er allerlei prenten in die boekwerken zaten en daar is hij ruim vijftig jaar naar gaan speuren, om steeds weer de best bewaarde te vinden. Hij heeft ze allemaal weten te sparen, meer dan zestig in totaal, en daarvan hebben wij er acht uitgekozen voor een online tentoonstelling. Alle prenten verbeelden een fase uit het leven van de student.’

Fontein ging veilingen af, ruilde met andere verzamelaars uit Utrecht en Groningen, om zijn collectie compleet te krijgen. Eind vorig jaar bood hij de collectie aan bij de universiteitsbibliotheek: als tachtiger moest hij kleiner gaan wonen.

‘Dit was voor ons perfect’, zegt Van Duijn. ‘Een aantal hadden we al, ze komen uit almanakken, gebruiksvoorwerpen, dus veel zijn opgevouwen, opgehangen, kapot, beschadigd of vies. Negentiende-eeuws papier is vaak zwak spul. Maar Fontein heeft alles zelf laten restaureren. Zijn collectie is echt nog heel mooi.’
J. l’Ange Huet, Na het examen, 1861
De tekeningen gaan over het verenigingsleven, vakanties en afstuderen. ‘Je ziet dat tentamens echt als iets zwaars werden ervaren, bijvoorbeeld in de prent “Na het examen” uit 1861 van J. l’Ange Huet. Links zie je dat de student in bed ligt te slapen, de nacht voor het examen. Allerlei duiveltjes zweven om hem heen, de pedel zit op hem en houdt hem het examenreglement voor. In de lucht zie je een duivel een karretje trekken: “De gesjeesde student”. En rechts zie je het leven na het examen: hij krijgt een lauwerkrans, geld wordt hem toegeworpen, zijn ouders zijn blij met zijn diploma, hij heeft een liefje, met de koets gaat hij naar het promotiefeest.’

Op de afbeelding zijn ook vluchtende beren te zien. ‘Studenten hadden vroeger ook al schulden en schuldeisers, die ook wel beren werden genoemd. Nu de student is afgestudeerd, gaan de beren er weer vandoor. Maar er zijn ook prenten waarop beren dreigend op de deur bonzen om hun geld te komen halen.’

Met de prent ‘In de vakantie’ uit 1861 van A. de Stuers, worstelde Van Duijn enige tijd. ‘De plaatjes aan de buitenkant zijn heel helder: het is vakantie, dus Minerva is aan het rusten. De universiteit is gesloten en de vereniging is dicht. Hoogleraren rijden op kamelen ‘in Arabië’ tijdens hun onderzoeksreis, in de Breestraat kun je een kanon afschieten, de bedienden van de vereniging zitten slapend op de bank, de trein hoeft niet te stoppen in Leiden – er staat “Leiden door!!!” – want zonder studenten is er niets te beleven. Dat was in zekere zin ook zo, want studenten bepaalden voor een heel groot deel de dynamiek in de stad.

‘Ik denk dat studenten niet zo goed beseffen: je maakt je eigen erfgoed. Dat klinkt heel suf, maar in zekere zin schrijf je nu geschiedenis. Dus als je dingen doet in het verenigingsleven, kan dat interessant genoeg zijn om te bewaren. Simpeler gezegd: gooi je almanak niet weg en wees er zuinig op. Misschien dat ze ze over zoveel generaties willen bestuderen.’