Columns & opinie
De universiteit wordt steeds burgerlijker (maar dat geldt ook voor mijzelf)
De universiteit mag dan door de buitenwereld als een archaïsch instituut worden gezien, maar gaat steeds meer lijken op een gladde Apple Store die wordt bevolkt door studenten en docenten die zich netjes en normconform gedragen.
Josette Daemen
donderdag 11 december 2025

Een goede vriend die in de jaren zeventig antropologie studeerde aan de UvA vertelde me eens dat hij destijds de collegebanken deelde met een meid die altijd een rat op haar schouder droeg. Pontificaal op de eerste rij zat ze, aldus mijn vriend, vergezeld door het snuffelende knaagdier, dat zich stevig met zijn teentjes (vingertjes?) vastklampte aan haar ongetwijfeld zelfgebreide trui.

De anekdote roept een soort weemoed bij me op, een gevoel dat wat wegheeft van heimwee of nostalgie, maar dan naar een plek en een tijd waar ik in feite helemaal niet geweest ben.

‘Anemoia’ wordt dat fenomeen genoemd, zo leer ik van het internet. Het schijnt vooral voor te komen onder Gen-Z’ers, die zich tegenwoordig massaal laven aan cultuur en esthetiek van de ’80s, ’90s en ’00s.

Maar ik heb het nu dus met dit beeld uit de ’70s van een student met een rat op haar schouder. Heerlijk vind ik het plaatje. En ik vraag me af: waarom maak ik zoiets op de FGGA nou nooit mee?

Ik denk dat het voor een groot deel te maken heeft met het type mensen dat zich aangetrokken voelt tot de studies die de universiteit op Wijnhaven onder een dak heeft gebracht. Internationale betrekkingen, bestuurskunde, security studies – niks ten nadele van die vakgebieden, ik bedoel, ik zit daar zelf ook in, maar de degelijkheid spat er natuurlijk wel vanaf, daar hoeven we niet geheimzinnig over te doen. De meer excentrieke mens kijkt doorgaans toch een deurtje verder.

Nee, neem dan de geesteswetenschappen. Geesteswetenschappenfaculteiten zijn zonder enige twijfel de plekken waar de meest ongerijmde dingen gebeuren aan de universiteit. 

Als politicologiestudent keek ik ooit mijn ogen uit toen ik op het Lipsius een keuzevak volgde in Geschiedenis van de Sovjetunie, en een jongen midden tijdens de werkgroep een kaal kaiserbroodje uit zijn rugzak pakte – oké, kan – gevolgd door een avocado – huh? – een snijplank – zou hij echt…? – en tot slot een groot keukenmes – ja dus.

‘De vaart der volkeren beweegt zich weg van gekte, weg van meegetorste ratten en capoeira in de fietsenstalling’

Ook uit de tweede hand ken ik de wildste verhalen afkomstig van de humanities en aanverwante departementen. Mijn vriend, historicus, memoreert graag de studiegenoot die altijd door de gangen van het Lips rondwaarde op blote voeten met een Duitse herder aan een touw. Of de keren dat hij in de fietsenstalling om een groep capoeira-beoefenende medestudenten heen moest manoeuvreren. 

Een andere vriend deed archeologie en vertelde me hoe een van de docenten op kantoor altijd een bejaarde hond aan haar voeten had liggen.
Op Campus Den Haag wordt een eigen boekenplankje of waterkoker al buitensporig gevonden.

Toch is het niet alleen het verschil in disciplines dat verklaart waarom ik op mijn werk vandaag de dag zo weinig rariteiten tegenkom. Het heeft ook met het verstrijken van de tijd te maken. De universiteit mag dan soms door de buitenwereld als een archaïsch instituut worden gezien, ook binnen de academie heerst er toch gewoon een sterke tendens om mee te gaan met de vaart der volkeren.

En die vaart beweegt zich sinds de jaren ’70 nou eenmaal steeds verder weg van de gekkigheid, weg van meegetorste gezelschapsdieren en capoeira in de fietsenstalling, op naar een universiteit die meer en meer wegheeft van een gladde Apple Store, bevolkt door studenten en docenten die zich netjes en normconform gedragen.

Ook mijn eigen leven beweegt zich steeds meer richting die burgerlijke mediaan, ik kan het niet ontkennen.

Dit is mijn laatste stukje in Mare. Columns blijf ik schrijven voor NRC, en bij bestuurskunde ga ik aan de slag als universitair docent – degelijker kan haast niet. Ik heb er ongelofelijk veel zin in. De weemoed neem ik op de koop toe.


Josette Daemen is postdoctoraal onderzoeker aan het Instituut Bestuurskunde van Universiteit Leiden