‘Er moet iets van mij blijven leven. Dat is ook wel een beetje de reden waarom ik dit schrijf. Ik stel mij altijd voor hoe misschien een achter, achternichtje over 100 jaar deze bladzij vindt, en er in lezen zal en zich verbazen zal, dat zo’n oud, oudtante, nu allang dood, ook eens jong en bloeiend was.’
Het lezen van dit citaat uit het dagboek van Lizzy van Dorp, de eerste vrouwelijke rechtenstudent, was voor mij, haar ‘achter, achternichtje’, niet alleen een kippenvelmoment, maar ook een directe aansporing om me in haar bijzondere leven te verdiepen. Lizzy’s dagboek is het oudst bekende dagboek van een vrouwelijke student in Nederland.
Elizabeth Carolina van Dorp, roepnaam Lizzy, werd geboren op 5 september 1872. In 1893 begon ze, samen met vier andere vrouwen, aan de studie Letteren in Leiden. De eerste vrouwelijke student in Leiden was overigens Maria Slothouwer, zij begon al in 1878 aan de Letterenstudie, ondanks heftige tegenstand van onder anderen de historicus P.J. Blok.
Omdat de Letterenstudie Lizzy maar matig beviel, ging ze, nadat ze in 1897 haar kandidaats had behaald ‘visites [maken] bij de Rechtenprofessoren omdat ik hierin wilde gaan studeren. […] Ze waren ’t er alledrie over eens dat ik [dat] best kon doen, zonder colleges te lopen.’
Lizzy mocht rechten studeren, maar het was in de ogen van de heren professoren niet de bedoeling dat deze eerste vrouwelijke student naar college zou komen, tussen de mannelijke studenten.
Na anderhalf jaar zelfstudie, schreef ze: ‘Bij Oppenheim ging ik het tentamen aanvragen. Hij zei geen woord meer dan nodig was; en bij het weggaan: ik wens u goed succes, met een gezicht alsof hij even lief gezegd had: stik. En pof de deur toe.’
Op 9 februari deed ze examen. ‘Naar mijn eigen idee zei ik niets als domheden, behalve heel gewone dingen. Tichelaar vroeg eigenlijk alleen over koop en huur, Greven alleen over geld, dat vond ik vervelend. ’t Is eigenlijk ontmoedigend wanneer men zolang gewacht heeft, in een groot uur afgemaakt te worden. Dat was ’t nu eigenlijk wel niet, want ik kreeg een judicium dat, schijnt ’t, heel mooi was. […] Moeder zat heel kalm thuis haar kas op te maken. Ik zei eerst, moeder mag ik een kopje thee en toen [de formule wordt hier voor het eerst vervrouwelijkt, daarom zegt ze het in het Latijn] candidata facta sum.’ (Ik heb mijn kandidaats behaald)
Enkele dagen later bezoekt ze Oppenheim opnieuw, nu om naar zijn colleges te vragen: ‘Ik dacht dat hij heel ijzegrimmig [knorrig] zou zijn. In plaats daarvan ontving hij me met een salvo van loftuitingen: mooi examen, prachtig judicium, goed jurist, als een meisje studeert, moet ze iets bijzonders zijn, dan moet ze examen doen zoals u. […] Ik was bepaald overbluft van zoveel vriendelijkheid. Enfin, ik vond nu opeens dat ik het gewonnen heb bij die heren juristen.’
Lizzy’s doel was bereikt: dankzij haar glansrijk behaalde kandidaatsexamen dwong ze bij de heren af dat ze voortaan colleges mocht lopen. ‘Dinsdag voor ’t eerst college, in ’t klein auditorium. […] Ik was echt een stukje geschiedenis toen ik binnenkwam – ’t eerste meisje dat ooit die colleges bijwoonde. Iedereen hield zich natuurlijk alsof hij mij niet opmerkte en toch wist ik dat 70 paar ogen afwisselend op mij gericht waren.’
Hier en in heel haar Leidse dagboek komt Lizzy naar voren als een bijzondere, zeer zelfbewuste vrouw. Ze beseft ook goed welke emanciperende betekenis ze heeft. In haar dagboek schrijft ze: ‘Ik heb het genoeglijke gevoel een belangwekkend onderwerp van Leidse gesprekken te zijn.’
Begin 1900 werd ook de Vereeniging van Vrouwelijke Studenten in Leiden (VVSL) opgericht, met Lizzy als eerste presidente. In 1901 behaalde Lizzy als eerste vrouw in Nederland haar doctoraalexamen rechten. En in juli 1903 promoveerde zij bij professor Oppenheim.
Na haar promotie opende Lizzy haar eigen advocatenkantoor, net zoals haar oud-studiegenoot Adolphine Kok had gedaan. Adolphine begon later aan de rechtenstudie maar promoveerde een paar maanden eerder.
Het zal niet verbazen dat Lizzy in haar verdere leven een voorvechtster van vrouwenrechten is gebleven. Ze streed onder andere voor het vrouwenkiesrecht. Ze was gematigder dan Aletta Jacobs; in 1907 richtte ze haar eigen Bond voor Vrouwenkiesrecht op.
Haar interesse verschoof daarna meer naar economische onderwerpen. In 1919 werd ze privaatdocent economie in Utrecht; een benoeming tot hoogleraar economie aan de Landbouwhogeschool Wageningen was door de minister van Landbouw verijdeld. Omdat ze een vrouw was.
Als een van de eerste professionele vrouwelijke economen publiceerde ze een aantal baanbrekende artikelen.
Als lid van de liberale Vrijheidsbond was ze ook politiek actief. Toen de Liberale Partij bij de verkiezingen in 1922 één zetel kreeg, mocht Lizzy van Dorp de partij vertegenwoordigen in de Tweede Kamer.
Begin 1940 vertrok zij naar Turkije, waar haar goede vrienden Jenny Visser-Hooft en Philips Hooft woonden, een beroemd alpinistenpaar; Jenny was kort daarvoor verongelukt. In september 1940 reisde zij via Irak, Syrië en India naar Nederlands-Indië, waar ze werd benoemd tot professor in de economie aan de universiteit van Bandung.
Vanwege de oorlog deed ze nog een poging om naar de Verenigde Staten te ontkomen, dit mislukte. Ze werd geïnterneerd in kamp Banjoe-Biroe op Midden-Java, en overleed daar op 6 september 1945, drie weken na de Japanse overgave en een dag na haar 73ste verjaardag.
Lizzy van Dorp was op vele fronten ‘de eerste vrouw’: ze studeerde als eerste vrouw rechten en ze was de eerste preses van de VVSL. Ze was de eerste vrouwelijke econoom en de eerste vrouw in de Tweede Kamer met een ‘eenvrouwsfractie’.
Ik ben ontzettend trots op mijn bijzondere tante Lizzy. En daarom: een pleidooi.
Ik roep de universiteit en de rechtenfaculteit (die is vernoemd naar Kamerlingh Onnes, met de Lorentzzaal, Cleveringazaal, Grotiuszaal, het Van Vollenhoveninstituut en een hal vol foto’s van mannen) op om onze eerste vrouwelijke rechtenstudent te eren. Vernoem een gebouw, een instituut, een fonds of een prijs naar Lizzy van Dorp. Laten we haar nooit vergeten en laten we haar de eer geven die haar toekomt.
Sanderien de Jong is werkzaam bij de Faculteit Geesteswetenschappen als alumnicoördinator. Zij werkt aan een biografie over Lizzy van Dorp