Cultuur
Terug naar de ‘glimmende schatten’ uit de Bronstijd
Kinderboekenschrijver Linda Dielemans studeerde archeologie in Leiden. Haar nieuwste boek baseerde ze op het onderzoek van hoogleraar David Fontijn. ‘De bronstijd is een magische periode.’
Marleen van Wesel
donderdag 10 oktober 2019
Foto Marc de Haan

Brons, zo heet het boek, en daarover gaat het ook. Hoe mensen dat mengsel van koper en tin ooit uitgevonden moeten hebben, vierduizend jaar geleden. Over sieraden en bijlen en de handel die ontstond, door heel Europa. Over de allereerste zwaarden. En over het grote mysterie van brons: waarom juist de mooiste en waardevolste voorwerpen uiteindelijk niet teruggevonden worden in de buurt van nederzettingen, maar vooral in moerassen, vennen en rivieren. Deposities heten deze achtergelaten voorwerpen.

‘De absolute topper wordt in het boek mooi beschreven: het zwaard van Ommerschans’, vertelt David Fontijn, hoogleraar archeologie, op zijn werkkamer in het Van Steenisgebouw. Het origineel ligt in het Rijksmuseum van Oudheden. ‘En de replica ligt hier in de kast.’ Hij haalt het glimmende zwaard meteen tevoorschijn. Je kunt een origineel zwaard namelijk onder een microscoop bekijken, maar je kunt ook een kopie maken en daarmee zelf een gevecht nabootsen, om te onderzoeken welke actie precies tot welke gebruikerssporen leidt.

Ook te vinden in Fontijns kast: Zomerwoud (2013), Geestenkrijger (2016) en Schaduw van de leeuw (2018), de drie eerdere historische jeugdboeken van archeoloog Linda Dielemans. ‘Ik schreef altijd al graag verhalen’, vertelt ze. ‘En toen ik archeologie begon te studeren in Leiden, opende zich zo’n wereld aan informatie, maar ook veel onopgeloste vragen: perfecte inspiratie.’

In 2015 ontving Fontijn een prestigieuze Vici-beurs van NWO, om onderzoek te doen naar die deposities. ‘Het woord “kinderboek” kwam in de beursaanvraag nog helemaal niet voor’, zegt Fontijn. ‘Daarover hebben we in 2016 voor het eerst gesproken’, vertelt Dielemans. Fontijn: ‘Het moest een heel ander soort boek worden, iets onconventioneels.’ Dielemans: ‘De stem van de objecten moest klinken, daar waren we het snel over eens.’

'We hebben elkaar echt beïnvloed'

Ze verzon inderdaad een aantal spannende verhalen over mensen uit de Bronstijd, met een opvallend perspectief: hun bronzen eigendommen. Daaromheen wordt het grote verhaal over brons afgewisseld met fragmenten over specifieke archeologische vondsten. Het reuzenzwaard uit Oxborough bijvoorbeeld, dat gevonden werd door een wandelaar die struikelde over een stuk dat boven de grond uitstak. De zwaarden van Oxborough en Ommerschans behoren tot dezelfde familie van zes reuzenzwaarden die gevonden zijn in Engeland, Frankrijk en Nederland.

‘Ze hebben geen van zessen een handvat gehad’, vertelt Fontijn. ‘In het verhaal dat Linda daarbij verzonnen heeft, geeft ze daar een mooie draai aan, waardoor ik er zelf ook opnieuw over ging nadenken. Zo hebben we elkaar met ons werk beïnvloed.’ Dielemans: ‘We hebben Brons echt samen gemaakt.’

Het resultaat, volgens een lovende recensie in NRC, is een ‘wezenlijk en aanstekelijk’ non-fictiekinderboek over een ‘onsexy onderwerp’. Met dat laatste zijn de twee archeologen het uiteraard oneens.

‘De bronstijd is een soort magische periode, waarin ontzettend veel gebeurde’, vindt Dielemans.

Illustratie Sanne te Loo

‘De wetenschappelijke tegenhanger van het kinderboek is ook net verschenen: Economies of Destruction’, vertelt Fontijn. ‘Het knappe aan Linda’s boek is dat het wel degelijk over hetzelfde gaat. Waarom dingen waarde hebben. En blijkbaar zijn mensen geneigd om soms iets op te geven wat heel waardevol is. Eigenlijk is dat hoe economie werkt: af en toe geef je iets op, om greep te krijgen op iets ongrijpbaars. Als ik vlees koop in de supermarkt, is dat biologisch. Terwijl ik ook helemaal geen greep heb op wat er met biologisch vlees gebeurd is. Toch voelt het niet goed om het níet te doen.’

Er zijn ‘heel gave dingen’ uit het onderzoek gekomen, zegt hij. ‘We weten nu veel meer details. Een promovenda ontdekte bijvoorbeeld over bronzen voorwerpen bij graftombes in Frankrijk, dat er geen zak klopte van de aanname dat deze voorwerpen met de doden begraven werden. Die tombes waren heel groot, en de voorwerpen lagen telkens heel systematisch opgesteld in rijen. Er zat een enorme logica achter, haast wiskundig. Computertechnisch hebben we dat in kaart gebracht, en ook hoe men het in andere regio’s weer heel anders aanpakte. Eigenlijk is het feit dát mensen dingen achterlieten belangrijker dan de vraag waarom. Het gebeurde van de Kaukasus tot Ierland en misschien hadden al die mensen op al die plekken zelfs wel hun eigen redenen, maar ze deden het allemaal, 1500 jaar lang.’

En nu? ‘Alles wat we weten staat nu op papier, maar ik ben er eigenlijk nog helemaal niet klaar mee’, zegt Fontijn. ‘De bezuinigingen op wetenschap zijn echter catastrofaal. Maar: ik ben positief ingesteld, het komt vast wel goed. Ik ga er nog eens goed over nadenken, hoe het verder gaat. De focus op kinderen moet erin blijven. Hoe mensen in de prehistorie leefden, de kwesties die toen al speelden, met milieu, oorlog, hoe de wereld in elkaar zat, dat is zo fundamenteel, dat zou niet alleen voor een volwassen publiek moeten zijn. En kinderen stellen heel goede vragen. Ze zijn nog niet bang om iets raars te vragen.’

Linda Dielemans. Brons. Over glimmende schatten in mistige moerassen.
Met Illustraties van Sanne te Loo.
Fontaine Uitgevers, €19,99

David Fontijn. Economies of Destruction. How the systematic destruction of valuables created value in Bronze Age Europe, c. 2300-500 BC.
Taylor & Francis Ltd

'Ik zou met ze willen praten’

In 2016 waren de zes reuzenzwaarden voor het eerst sinds de Bronstijd samen te zien, op de tentoonstelling Vlijmscherp Verleden in het Rijksmuseum voor Oudheden. Dat was zó indrukwekkend, schrijft Dielemans in haar boek, dat zelfs wetenschappers haast zouden verwachten ‘dat er blauwe bliksemschichten uit de zwaardpunten zouden schieten, dat zich een poort naar een andere wereld zou openen’.

Wat uiteraard niet gebeurde. Maar wat als…

‘Dan zou ik erbij willen zijn’, zegt Dielemans. ‘Willen weten hoe het voelt, hoe het ruikt, hoe het is, ernaast willen staan en alles echt meemaken.’

‘Ik zou wel met de mensen willen praten. Ik zou willen weten wat voor woord ze hiervoor hadden’, zegt Fontijn, wijzend naar het reuzenzwaard. ‘En nog wat. Zoiets als gezichtsreconstructies, dat boeit me helemaal niet, maar ik zou wel graag een wandeling door het landschap willen maken.

De wandeling die voorafging aan het achterlaten van het zwaard van Ommerschans, is ergens begonnen, bij een huis. Het draaide niet alleen om de plekken waar voorwerpen werden neergelegd, maar om hele zones en routes. Die verhalen zou ik willen horen.’