‘Iedereen die meegaat, belandt binnen afzienbare tijd in het ziekenhuis’, opent Ben Ruwgans met een dik Leids accent de spooktocht. Hij is gekleed in zwarte cape met een hoge zwarte hoed en loopt met een lampion in de hand langs de groep van wie hij iedereen een voor een aankijkt. ‘Gezellig begin van deze avond, dames en heren. De toon is gezet! U kunt nu nog weg…’
De griezelexpeditie begint aan het Galgewater. Vroeger stonden hier galgen met rottende, opgeknoopte lijken langs de kade als waarschuwing voor iedereen die de stad via de Morspoort betrad. Deze stadspoort werd lange tijd ook wel ‘Galgpoort’ genoemd, omdat het gebruikt werd als gevangenis.
Lopend door het oude centrum somt Ruwgans gruwelijkheden op. Sommige zijn onbekend, zoals de man die in de zeventiende eeuw zonder aanleiding zijn vrouw, kinderen en fietsende voorbijganger vermoordde met een kapmes. Andere verhalen zijn juist beroemd, zoals de geschiedenis van de beruchte gifmengster ‘Goeie Mie’, oftewel Maria Catharina Swanenburg (1839-1915). Als iemand ziek was, nam zij alle zorg voor de patiënt op zich. Ze paste op de kinderen, kookte het eten en deed de was. Alleen: de zieken overleefden het nooit.
Negentig slachtoffers
Toen in de Groenesteeg een heel gezin verschrikkelijk ziek was geworden na het eten van pap, werd Swanenburg voor het eerst verdacht. Ze was namelijk opvallend vaak vlak voor de dood van een zieke bij diegene thuis geweest. Daarnaast viel het op dat ze ook vaak betrokken was bij het afsluiten van begrafenisverzekeringen.
De politie vond inschrijvingsbiljetten van begrafenisfondsen in haar huis en zelf had Mie op dat moment een biljet op zak van een van de kinderen van het inmiddels overleden gezin. Swanenburg zette koffie, of maakte soep en pap, waar ze arsenicum - rattengif - doorheen mengde en sloot begrafenisverzekeringen af voor haar slachtoffers om zo aan hun dood te verdienen.
Vanwege kindersterfte en uitbraken van cholera kon ze lange tijd gemakkelijk wegkomen met haar daden. Daardoor lukte het haar om uiteindelijk 27 mensen te vermoorden, maar ze wordt ervan verdacht negentig slachtoffers te hebben gemaakt. Ze kreeg levenslang en werd een van de bekendste seriemoordenaars van Nederland.
Bijten in vinger
Ruwgans vertelt ook over Adrianus Blom, een van de Nederlanders die de doodstraf kreeg. Blom wilde op 3 februari 1856 bij de boerderij van zijn voormalig werkgever inbreken, om aan geld te komen voor zijn bruiloft. Hij hoopte op zondagmorgen tijdens de kerkdienst niemand in het huis aan te treffen, maar werd daar toch betrapt door Maria van Velsen, een 18-jarige boerendochter.
Er volgde een gevecht, waarbij de dochter Blom in zijn vinger beet. De inbreker verdronk haar uiteindelijk in een waterbak en ging ervandoor met de buit.
Het duurt niet lang voor hij werd gearresteerd. In zijn huis werd namelijk een uit de boerderij ontvreemd adreskaartje van Leidse orgelmaker Lohman gevonden, onder het bloed. Blom, die analfabeet was, dacht dat het een waardepapier van de bank was.
Ruwgans weet de verhalen op levendige wijze te vertellen, waardoor je je echt even in de duistere geschiedenis van Leiden waant en waarbij de schaars verlichte steegjes en kinderkopstraatjes het perfecte decor vormen. Met de burcht van Leiden op de achtergrond, besluit hij zijn spooktocht: ‘En jullie hebben het ook nog eens allemaal overleefd. Wie had dat gedacht?’
Spooktocht Leiden. Ieder jaar, van oktober tot en met maart. De twee uur durende tour begint op diverse dagen om 19:00, 19:30 of 20:00. De spooktocht is Nederlandstalig en kost 17 euro.