‘Domme kritieken op mijn romans laten mij eigenlijk onverschillig (…) maar foto’s kunnen, evenmin als de grappigheid van een mop, met woorden worden verdedigd en daarom word ik droevig als iemand mijn foto’s lelijk vindt’, biechtte Willem Frederik Hermans in 1961 op in Het Parool.
Hermans is vooral bekend dankzij zijn grote bijdrage aan de Nederlandse literatuur met werken als De donkere kamer van Damokles (1958), Nooit meer slapen (1966) en Ik heb altijd gelijk (1951), maar veel minder bekend is dat hij een grote liefde koesterde voor fotografie. Sterker: hij probeerde eind jaren vijftig toegelaten te worden tot de fotovakschool - wat niet lukte - en liet zich in 1958 registreren bij de Kamer van Koophandel als ‘Persfotobedrijf W.F. Hermans’.
Toch zouden veruit de meeste van zijn foto’s privé blijven. Met de nodige zelfspot verklaarde Hermans in Het Parool: ‘Deze foto’s worden […] door bijna niemand anders mooi gevonden. Ik hoef ze niet naar een fotowedstrijd te sturen, geen tijdschrift zou ze willen plaatsen, geen uitgever zal het in zijn hoofd halen er een boek mee te vullen.’
Toch is er nu een expositie, in het Fotomuseum Den Haag: Vrij belangrijke foto’s - vernoemd naar Hermans’privéarchief. Uit bijna 15.000 foto’s - kleurendia’s, zwart-witfoto’s en negatieven - selecteerden curatoren Piet Schreuders en Bram Oostveen er bijna zestig. ‘Dat heeft ongeveer tweeënhalf jaar geduurd’, vertelt Schreuders. De meeste foto’s zijn niet eerder vertoond.

‘Als je puur kijkt naar de fotografie is het verdienstelijk amateurwerk’, geeft hij toe. ‘Het kan echt niet wedijveren met de grote namen in de fotografie. Maar zo moet je het ook niet bekijken: iedere foto die hij heeft gemaakt maakt de kennis over hem groter. Zijn fotografie is nog behoorlijk onontgonnen terrein.’
De curatoren kregen onder zeer strikte voorwaarden toegang tot het gesloten archief. ‘Het is door Hermans geschonken aan de Koninklijke Bibliotheek onder voorwaarde dat het dertig jaar na zijn dood (2025, red.) pas zou worden geopend’, vertelt Schreuders. ‘Als je het letterlijk neemt is zijn wens verbroken, maar het Willem Frederik Hermans instituut, dat zijn nalatenschap beheert, respecteert het zo getrouw mogelijk. Het blijft een gesloten archief. Wat er na 2025 mee gebeurt weet nog niemand.’
Wie de tentoonstelling bezoekt, maakt meteen kennis met Hermans’ zelfkiekjes. Een woord dat hij zelf bedacht voor de foto’s waarop hij zichzelf vastlegde. Ze doen denken aan selfies, met het verschil dat Hermans de lens niet op zichzelf richt, maar op een voorwerp dat zijn gestalte weerspiegelt: (auto)spiegels, pannensets, etalageruiten, koplampen en sigarettenautomaten. ‘Hij was hier niet de eerste mee’, weet Schreuders. ‘Maar je kan de zelfkiek zien als een selfie avant la lettre.’
Chaos en verval
Ook maakte Hermans gebruik van een timer of zelfontspanner. Over zijn zelfportret ‘Ik las’ uit september 1944, waarop hij ogenschijnlijk geconcentreerd een boek aan het lezen is, verklaarde hij echter: ‘Ik hield mijn rechterarm naar beneden en mijn rechterhand trok aan een draad die de sluiter van het ouderwetse, op een statief gezette fototoestel in werking stelde. Ik las niet, ik fotografeerde.’
Een van de camera’s waarmee Hermans foto’s maakte, had hij gekocht ‘door cadeaubonnetjes van Sunlightzeep op te sparen’. Maar in 1957, toen hij in de leer ging bij vriend en fotograaf Nico Jesse, kocht hij een Leica van Jesse over. ‘Leica’s zijn zo mooi!’ verklaarde hij in modeblad Avenue. ‘En hun schoonheid is van de soort die de indruk geeft ontstaan te zijn, zonder dat iemand bijzonder zijn best heeft gedaan iets moois te maken.’
Schreuders: ‘De Leica is de Rolls-Royce onder de camera’s. Hermans gaf de camera ook een sleutelrol in zijn roman De donkere kamer van Damokles. Na de aanschaf is hij meteen naar Parijs gegaan om er te fotograferen.’
Daar, en in tal van andere steden, probeerde hij op straat de chaos en het verval in beeld te brengen, thema’s die ook terugkeren in zijn literaire werk. Afgebladderde affiches op Parijse muren, vervallen gebouwen in Brussel, verkrotte huizen in Dublin of het Noorweegse Tromsø en gesorteerd puin in Noord-Zweden. ‘Hermans vond dat alleen de fotografie de chaos kan uitbeelden zoals die is’, zegt Schreuders.
Bovendien gebruikte hij de foto’s als een soort notitieboekje voor zijn boeken. ‘Zijn beschrijvingen zijn erg visueel’, vertelt Schreuders, ‘omdat hij soms letterlijk beschreef wat hij daarop zag. De foto’s zijn dus ook van enorme waarde voor de literatuurgeschiedenis.’

Hoewel Hermans behoorlijke ambities koesterde, zat zijn verlegenheid hem in de weg zodra hij mensen moest fotograferen. Vooral bij vrouwen was dit een probleem. Zijn leermeester Nico Jesse vond bijvoorbeeld dat je mensen zo dicht mogelijk moest benaderen. Hermans bleef altijd op afstand en fotografeerde vrouwen liever ongemerkt. Zo is de foto ‘Betrapt’ uit 1960, waarop Hermans een zoenend stel vastlegt, gemaakt vanuit de struiken. Een Parijse vrouw op een scooter (‘Verkeersdeelneemster’, 1957) blijft hardnekkig voor zich uit kijken, terwijl Hermans voor zijn doen vrij dicht bij haar staat.
Sommige van zijn vrouwenportretten zijn wel geslaagd, vindt Schreuders, maar dan gaat het om goede vriendinnen of echtgenotes van goede vrienden. Hermans bleef dus in zijn comfortzone en koos voor ‘veilige’ onderwerpen: straten, kleine kinderen, dieren of zichzelf.
‘Soms heb ik de neiging om te denken: al die foto’s die ik maak, wees nu eens flink, zet de vullisbak open en gooi ze allemaal weg’, zei Hermans tegen de Volkskrant. ‘Dan weer denk ik: nee, ze zijn allemaal even mooi. Dat heb ik bij schrijven niet. Dan weet ik precies of ik het moet verscheuren of niet.’
De tentoonstelling Vrij belangrijke foto’s is te zien tot en met 8 januari 2023 in het Fotomuseum Den Haag.
Piet Schreuders en Bram Oostveen, Willem Frederik Hermans – Vrij belangrijke foto’s, Uitgeverij Hannibal, €45