Cultuur
De wereld lag aan mijn voeten
Rory de Groot (1983) was een talentvolle verdediger in de jeugd van Feyenoord en speelde voor Oranje onder de 21. In het zijn voorstelling Hand en Hand kijkt hij terug op zijn voetbalverleden.
Vincent Bongers
woensdag 13 november 2013
Rory de Groot: ‘Als ik de kleedkamer opende, ging de knop om.’ © Wouter van Ierssel

Hoe dicht zat je bij het eerste van Feyenoord?

‘Heel dicht. Ik zat in de lichting met onder meer Leonardo en Van Persie en debuteerde in 2003 in het eerste tijdens een oefentrip in Japan. Ik was 19 en speelde in een bomvol stadion. De wereld lag aan mijn voeten. Ik dacht "het wordt alleen nog maar mooier."’

En toen?

‘Ik werd naar Excelsior gestuurd om daar te rijpen. Daar raakte ik in conflict met trainer Henk van Stee. Ik kwam eerst op te bank en later zelfs op de tribune te zitten. In de periode dat Van Stee mij de indruk gaf dat ik vaker ging spelen, besloot hij de opstelling voor een wedstrijd aan de muur te hangen. Als in zo’n clichéscene uit een highschool-film verzamelden de spelers zich rond dat papier. Toen mijn naam ontbrak, ging ik door de bodem heen. Ik wist dat ik in dit team en met deze coach nooit meer ging spelen. Ik trok het papier van de muur, maakte er een prop van en smeet die weg. En besloot om er mee te stoppen. Ik was 21 en had geen zin meer om me voor een klein contractje ergens vanuit de kelder van de eerste divisie terug te knokken.’

Waar gaat de voorstelling over?

‘Het gaat over een jongetje van vijf die merkt dat hij beter kan voetballen dan zijn leeftijdsgenootjes. Feyenoord is de kapstok, maar je hoeft geen voetballiefhebber te zijn. Ik vertel een universeel verhaal over dromen, mislukking en heimwee naar een vorig leven.’

Toen je nog voetbalde, studeerde je al theaterwetenschappen in Utrecht. Wat vonden je teamgenoten daarvan?

‘Als ik de kleedkamer opende, ging de knop om. Bepaalde dingen hield ik voor me. Ik haalde een keer het hoogste cijfer voor dansgeschiedenis. Als ik dat had verteld, waren dat een paar vervelende maanden geworden met flauwe grappen en het nodige gescandeer: "Homo, homo, homo!" Maar toch heb ik een fantastische tijd als voetballer gehad. Mensen vragen soms of ik nu gelukkiger ben. Mijn antwoord: niet gelukkiger, wel completer. Alle aspecten van mijn persoonlijkheid kunnen nu naar voren komen. Ik ben meer in balans.’

Leonardo, de geniale dribbelaar uit Brazilië die toch geen wereldster werd, staat vooral bekend om zijn idiote gedrag. Waarom is hij belangrijk in het stuk?

Ik speel hem omdat ik de andere kant van het verhaal wil laten zien. Niet de nadruk leggen op de dwaze dingen. Het lag niet aan hem dat het mis ging.’

Waaraan dan wel?

‘Aan Feyenoord. Hij kreeg geen opvoeding en dat had wel gemoeten. Je kunt niet een jongen op elfjarige leeftijd vanuit de sloppen van Rio halen, hem in een appartement in Rotterdam zetten en dan maar hopen dat alles goed komt. Hij kreeg geen tegengas, kreeg niet te horen hoe om te gaan met trainers en scheidsrechters. Er werd hem niet verteld wat normaal was, want hij had net drie keer gescoord.’

Spreek je hem nog wel eens?

‘Nee. Ik heb hem al tien jaar niet meer gezien. Hij speelt nu bij Ferencvaros in Hongarije. Hij weet van de voorstelling en vond het in eerste instantie niet leuk dat ik hem speelde. Maar ik ben bevriend met zijn biograaf en die heeft het hem uitgelegd. Nu vindt hij het wel oké. Ik ben wel van plan om hem om te zoeken. Het lijkt me leuk om hem weer te zien.’

Theater Ins Blau

di 19 november, € 15