‘Suzanne bracht me een tijdje geleden een paar paardenbotten die we zullen delen. Geneviève droomt elke nacht van kip en kreeft.’ Dat schrijft componist Georges Bizet aan zijn schoonmoeder in 1870. Hij is dan met zijn vrouw Geneviève in Parijs, waar hij als lid van de Nationale Garde de stad moet verdedigen tegen Pruisische aanvallen.
In dat jaar heeft Frankrijk de oorlog verklaard aan Pruisen. De Fransen dachten makkelijk te winnen, maar dat viel zwaar tegen. Sterker nog: de Pruisen omsingelden Parijs. ‘Tijdens de belegering kon niemand de stad in of uit: van de honger werd de hele dierentuin leeggegeten’, vertelt Tiara Kobald, dramaturg bij Opera2Day.
Terwijl de oorlog voortduurt, ontstaat er steeds meer onvrede, met name onder de arbeidersklasse. ‘Steeds meer bewoners krijgen revolutionaire ideeën: de regering bepaalt wat we moeten doen, maar wij willen zelf de macht in handen nemen.’
Al tijdens de belegering zijn er een paar opstanden, maar die worden neergeslagen door het Franse leger. Na de wapenstilstand in 1871, pakken de burgeropstandelingen door: ze stichten een Commune. Ze willen vechten voor vrijheid, gelijkheid en broederschap.
Verdedigd door vrouwen
‘Ook vrouwen spelen een grote rol in de Commune van Parijs’, vertelt Kobald. ‘Ze kwamen op voor hun eigen idealen en vochten mee om de barricades te verdedigen tegen het Franse leger. Er zijn afbeeldingen waar dat in het bijschrift benoemd wordt: “La barricade de la place Blanche défendue par des femmes.”’
Bizet is vlak voor het stichten van de Commune de stad ontvlucht. Hij is het niet eens met de opstandelingen, maar staat ook niet helemaal aan de kant van de regering. De opstand wordt neergeslagen, verwacht hij. En inderdaad, twee maanden later valt het Franse leger Parijs binnen. ‘Iedereen die er ook maar enigszins uitziet als een rebel, wordt neergeschoten’, vertelt Kobald. ‘Tien-, twintigduizend burgers worden gewoon vermoord door hun landgenoten. Het is een trauma waar lang niet over wordt gesproken. Je mocht er niet naar verwijzen in opera’s, toneel, schilderijen.’
Als het er in de pers al over gaat, wordt er spottend over de rebellen geschreven. Vrouwen worden afgebeeld als karikaturale ‘manwijven’, vaak rokend, wat in die tijd niet paste binnen de burgerlijke moraal.
Een jaar later wordt Bizet benaderd om een opera te schrijven. Hij kiest voor het verhaal uit de novelle Carmen. De opera gaat over een vrouw die werkt in een sigarettenfabriek in Sevilla en in het geheim actief is bij een smokkelaarsbende. Ze heeft twee mannen achter zich aan, die haar allebei beminnen, maar voor Carmen is de liefde een spel, zingt ze in de bekende aria Habanera, aan het begin van de opera.
Als je de achtergrond kent, herken je opeens allerlei beelden uit de Parijse geschiedenis in die opera, zegt Kobald. ‘De karikaturen van rokende vrouwen die de Franse pers maakten, lijken op de rokende vrouwen in de opera. In de eerste akte van Carmen spelen kinderen soldaatje en er lopen veel soldaten op straat. De vrouwen die in de sigarettenfabriek werken, komen tijdens de opera in opstand. Het zijn allemaal elementen die lijken op de geschiedenis van de Commune.
‘In de opera wordt de Spaanse Carmen vaak afgebeeld in een rode jurk. De stierenvechters gebruiken rode lappen. De vlag en de herkenningskleur van de rebellen in de Parijse Commune was ook rood. Zo vind je allerlei overeenkomsten tussen die opera en die geschiedenis. Wij maken dat in onze uitvoering expliciet: de opera gaat bij ons over de Parijse Commune. We brengen het stuk terug naar de historische context.’
Daarvoor is soms het libretto, de tekst die de zangers zingen en spreken, aangepast, maar vaak was dat niet of bijna niet nodig. Kobald geeft het voorbeeld van José, een van de mannen die verliefd is op Carmen. ‘Als hij haar volgt naar haar smokkelaarsbende zingen die samen: “Het gevaar is overal, maar we maken ons geen zorgen om de soldaat die ginds op ons wacht.” In onze versie wordt dezelfde tekst gezongen door de rebellen, terwijl ze op hun barricades wachten tot de soldaten er aankomen.’
Een van de bekendste aria’s uit het stuk, L’air de toréador (Het lied van de stierenvechter), kreeg wel een nieuwe tekst. In plaats van “Toréador, en garde”, klinkt er nu: “Révolution, oui, vive la Commune!”
Kobald: ‘Het wordt een strijdlied. Die nieuwe tekst past heel goed op de muziek van Bizet. Tania Kross, die de hoofdrol van Carmen vertolkt, omschrijft het als een lied dat in een voetbalstadion kan worden gezongen. Je wilt het samen zingen, en dat past veel beter bij een revolutie dan bij een stierenvechter.’
Zag men in Bizets tijd ook al die overeenkomsten tussen de opera en de geschiedenis van de Commune? ‘Totaal niet. Dat heeft ermee te maken dat het een verboden onderwerp was. Maar het is wel opvallend dat de opera vrij slecht werd ontvangen. Het commentaar was vooral: “Dit is immoreel, dit kan niet. En die Carmen die is een soort beest of demon.” De taal die gebruikt werd om haar te beschrijven, kwam erg overeen met hoe de vrouwen in de Commune achteraf werden neergezet.
‘We denken niet dat Bizet die parallellen bewust heeft getrokken. We kunnen het niet zeker weten, maar wij zien het als een soort onbewuste verwerking van die periode in de geschiedenis, een collectief trauma dat er op een of andere manier toch uit moet.’
Opera2Day en B’rock Orchestra. La Révolution de Carmen. Amare 3-14 september. Tickets vanaf €27, studenten €15