Achtergrond
Ondergronds geheim
In Het Pauluslabyrint beschrijft Jeroen Windmeijer een mysterieus stelsel van Leidse tunnels. ‘Ze zijn nooit ontdekt. Nóg niet, althans.’
Marleen van Wesel
donderdag 23 maart 2017
© Taco van der Eb

'Er gaan allerlei verhalen over een ondergronds tunnelstelsel in Leiden: vanuit het centrum, helemaal tot aan waar in 1574, tijdens het Beleg, de Spaanse linies waren’, vertelt auteur Jeroen Windmeijer. Deze week verscheen zijn thriller Het Pauluslabyrint.

Ook over andere steden bestaan zulke geruchten. Soms blijkt er iets van te kloppen. Begin 2015 ontstond in Hoorn na hevige regenval een gat in de straat, dat toegang verschafte tot een eeuwenoud rioolstelsel. ‘Rond die tijd fietste ik in Leiden langs de graafwerkzaamheden voor de ondergrondse containers, die de meeuwenoverlast moesten tegengaan’, vertelt Windmeijer. ‘Ineens flitste door mijn hoofd: stel dat ze nú op die tunnels stuiten…’

In 2015 debuteerde hij met De bekentenissen van Petrus, waarin de Leidse archeoloog Peter de Haan en zijn studente Judith Cherev dwars door het feestgedruis van Leidens Ontzet in 1996 worden achtervolgd door een geheimzinnige orde. De Leidse thriller sloeg aan: bij Boekhandel De Kler is het zelfs het bestverkochte boek van de laatste tien jaar en er is inmiddels een vierde druk verschenen.

‘Voor dat boek had ik veel gelezen over Petrus’, vertelt Windmeijer. ‘De verspreiding van het christendom wordt na Handelingen 15 echter overgenomen door Paulus. Oorspronkelijk was de kapel waar nu de Pieterskerk staat, gewijd aan Petrus én Paulus. Een interessant figuur, die eigenlijk veel minder dicht bij Jezus stond. In zijn brieven vind je nauwelijks biografische feiten. In de aardse Jezus was hij niet geïnteresseerd. Het Pauluslabyrint is deels een onderzoek naar de mystieke Paulus.’

In het boek verzamelen duistere figuren zich in de krochten van Leiden en wordt Peter de Haan weer meegesleurd in een groot mysterie. ‘Hij krijgt 24 uur om Judith, die ontvoerd is, terug te vinden, aan de hand van zeven aanwijzingen. De eerste, een raaf, brengt hem naar Quintus, waar twee opgezette raven in de bestuurskamer staan.’

Tijdens zijn eigen studietijd was Windmeijer een jaar actief bij Augustinus. ‘De vorige voorzitter van Quintus heeft me bijna twee uur rondgeleid. Wel wilde hij de fragmenten nog inzien, zodat er geen dingen in het boek terechtkomen, die de buitenwereld niet hoort te weten, over het inhameren van de nieuwe leden bijvoorbeeld. Ook wat dat betreft past Quintus mooi bij de rest van het boek: zo’n genootschap, met rituelen die verborgen moeten blijven.’

Later belandt Peter nog in de Hortus, bij Herenkapsalon Eric, de Lakenhal, en dus ondergronds. ‘Die tunnels sluiten aan bij een oud thema: de strijd tussen donker en licht, oftewel: tussen goed en kwaad.’

Niet voor niets speelt het verhaal zich af aan het begin van de lente. ‘Ik ken tientallen verhalen over goden die rond die tijd sterven en weer opstaan. Het is gek om te beweren dat het verhaal van Jezus waarheid is, en het veel oudere verhaal van Osiris een mythe. Ook dát is een belangrijk thema in mijn boek: dat je de hele boodschap mist als je verhalen letterlijk gaat nemen - bovendien krijg je dan redenen om andere mensen de hersenen in te slaan. Voor alle duidelijkheid: ik wil niemand bashen. Ik ben een groot fan van Jezus. Ik ben altijd over hem aan het lezen.’

Windmeijer is, behalve schrijver, decaan en leraar. Hij doceert godsdienst en maatschappijleer op het Leidse Visser ’t Hooft Lyceum. De academische wereld van zijn hoofdpersonage kent hij ook: in 2001 promoveerde hij aan de Universiteit Leiden op een antropologie-onderzoek naar de Indiaanse straatmuzikanten uit Ecuador, die destijds met hun panfluiten in Nederlandse steden te vinden waren.

Hij is al bezig met het laatste deel van zijn trilogie. ‘Dat speelt zich deels af in Amerika. Ik wilde niet nog eens hetzelfde decor, en ook geen achtervolging door de Merenwijk of Stevenshof.’ De historische basis is namelijk het verhaal van de Pilgrim Fathers: de Engelse geloofspuriteinen, die na elf jaar in Leiden, in 1620 naar Amerika vertrokken, en daar heel invloedrijk werden.

Maar hoe zit het nu met die tunnels? ‘Die zijn nooit ontdekt’, zegt Windmeijer. ‘Nóg niet, althans. Maar de gewelven achter Annies lopen wel héél ver door. En er is een verbinding tussen de Burcht en de Vismarktfontein voor het Stadhuis, voor de watertoevoer. Tijdens feesten kon men ook een vat bier of wijn aansluiten op de fontein.’ En dan zijn er nog alle grachten die in de afgelopen eeuwen uit de binnenstad verdwenen. ‘Sommige zijn niet gedempt, maar overkluisd. Inwoners van Leiden metselden er soms een muur in, voor een extra kelder onder hun huis. Je vindt er nog een onder restaurant Dartel (zie foto, red.), maar ook in een woonhuis aan het Rapenburg. Op de slaapkamer rolde de bewoner een stuk tapijt voor me weg, waarachter een luik verborgen zat. Vanaf de achterkant van het huis kon je tot aan de gracht lopen.’

Jeroen Windmeijer: Het Pauluslabyrint. HarperCollins, 400 pgs. €19,99