Achtergrond
Elke dag ontwaken met een dreun
Het lijkt geruststellend om depressie te zien als hersenkwaal, maar het is eerder een afstemmingsstoornis, zegt psycholoog Bert van den Bergh. Hij schreef het boek De schaduw van de zwarte hond.
zondag 3 februari 2019
‘Black dog’ is een metafoor voor depressie en tevens de titel van een fotoserie van Patricia van de Camp. Zij kampt van jongs af aan met depressies en maakte een fotoserie van depressieve mensen die ook echt een zwarte hond bezitten.

Door Vincent Bongers ‘Ik studeerde in de grimmige jaren tachtig in Amsterdam. Daar heerste toen echt een “no future”- gevoel’, vertelt psycholoog en filosoof Bert van den Bergh. ‘Door mijn studies was ik eigenlijk mijn eigen fundamenten aan het ondergraven. Niets was meer zeker en alles leek oplichterij. Verder overleed mijn vader in die tijd. Ik raakte in een depressieve toestand. Ik nam afstand van het gekrakeel van buiten. Deed mijn best om connecties te verbreken. Dan vind ik mijzelf wel weer, was het idee. Dat bleek een illusie. Juist door me weer op die connecties met anderen te richten, ben ik er weer uit gekomen zonder professionele hulp.’

Van den Bergh, docent aan de Haagse Hogeschool, promoveerde onlangs in Rotterdam op een onderzoek naar depressie in de moderne tijd. Vrijdag geeft hij in Leiden een lezing over de vermeende ‘mentale crisis van de student’.

Deze maand verscheen de publieksversie van zijn proefschrift: De schaduw van de zwarte hond. ‘De black dog is een bekende metafoor voor het fenomeen depressie. Zo duidde Winston Churchill zijn duistere buien met deze term aan.’ Er wordt enorm veel gesproken over depressie, zegt de psycholoog. Voetballer Andrés Iniesta openbaarde al eerder dat hij er aan leed. ‘Vorige week was het Depressiegala. Qmusic-dj Stephan Bouwman begon vorig jaar midden in een radio-uitzending over zijn depressie.’ 

Heerst er ook een depressie-epidemie onder studenten? Dat durft Van den Bergh niet te beamen. Het is volgens hem niet eens duidelijk waar we het precies over hebben. ‘Depressie is een containerbegrip geworden voor allerlei zaken: van somberheid tot burn-out. Het heersende idee is dat het in onze moderne tijd de keerzijde is van de Facebook en Instagram-gelukscultuur. We moeten actief en interactief, dynamisch en met de toekomst bezig zijn. Autonoom zijn, en toch midden tussen de mensen staan. Iemand die in een depressie zit, wil dat juist niet.’

Maar wat ervaren die mensen dan? ‘Vaak wordt gezegd: extreme somberheid. Maar die typering voldoet niet. Ze voelen juist vaak helemaal niets meer. Of vooral eenzaamheid. Je hoort dan: “Ik heb familie en veel vrienden en toch voel ik me dood- en doodeenzaam.”’

Van den Bergh is kritisch op hoe de gezondheidszorg depressie aanpakt. ‘In Nederland is het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) een heel richtinggevend handboek in de geestelijke gezondheidszorg. Op basis van een lijst criteria in die bundel wordt vastgesteld om welke stoornis het gaat. Die DSM heeft een biomedische benadering: er moet een medische verklaring zijn. We manoeuvreren onszelf die medische kant op. Dat is ook wel prettig: “Ik heb iets wat heel erg verschrikkelijk is, als ik opsta wil ik niet meer aan mijn dag beginnen.” Dan is het wel handig als iemand vaststelt dat het aan de hersenen ligt en dat daar dan een medicijn voor is.’

Volgens Van den Bergh is depressie meer een ‘afstemmingsstoornis’. ‘Je kunt niet alleen actief zijn, maar moet af en toe ook kiezen voor passiviteit. Die afwisseling is tamelijk verstoord geraakt. We staan continu aan, zelfs ’s nachts. De wereld wordt niet meer helemaal uitgeschakeld. Dat verstoort je ritme en beïnvloedt de stemming. En juist de meest primaire toegang tot de wereld is stemming. Voor je gaat denken, voel je de omgeving al aan. 

'Je merkt het ook als je bijvoorbeeld een café binnenstapt. Je voelt de ruimte aan. Het is een prettige ervaring, of juist niet. Met al die dingen ben je onbewust steeds bezig. Je staat op. Je hebt een plan: naar college gaan of contact opnemen met vrienden. Daar doe je wel moeite voor, al lijkt dat vanzelf te gaan. Bij sommige mensen is dat proces grondig verstoord. Die voelen zich geen deel meer van dat geheel. Die krijgen elke keer dat ze wakker worden een dreun. Die hebben die connectie niet meer.’

Die verbanden opnieuw aanleggen is heel lastig. ‘De schrijver Johann Hari heeft ook aan depressie geleden en schreef daarover het boek Lost Connections. Hij geeft als voorbeeld dat mensen die zich rot voelen, de neiging hebben zichzelf te verwennen door iets leuks te kopen. Dat geeft even een fijn gevoel, maar daarna voel je je nog slechter. Iets leuks doen voor een vriend of een familielid werkt beter, ook al heb je daar eigenlijk helemaal geen zin in. Je doet dan twee dingen: Je bevestigt een connectie met die persoon, en doet deze ook nog een plezier. Zo kun je een eenzaam gevoel enigszins repareren.’

Colloqium: levensfilosofie
Lipsius, vrijdag 1 februari
11:00-17:00