Wetenschap
Schunnige gedichten in plaats van avondje Netflix
De universiteitsbibliotheek heeft de hand weten te leggen op een klein zeldzaam ‘steekboekje’ uit de zeventiende eeuw met schunnige gedichten.
Anoushka Kloosterman
donderdag 9 maart 2023
Foto UB

Het was een liefdesspelletje dat jonge stellen samen speelden op lange donkere winteravonden: ze staken een speld in de snede van het boekje – vandaar een ‘steekboekje’ – en lazen het vrouwen- en mannenversje voor op de gekozen bladzijde. Die lollige en schunnige gedichtjes waren een beschrijving van hun ware hart, en leidden tot hilariteit alom.

Hoewel de boekjes destijds immens populair waren, zijn er maar weinig van overgebleven. Mogelijk sneuvelden ze regelmatig onder een glas wijn of belandden in het haardvuur als ze versleten waren. De universiteitsbieb is dan ook erg blij met de vondst, die voluit ’t Vermaecklijck Steeck-boeckjen, Waer in de Secreten des Herten van Jonghmans en Dochters te lesen heet.

Seksueel bevrijd

Conservator westerse drukwerken Kasper van Ommen noemt het ‘een even zeldzaam als vermakelijk inkijkje in de populaire cultuur van de zeventiende eeuw. Met dit boekje in de hand zie je voor je hoe jongens en meisjes zich destijds vermaakten op lange winterse avonden zonder Netflix.’Nederlanders waren voor de zeventiende eeuw behoorlijk seksueel bevrijd. De gemiddelde huwelijksleeftijd was 25, dus er was veel tijd om te daten. Jongens en meisjes gingen samen op stap en hielden feestjes, waarbij dit boekje ook gebruikt zal zijn. De jongen leest bijvoorbeeld:

Ick let daer op ghy weet niet hoe
Dat ’k voor mijn winst niet veel en doe
Maer kuyeren soetjes langs de straets
En praetjes houden met de maets.

Waarna het meisje antwoordt:
Ick hoop te krijgen noch een man
Die fraey en neerstigh wercken kan.
Ick heb seer garen aen de broeck
Doch ’t wercken ick niet veel en soeck.

Foto UB

‘Er staat zoveel als: “Ik wil een man die hard werkt, want dan hoef ikzelf niet zoveel te doen”, zegt Van Ommen in het Leidsch Dagblad.

De populaire dichter Jan Jansz. Starter (1593-1626) schreef de versjes. De uitgever staat er niet bij, maar volgens de UB is er geen twijfel over mogelijk dat Gillis Joosten Saeghman (1619-1704) de uitgever was. Die legde zich toe op populair drukwerk, zoals reisboekjes en volksromans. Voor de afbeeldingen gebruikte Saeghman versleten houtsneden die niet waren bedoeld voor dit boekje. ‘Het zal de pret bij de jongelingen niet gedrukt hebben’, aldus de universiteitsbibliotheek.