Columns & opinie
Screening academici uit risicolanden is discriminerend
De overheid wil dat universiteiten academici uit Rusland, China, Noord-Korea en Iran streng gaan screenen. Dat is discriminerend, ineffectief en een verspilling van belastinggeld, betoogt George Miley.
Gastschrijver
donderdag 23 november 2023
Foto ASML

De overheid wil de Nederlandse universiteiten zonder voorafgaande discussie een nieuw kennisveiligheidsbeleid opleggen. Ik werd op de hoogte gebracht van de situatie via een beleidsnota van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen die onlangs werd verspreid onder het wetenschappelijk personeel van onze afdeling. Dit leidde tot grote onrust onder sommige collega’s.

Kern van het beleid is dat er in de toekomst een discriminerende screening wordt ingevoerd binnen de gehele faculteit wanneer er gasten worden uitgenodigd of collega’s worden aangesteld die in een van vier zogeheten ‘risicolanden’ werken (Rusland, China, Noord-Korea en Iran). Ook bij formele bezoeken van stafleden aan instituten in deze landen wordt een screeningsproces gestart.

Onder druk van hogerhand wordt op alle Nederlandse universiteiten een versie van het Kennisveiligheidsbeleid afgedwongen. Drie ministeries (Economische Zaken, Onderwijs Cultuur en Wetenschap, Justitie en Veiligheid) hebben de handen ineengeslagen om gezamenlijk het landelijk beleid op te zetten en te beheren. Ze hebben al een duur leger ambtenaren aangesteld om het beleid ten uitvoer te brengen, zoals blijkt uit de lancering van een uitgebreid nieuw “Loket kennisveiligheid”.

Rond dezelfde tijd dat de beleidsnota van onze faculteit verscheen, kwam de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen met een position paper waarin ze kritiek uit op het overheidsbeleid en waarschuwde voor de discriminerende aard ervan. Blijkbaar is de regering bezig met het voorbereiden van verdere draconische maatregelen die al zijn vastgelegd in een wetsvoorstel. Dergelijke screeningsprocessen zijn extreem en zelfs in de hoogtijdagen van de Koude Oorlog kwamen ze niet voor op Nederlandse universiteiten.

Potentiële vijanden

Er zijn verschillende principiële redenen om hier bezwaar tegen te maken. Ten eerste is het maken van een lijst met risicolanden discriminerend en impliceert het dat we collega’s uit die landen niet moeten vertrouwen. Nog zorgwekkender is dat dit beleid ertoe kan leiden dat alle medewerkers en studenten met een Chinees of Oost-Aziatisch uiterlijk als verdacht worden beschouwd. Hebben we dan niets geleerd van de toeslagenaffaire als het gaat om onbedoelde discriminatie?

Ten tweede impliceert het bestempelen van landen als risicolanden dat het potentiële vijanden zijn. Het draagt eraan bij dat de wereld zich steeds sneller verdeelt in tegengestelde internationale blokken wat uiteindelijk kan leiden tot een wereldoorlog.

Ten derde is het altijd een kwestie van de politieke smaak van de ministeries welke landen op de lijst met risicolanden worden gezet. Momenteel zijn dat Rusland, China, Noord-Korea en Iran. Maar hoe zit het met Wit-Rusland? En bestempelen we de VS ook als ‘risicoland’ als Donald Trump de presidentsverkiezingen wint in 2024?

Nederland heeft er belang bij dat studenten en wetenschappers uit alle landen ons kunnen bezoeken en ervaren hoe wij leven, in plaats van dat ze als potentiële vijanden worden behandeld. Informele ‘wetenschapsdiplomatie’ tussen academici hielp al vaker om relaties te ontwikkelen en bruggen te slaan tussen landen nog voordat politieke contacten mogelijk waren. Denk bijvoorbeeld aan het Israëlisch-Palestijnse ‘West-Eastern Divan Orchestra’ van de Israëlisch-Argentijnse pianist-dirigent Daniel Barenboim en de Palestijns-Amerikaanse literatuurwetenschapper Edward Said.

‘Zelfs tijdens de Koude Oorlog was screening niet zo extreem’

In mijn eigen vakgebied, astronomie, hebben acties zoals het opzetten van radio-interferometers (met atoomklokken!) tussen de VS en de USSR in de jaren 1960, bezoeken aan China tijdens de Culturele Revolutie en het bewerkstelligen van de toelating van China en Noord-Korea tot de Internationale Astronomische Unie ervoor gezorgd dat er contacten werden gelegd met mensen in deze landen nog voordat er sprake was van enige politieke ‘dooi’. Pogingen om landen op academisch gebied te isoleren werken meestal juist averechts.

Naast het feit dat het discriminatie veroorzaakt op onze universiteit, is het toepassen van een algemeen beleid op de hele faculteit en universiteit op basis van land ook zeer ineffectief. Slechts een heel klein deel van ons onderzoek is geheim. Is het dan niet beter om discriminatie te vermijden door alleen de toegang tot dat kleine aantal gevoelige onderzoeksgebieden te beperken? ‘Risicolanden’ kunnen immers toch gemakkelijk spionnen uit andere landen inhuren om in hun plaats te handelen.

Dure façade

Het opstellen en uitvoeren van kennisveiligheidsbeleid per faculteit en universiteit is dus zonde van de tijd en moeite die beter besteed kunnen worden aan nuttige activiteiten. De kosten van de nieuwe kennisveiligheidsindustrie (mensenuren, middelen en vergaderingen) zijn aanzienlijk en moeten transparant en openbaar worden gemaakt. De uitgaven die nodig zijn voor de verscherpte screening en andere processen die in de voorgestelde nieuwe wet zijn vastgelegd, zullen zelfs nog hoger uitvallen.

Tot slot vraag ik me af of het toeval is dat de huidige lijst van risicolanden precies overeenkomt met die van de landen waarvoor Nederland onlangs exportbeperkingen oplegde aan chipfabrikant ASML, onder zware druk van de Amerikaanse overheid. Ik vermoed dat de kennisveiligheidsindustrie slechts een dure façade is waarmee de regering aan de VS wil laten zien dat Nederland tot hun meest trouwe bondgenoten behoort.

Kortom, het nieuwe beleid is discriminerend, gevaarlijk, ineffectief, bureaucratisch en een aanzienlijke verspilling van middelen die beter besteed zouden kunnen worden aan onderzoek, onderwijs of aan een van de dringende maatschappelijke behoeften. Ik stel dat Nederland ondoordacht en zonder de nodige discussie dit kennisveiligheidsmoeras is ingestapt en ik roep de universiteiten op om zich hiertegen te verzetten.

George Miley is emeritus hoogleraar Astronomie aan de Universiteit Leiden, oud-voorzitter van de Internationale Astronomische Unie en de eerste astronoom die China bezocht aan het einde van de Culturele Revolutie.