Studentenleven
‘Onze viswinkel lijkt soms net een buurthuis’
Sem Haasnoot (commerciële economie, 22) werkt bij Schaap's Vishandel, het bedrijf van zijn familie. ‘De kans dat ik de zaak overneem, wordt steeds groter.’
Lorenzo Gerritsen
donderdag 27 november 2025
Foto Marc de Haan

Waarom heet jullie familiebedrijf niet Haasnoot’s maar Schaap’s Vishandel?
‘Het is een eerbetoon aan meneer Schaap die het in 1938 is gestart. Mijn opa nam het van hem over in de jaren zeventig. Iedereen sprak mijn opa al aan met Schaap, dus hij vond dat wel prima. 
‘Nu is het al vijftien jaar van mijn vader. We werken er met de hele familie. Veel mensen denken dat het zoontje van de baas het makkelijker heeft, maar ze durven meer tegen mij te zeggen dan tegen andere collega’s.
‘De winkel is mijn vaste plek. Mijn broertje staat op woensdag en zaterdag op de markt. Daar verkoop je constant heel veel haring en gebakken vis zoals kibbeling en lekkerbekken. Hier komen mensen echt heen voor zalmfilets of hele vissen, dus je moet meer uitleg geven. We hebben ook meer specialiteiten, zoals glutenvrije kibbeling. We proberen onderscheidend te zijn met biologische zalm.’

Is de concurrentie moordend?
‘Je moet wel opvallen, want op de markt sta je nog met vier andere visboeren. Maar we hebben ook veel vaste klanten: zij houden Schaap’s Vishandel in leven. Veel van hen komen ook om te kletsen. Het voelt als een soort buurthuis hier. In de tijd van mijn opa was het nog drukker. Het is bizar om je voor te stellen, maar op vrijdagmiddag zaten ze dan hierachter te borrelen met vaste klanten.
‘De generatie van mijn opa komt nog steeds langs. Zij komen dan verhalen vertellen over mijn familie, want sommigen hebben hier veertig jaar lang gewerkt. Enkele klanten komen hier al zeventig jaar. Het is bijzonder dat ik dat meekrijg, want ik heb mijn opa en oma niet goed gekend.’

Wil jij de zaak later ook voortzetten?
‘Mijn vader heeft altijd gezegd dat studie en wat ik wil voorgaan. Het is leuk werk, maar ook zwaar. Mijn vader werkt op marktdagen dertien uur per dag. Dus hij gaat om zeven uur de deur uit en is pas om negen uur thuis. Hij maakt bizar lange dagen. Hij zou het alleen heel jammer vinden als hij de winkel moet wegdoen. Dan verdwijnt er in één keer toch een stuk geschiedenis.’
‘Ik moet nog kijken wat ik ga doen. Ik wil sowieso mijn studie afronden. Maar de kans dat ik de zaak overneem, wordt steeds groter. Wat meespeelt is dat de winkel veel emotionele waarde heeft voor mijn vader. Misschien kan ik het samen met mijn broertje doen en dat we dan ook gaan uitbreiden. Het scheelt echt een hoop dat het heel gezellig is, want veel mensen denken bij het werken met vis alleen maar aan viezigheid.’

Ben jij gewend aan de geur dan?
‘Daar wen je natuurlijk aan. Als ik hier eenmaal sta, ruik ik helemaal niks meer. Maar als ik thuiskom, moet ik wel gelijk onder de douche. Ik kan niet met mijn vieze kleren achter mijn bureau gaan zitten. Als ik snel boodschappen doe na het werken, hoor ik soms: “Het stinkt hier naar vis.”’